De natuurlijke hulpbronnen
van de mens.
REISAVONTUREN
in de vorige eeuw
fïFr n voor ieclereen. - Verze-
a jl keringen. - Erfeniszaken.
Aan. Van den Eeckhaut. De
Etting Erondegem, tel Aalst 25191
van Fr. Gerstacker in de vertaling van f Prof. Scharpé
Uitgave van het Davidsfonds.
Wordt voortgezet)*
II. DE PLANTENGROEI.
Na gehandeld te hebben over de
grond, willen we in deze bijdrage een
blik werpen op de ons onmgevende
plantengroei, die veel ouder is dan de
mens. De plantensoorten bestaan ten
minste reeds honderdduizend jaar.
De verschijning van de mens bete
kende voor het plantenrijk in bepaal
de gevallen een ramp, waarvan de ge
volgen nog niet allemaal kunnen wor
den voorzien.
Het dienstbaar maken van planten
en dieren kwam ongeveer zesduizend
jaar geleden in het Nabije Oosten tot
stand. Van af dat tijdstip zijn de lan
delijke gemeenschappen onstaan die
in de bestaande omgeving een ware
omwenteling hebben teweeggebracht
Vooral het landschap onderging hier
bij een totale ommekeer, zodanig
zelfs dat wij ons nog maar moeilijk
kunnen voorstellen hoe het er oor
spronkelijk heeft uitgezien. In Europa
blijven nog slechts een paar oor
spronkelijke woudgebieden over.
Het zwervende herdersbestaan is
wel de primitiefste vorm van land
bouw. Hierbij wordt de natuurlijke
humus bebouwd tot hij helemaal uit
geput is. Na elk bebouwingsstadium
ontstaat er een nieuwe plantengroei
op een verarmde bodem. In Midden-
Afrika heeft men 20 tot 30 jaar oude
woeste bosgrond nodig om een grond
weer bebouwbaar te maken. In Iran
vergt het vijftig jaar. Volgens het
stelsel van de rondreizende bebou
wing nog steeds in voege in Mid-
den-Afrika is er één hectare nodig
om vijf bewoners van voedsel te
voorzien. Tien miljoen Kongolezen
hebben een oppervlakte nodig die ge
lijk is aan zesmaal de oppervlakte
van België. De Afrikaanse savannen
kunnen slechts 10 tot 20 dieten per
vierkante km in leven houden on
metelijke oppervlakten zijn dan ook
herdersgebied geworden.
Dat staat gelijk met een verschrik
kelijke achteruitgang van de wouden.
Het zwervende herdersbestaan is vij
and van al wat boom is. Overal waar
dit systeem ingang vond valt er een
algemene ontbossing waar te nemen.
Dit was het geval in de Kempen en
Vlaanderen sinds de Middeleeuwen,
in Rwanda en Urundi en in het Mid
dellandse Zeebekken. De instandhou
ding van de bodem heeft hieronder
zwaar geleden. In het Westen hebben
de heidegronden, gelegen als zij wa
ren in de streken waar de natuur,
tengevolge de bevolkingsdruk, de
haar berokkende schade niet heeft
kunnen herstellen, aanleiding gege
ven tot het ontstaan van de onvrucht
bare podzolgronden. In de Afrikaanse
tropen heeft de omvorming tot gras
vlakten de zo genaamde rode gron
den doen ontstaan. En de erosie op
schuine hellingen gaat honderd- tot
duizendmaal vlugger waar de gras-
laag wegevreten is.
De aan een vaste woonplaats ge
bonden landbouw betekende een
daadwerkelijke vooruitgang in verge
lijking met de nomadenlandbouw. Het
leidde tot een stelsel van gronden-
verdeling, dat gekenmerkt was door
het veld, de weidegrond en het bos.
Dit stelsel heeft in West-Europa een
zeker evenwicht bereikt, waarbij de
regels van de instandhouding der
gronden niet werden miskend. De
sterkse waarborg voor dit behoud was
ongetwijfeld de verpersoonlijking van
de grond in de vorm van grondeigen
dom. De boeren uit het Ancien Régi
me kenden de gewone bemesting, de
bemesting met mergel, zij zorgden
voor de bevloeiïng van de hooiwei-
den, zij troffen maatregelen om de
erosie te keer te gaan (ondersteuning
met aarden wallen, bezaaiing met
gras van de hellingen, enz). Zo nam
het gebruik van onbebouwde bosgron
den af. Dit was dan het eindpunt van
de ontwikkeling van de landbouw aan
de vooravond van de industriële om
wenteling.
Het bos maakte in deze periode een
noodzakelijk bestanddeel uit van de
landbouw. Men haalt er de humus,
de verdorde bladeren voor allerhan
de strooisel, men hakt er kreupelhout.
De bosbouw is dikwijls aan buiten
matige rechten van vruchtgebruik
(houthak) onderworpen, misbruiken
die in sommige gewesten leiden tot
de verdwijning van de bossen. Deze
verdwijning wordt ook in de hand ge
werkt door bepaalde nijverheden
(erts glasstokerij) die voor hun
behoeften afhangen van het woud.
Daar zij hout nodig hebben zijn ze tot
een rondreizend bestaan gedoemd.
En zo komen we aan het tijdperk
van de intensieve landbouw (de voor
gaande was extensief) dat een aan
vang nam met het in gebruik nemen
van kunstmeststoffen. Dit leidde tot
een verhoging van de opbrengst, tot
een vermindering van de bebouwde
oppervlakten en zo tot herbebossing.
