Nogmaals de Index.
Weekblad
De toestand van de landbouw
in Europa.
Voor en door de Landbouwers
Arbeid adelt
AALSf 23 MEI 1964
Verschijnt iedere zaterdag
43ste JAARGANG Nr 2129
S3 «heer Zeebergkaai 5, Aalst
Tel. (053) 242.67
Voor de Ontwikkeling en de
^landsverdediging van de Landbouwers
Uitgegeven door de
Landbouwersvereniging
REDT U ZELVEN
Nr 14.25.93.
O. CAUDRON.
(Zie vervolg onderaan hierneven).
Z e vervolg 2' bladz. 1' kolcm
De Koornbloem
Abonnementsprijs 120 fr. jeers
Men kan zich abonneren op de
postkantoren en bij de briefdragers.
Postcheckr. S. M. Redt U 7,elven
Handelsregister Aalst Nr 145.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zfjn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden
Hoe men in hogere kringen de toe
stand van de landbouw in Europa ont
leedt. Wij geven dit zonder verder
kommentaar omdat wij de boeren zelf
willen laten oordelen over de manier
waarop de leidende organismen de
toestanden bezien.
In een onlangs verschenen verslag
van de Economische Commissie voor
Europa van de Verenigde Naties wordt
een overzicht gegeven van de toe
stand waarin de Europese landbouw
zich bevond in 1963 en van de moge
lijke vooruitzichten voor dit jaar.
1963 is een voor de landbouw on
der alle opzichten abnormaal jaar ge
weest, dit tengevolge van de weer
kundige en economische omstandig
heden. Dat in eenzelfde jaar alle lan
den van Europa te lijden hadden on
der slechte weersomstandigheden is
een feit dat zich slechts zelden voor
doet. Anderzijds is het eveneens uit
zonderlijk dat die slechte weersom
standigheden de voortbrengst, glo
baal genomen, niet katastrofaal naar
omlaag gedreven hebben. In de mees
te landen werd de voortbrengst niet
gevoelig geschaad, in andere landen
lag ze zelfs hoger. Dit moet zonder
twijfel toegeschreven worden aan de
technische verbetering van de land
bouw gedurende de laatste jaren.
In de graansektor had het koren
overal te lijden onder de slechte
weersomstandigheden, maar toch lag
de voortbrengst slechts lichtjes on
der deze van het voorgaande jaar.
Men heeft dan ook slechts in gerin
ge mate beroep hoeven te doen op in
voer (Rusland uitgezonderd), want er
waren nog grote stocks voorhanden
en het graan bestemd voor de voe
ding heeft men gedeeltelijk kunnen
aanvullen met andere graangewassen
Rusland heeft echter beroep moeten
doen op een massale invoer, wat voor
gevolg had dat in de andere landen
van Oost-Europa de invoer moeilijkhe
den ondervond de Russen maaiden
hen het koren onder de voeten weg.
In de vleessektor zijn de prijzen en
de bevoorrading stabiel gebleven, dit
tengevolge van verschillende oorza
ken, namelijk tengevolge van de ver
mindering van de veestapel geduren
de de voorgaande winter bij gebrek
aan voldoende voeder en de hoge
prijzen die er moesten voor betaald
worden. De vermindering van de vee
stapel had voor gevolg dat de vraag
naar varkensvlees vermeerderde,
waardoor de daling der prijzen voor
dit soort vlees in 1962 veranderde in
een stijging in 1963. Voor 1964 ver
wacht men dat de prijzen in de vlees
sektor vast zullen blijven en misschien
wel lichtjes zullen stijgen.
Wat het gevogelte betreft had men
vooral af te rekenen met politieke
moeilijkheden. Dank zij de stijging van
de voortbrengst tengevolge van nieu
we kweektechnieken ontstonden er
spanningen op nationaal en interna
tionaal gebied een afdoende oplos
sing kon er nog niet voor gevonden
worden.
Wat de melksektor betreft, had men
de voorgaande jaren vooral af te re
kenen met overschotten. In 1963 was
dit niet meer het geval. Het teveel
aan boter veranderde in een betrek
kelijk tekort. Dit moet niet in de eer
ste plaats toegeschreven worden aan
de strenge winter 1962-63, maar
waarschijnlijk wel aan het feit dat de
landbouwers gehoor hebben gegeven
aan de veelvuldig gegeven raad meer
vlees en minder melk voort te bren
gen. Anderzijds vermeerderde de
vraag naar boter en kaas. Dank zij dit
alles werden de prijzen gunstig beïn
vloed, maar deze prijzen zouden weer
een verhoging van de voortbrengst
als gevolg kunnen hebben. Het is dus
nog te vroeg om vast te stellen of de
kentering van 1963 al dan niet besten
dig zal blijven.
In de sektor van de eieren onder
ging de uitvoer over het algemeen
een gevoelige vermindering als ge
volg van de daling der prijzen, zodat
de voortbrengers het aantal leghen
nen verminderden.