In Frankrijk werd van wal gestoken
met de herbebossing van de Landes
door middel van pijnbomen. Maar het
hoofdzakelijk gebruiken van naaldbo
men werpt problemen op. Veroorzaakt
het geen vermindering van de bodem
reserves aan water Brengt het geen
vermenigvuldiging van parasieten te
weeg Het wild bevolkt opnieuw.de
wouden in Duitsland is het vertien
voudigd. Maar de bescherming ervan
stuit op heel wat onbegrip.
Aan onze tijd is de rol beschoren
om een ordening van de wilde natuur
tot stand te brengen die met de wet
ten van de ecologie (studie van de
omgeving noodzakelijk voor plant en
dier) terdege rekening houdt. Al met
al is het nog Europa dat het even
wichtigste type van intensieve land
bouw heeft weten te beoefenen, en
meeste harmonisch in het landschap
het is ook ons werelddeel dat de
ingebouwde bossen heeft. In de Ar
dennen, in Duitsland en elders, be
halve in het bekken van de Middel
landse zee, is er geen versnelde ero
sie ingetreden, wat niet het geval is
geweest in andere delen van de we
reld (Noord-Amerika, Noord-Afrika,
Vietnam, Brazilië, Madagascar, Mar
tinique, enz.) waar de erosie en de
ontbossing in de landschappen duur
zame en diepe sporen hebben achter
gelaten.
32.
Mahlhuber keek verbluft om, toen
hem te binnen schoot dat hijzelf die
naam opgegeven had en hij werd rood
in zijn gezicht. Onder haastige dank
wendde hij zich om en betaalde zijn
drank en vertrok toen zelf, maar niet
meer in zo'n gemoedelijke stemming
als bij zijn aankomen, terug naar
Lichtenfels.
DE VLUCHT
De trein kwam aan om twee, hij
had dus nog nagenoeg drie uur tijd,
en nu eerst besefte hij aan welk een
gevaar hij zich moedwillig blootge
steld had. Moedwillig Wat hadden
ze hem toch kunnen doen, als hij aan
de jonge mannen verklaard had dat
hij Mahlhuber was, en hoe heel de
zaak ineenzat
't Was immers zo erg niet, wat hij
gedaan had, een ander zou het voor
zeker ook gedaan hebben, maar met
zulke driftkoppen, men kan toch nooit
weten
Hij zuchtte diep, de mooie wande
ling was nu vergald. En moesten die
twee heren nog vóór zijn vertrek te
rug te Lichtenfels aankomen, dan,
dan, wat er dan te gebeuren stond,
het was beter er maar niet aan te
denken, 't Was meer lopen dan gaan,
wat de arme Handelsconsul deed, in
de brandende hitte, alsof hij door zijn
haast het vertrek van de trein had
kunnen vervroegen.
Eindelijk was hij te Lichtenfels te
rug afgetobd, in het zweet afge
beuld en anderhalf uur te vroeg. Lang
voor de trein gemeld werd, had hij
door een pakdrager zijn reiskaartje
laten halen om toch maar met nie
mand zelf nog in aanraking te moeten
komen. Wat al leugens had die eer
ste waarheidschennis ten gevolge ge
had in welk een warnet zat hij, eer
lijke, simpele kleinstadsburger ver
strikt Hij was beschaamd voor zijn
eigen Lodewijksridderkruis.
Ga van het spoor, waarde
heer Handelsconsul, zegde de gen
darm, hem vriendelijk op de schou
der kloppend, ginder in de verte
kunt ge de rook al zien van de trein
O, dank u, stamelde de Han
delsconsul, nietwaar, hij blijft maar
een ogenblik staan?
Vijf minuten ongeveer.
Vijf minuten De postkoets moest
intussentijd eens aankomen
Het reisgoed van mejuffer uw
nicht is zeker ook al ingeschreven
Van mijn nicht steende de
arme.
Och, dat is zeker al in orde,
ik heb het haar aan de pakmeester
zien afgeven.
De Handelsconsul zonk haast door
de grond. Zijn nicht dat ellendig
schepsel, was daar weer, zou waar
lijk dezelfde trein nemen moest ie
dereen op de duur wel niet geloven
dat het afgesproken spel was Ach
moest de koets nu aankomen De
enige uitweg was op te leggen voor
een biljet eerste klas de eerste-klas-
wagens waren gewoonlijk, naar hij al
gemerkt had, weinig bezet. Hij zou
in een hoekje kruipen, en ongezien zo
naar huis terugreizen. Gedacht, ge
daan. Maar hij was nauwelijks klaar
met zijn opleggen, toen de trein al
binnenholde, en stopte op hetzelfde
ogenblik toette de posthoorn achter
de restauratie.
Het schemerde hem voor de ogen.
Zonder nog op of om te kijken schoof
hij het hoofd vooruit, in zijn mantel
gedoffeld, met valies, regenscherm
en stok tot bij de conducteur, die af
sprong, om zijn plaats te vragen.
Tot waar
Burgkundstadt.
Stap hier maar in sprak de
man zeer beleefd, hier is plaats ge
noeg
Goeie reis, meneer de Han
delsconsul groette de gendarm, en
een ogenblik later zat Mahlhuber, de
dood in het hart, in een hoekje van
de ledige wagen, en telde de minu
ten voor het vertrek.
Buiten op het perron, hoorde hij
stemmen.
Vlug, heren riep de con
ducteur, we zijn al over de tijd.
In deze wagen hier zit meneer
de Handelsconsul, hoorde hij met
een de hulpvaardige gendarm zeggen;
zijn bloed stokte. De deur werd open
gerukt, en een jonge man sprong
binnen. De lokomotief floot, er viel
niet meer te treuzelen, hij draaide
zich om in de deur, om een valies aan
te pakken en een dame te helpen op
stappen. De deur werd toegeflapt.
Kaartjes, heren zegde de
conducteur, de lokomotief begon te
stampen, de trein vertrok.