Bij slot van rekening heeft men dus
kunnen vaststellen dat de toestand
van de Europese landbouw niet ver
slechterd is gedurende 1963. Er was
integendeel een lichte verbetering
waar te nemen. In de meeste landen
Onze lezers moeten bij deze titel
nu niet gaan denken dat wij een stok
paardje gevonden hebben in de index,
dat wij maar al te graag berijden.
Wanneer wij er reeds meermaals over
gesproken hebben dan deden we dat
omdat hij voor vele mensen (ook voor
de loontrekkenden trouwens) van le
vensbelang is voor hun inkomsten en
uitgaven maar dat ook de landbouwers
er rechtstreeks bij betrokken zijn in
deze zin dat vooral onze Minister van
Ekonomische Zaken hem gebruikt als
een wapen tegen een maatschappe
lijke stand waarvan hij, politiek ge
zien, weinig te verwachten heeft voor
zijn partij en zich dan ook niet
schroomt deze stand bij de beharti
ging van de algemene belangen vol
komen links te laten liggen.
Om maar iets te vermelden over
de beschouwingen die wij eraan ge
wijd hebben, verwijzen we naar de
gevatte bemerkingen van onze be
stuurder in zijn verslag voor de be
heerraad van Redt U Zeiven op de
jaarvergadering van 31 maart 1963 en
op een artikel in onze krant van 2 no
vember 1963. In dit laatste artikel had
den wij gemeend een juichkreet te
mogen aanheffen omdat ons Ministe
rie van Ekonomische Zaken zich toen
voorgenomen had zich bezig te hou
den met het onderzoek van het ge
zinsbudget en in uitzicht gesteld werd
dat de bevoegde diensten de prijzen
zouden opnemen van 310 verbruiks-
artikelen zodat verwacht mocht wor
den dat op een dergelijke basis een
nieuwe index zou worden uitgewerkt
die een nauwkeuriger weerspiegeling
zou zijn van de levensduurte in ons
land.
De ervaring heeft ons geleerd dat
we in deze zaken onze verwachtin
gen niet te hoog mogen stellen. Wij
leven in het land van het rniddeima-
tisme waar gedurfde oplossingen
voor nijpende problemen liefst om
zeild worden en men alles zoveel mo
gelijk bij het oude laat ook dan wan-
van West-Europa is men zich het lot
van de landbouwers actief gaan aan
trekken. We menen dan ook dat de
landbouw over zijn dieptepunt heen
is, en dat de verbetering, die in 1963
een aanvang nam, zich verder zal vol
trekken.
neer men voorgeeft zeer vooruitstre
vend te zijn.
Inzake de index ging men de stier
bij de horens vatten maar nu blijkt het
dat men bang geworden is voor die
stier en hem liefst uit de weg gaat.
Dit doet ons denken aan een vers van
de Latijnse dichter Horatius die zegt
dat de bergen gebaard hebben en
dat ze, och arme, een muisje hebben
gebaard.
Wij maken deze bittere bedenkin
gen naar aanleiding van het feit dat
zeer onlangs de eerste-minister en de
minister van ekonomische zaken
(men mag ze nu wel de travaillis-
ten noemen, naar het voorbeeld van
de Engelse Labourpartij) een onder
houd hebben gehad met afvaardigin
gen van het ACV en het ABVV (chris-
tene en socialistische arbeiders)
waar een ontwerp van nieuwe index
der kleinhandelsprijzen zou zijn voor
gelegd. De Regering is hiertoe ver
plicht geweest omdat noch de vak
bonden. noch de Bond der Grote Ge
zinnen (met in Vlaanderen alleen
meer dan 250.000 gezinnen) nog lan
ger vrede kunnen nemen met de hui
dige indexpoiitiek.
De Regering is dus gedwongen ge
weest om het onweer te bezweren en
met overhaasting te werk gegaan.
Dit kan dan gedeeltelijk verklaren
waarom ze voorstelt in plaats van de
65 produkten van de huidige index er
voortaan 78 in op te nemen. Een ma
ger beestje in vergelijking met de
310 verbruiksartikelen die in oktober
van verleden jaar beloofd werden.
Hebben de heren werkelijk geen tijd
gehad om die lijst sedert verleden
jaar wat ernstiger uit te breiden
Moeten ze, zoals de meikevers, op
hun pootjes worden geduwd vooral
eer ze willen vooruitgaan Laat ze
dan in het vervolg niet zo hoog meer
van de toren blazen voor de goege
meente.
Inmiddels herhalen wij hier nog
maals ons verwijt dat men aan de
voedingsmiddelen een te grote plaats
inruimt op onze index en dat men
geen rekening wil houden met heel
wat belangrijker uitgaven die het ge
zinshoofd moet doen. Schijnbaar
heeft men hieraan in uiterst geringe