200/250 kg BELNITRAL 26 N
De verplichte ziekteverzekering
voor zelfstandigen.
Mededeling aan de Pers.
MEI IN UW WEI.
Het heeft geregend
Strooi nu
met 13 °/0 nitrische stikstof
op grasland en het wordt weer
DE KOORNBLOEM - 29 oogst 1964
(Vervolg van le bladzijde)
Vraagt
overal
Jos.
BAETEN
Kwaliteitsmerk
Het is een raad van
(COBELAZ)
2
het rust- en overlevingspensioen voor
zelfstandigen.
Laat ons nu een en ander zeggen
over het bijberoep.
Opdat een zelfstandige bedrijvig
heid als bijkomend zou beschouwd
worden, moeten volgende voorwaar
den vervuld zijn
1. De betrokkene moet, gedurende
het jaar voor hetwelk de bijdrage ver
schuldigd is, naast de zelfstandige
aktiviteit gewoonlijk en hoofdzakelijk
een aktiviteit uitoefenen die aanlei
ding geeft tot onderworpenheid aan
een ander wettelijk pensioenstelsel
(plus minus 8 maanden)
2. De inkomsten als zelfstandige
moeten voor het voorlaatste fiskaal
dienstjaar tegelijk lager zijn dan
30.000 F en lager dan de inkomsten
verwezenlijkt door de andere aktivi
teit.
Voor het toepassingsgebied wordt
in beginsel, geen onderscheid ge
maakt of de beroepsbezigheid als zelf
standige hoofdzakelijk of bijkomstig
is. Nochtans wordt in de bijdrage een
onderscheid gemaakt voor de bijko
mende bezigheid als zelfstandigen.
De personen die hun bezigheden
staken, maar dan volledig, omwille
van ziekte of invaliditeit en die op het
ogenblik van stopzetting een werkon
bekwaamheid hebben van ten minste
66 kunnen langs hun pensioenkas
de gelijkstelling van ziekteperioden
aanvragen met periode nvan werkelij
ke arbeid. Zo de gelijkstelling door de
Rijksdienst voor de pensioenen der
zelfstandigen wordt toegekend, zijn
deze personen ook gerechtigd op de
uitkeringen van de ziekteverzekering.
De personen ten laste zijn de vol
gende de echtgenote-huishoudster, de
echtgenoot die werkonbekwaam is,
de kinderen en opgaande bloedver
wanten (ouders, grootouders, schoon
ouders) van de personen waarop de
wet van toepassing is.
Daarbij komen nog a) de kinderen-
helpers van 14 tot 20 jaar b) de we
zen van vader en moeder die kinder
bijslag ontvangen.
Hoe is het nu gelegen met perso
nen die op dit ogenblik reeds gepen
sioneerd zijn
Veronderstellen wij eerst dat deze
gepensioneerden geen beroepsaktivi-
teit meer uitoefenen.
Voor de zelfstandigen en weduwen
die de pensioenleeftijd bereikt hebben
dient een onderscheid te worden ge
maakt.
Zelfstandigen en weduwen die een
pensioen ontvangen dat overeenstemt
met ten minste een derde van de be
roepsloopbaan hebben een recht op
uitkering zonder dat ze bijdragen be
talen. Het gaat hier om de zelfstan
digen die vanwege de Rijksdienst voor
de Pensioenen op de normale pensi
oensleeftijd een jaargeld toegekend
kregen van ten minste: 8000 F als ge
huwde of 5.333 F als alleenstaande
of weduwe.
De zelfstandigen en weduwen die
geen pensioen ontvangen dat overeen
stemt met één derde van de loopbaan,
doch ten minste één jaar aktiviteit als
zelfstandige kunnen bewijzen, zijn
niet verplicht een bijdrage te betalen
indien zij geen beroepsaktiviteit uit
oefenen. Zij kunnen een recht op uit
kering verwerven, indien zij een bij
drage storten van 30 F of 20 F per
maand, naargelang een persoon ten
laste is of zij alleen staan. Dat is het
geval van vele bejaarde zelfstandigen
aan wie het pensioen geweigerd werd
wegens te hoge bestaansmiddelen of
die het nooit aangevraagd hebben.
Indien het gaat over gepensioneer
den die nog een beroepsaktiviteit uit
voeren dient men een onderscheid te
maken tussen volgende kategorieën
Als het bedrijfsinkomen lager ligt dan
12.500 F moeten zij niets betalen. Zij
kunnen echter ook uitkeringen verkrij
gen mits een maandelijkse storting
van 30 F met een persoon ten laste
of 20 F als zij alleen staan.
Ligt het bedrijfsinkomen van deze
gepensioneerden tussen 12.500 en
30.000 F dan is men verplicht 100 F
per trimester te betalen en bekomt
men recht op uitkeringen.
Ligt hun bedrijfsinkomen hoger dan
30.000 F dan betaalt men 315, 345,
375 of 405 F per trimester, volgens de
inkomsten juist zoals de hoofdberoe
pen.
Ten slotte zijn er de zelfstandigen
die niet verplicht waren voor een pen
sioen te storten omdat zij op 4 januari
1957 ouder waren dan 65 jaar voor de
mannen of 60 jaar voor de vrouwen
en nu nog een aktiviteit uitoefenen.
Zij moeten geen bijdragen voor de
ziekteverzekering betalen doch zij
verwerven eveneens het recht op uit
kering mits een maandelijkse storting
van 30 of 20 F.
De wezen van vader en moeder zijn
geen bijdragen verschuldigd zolang
zij kinderbijslagen ontvangen.
Voor kinderen-helpers tussen 14 en
20 jaar moet een bijdrage gestort wor
den van 50 F per maand. Zij moet be
taald worden gedurende de maand die
volgt op die waarvoor zij verschuldigd
is, zoniet wordt het kind als rechtheb
bende geschrapt. Het kan maar op
nieuw ingeschreven worden, na het
inlopen van de achterstallige bijdra
gen.
Wij vestigen de bijzondere aandacht
van onze lezers op dit laatste omdat
onze boeren meestal die kinderen als
helpers hebben, tenzij ze bijv. nog
zouden studeren wat ook wel zal voor
komen.
Ter gelegenheid van het verschij
nen van het 200e nummer van dit
maandblad, is het hoofdartikel van
Landeigendom van augustus 1964
gewijd aan beschouwingen over de
oorsprong en de evolutie van de In
stelling.
De heer G. SIMON, Directeur-Gene
raal, herinnert eraan dat in de tijd van
de oprichting van de Nationale Maat
schappij ons land een zware econo
mische crisis doormaakte die sinds ja
ren aanhield en alle landen trof de
werkloosheid van 200 a 300.000 arbei
ders woog zwaar op de openbare en
private financiën.
De Nationale Maatschappij voor de
Kleine Landeigendom is op haar tijd
gekomen wanneer de evolutie van de
gedachten en de toestanden haar op
richting dringend noodzakelijk maak
ten. Zo de kleine landeigendom sedert
I935 gegroeid is dient het ook erkend
dat hij zich thans enigszins anders
voordoet. Er zijn evenwel constanten
in de evolutie van de Kleine Landei
gendom; één van deze constanten is
de plattelandszorg.
Andere constanten in de evolutie
van de Nationale Maatschappij betref
fen de actiemiddelen die aangewend
worden om zohaast mogelijk nieuw le
ven te brengen op het platteland. Er
is daar vooreerst het element land
bouw dat door het begrip land in
de naam zelf van de Kleine Landeigen
dom voorkomt.
Eerst hoopte men dank zij de pro-
ductiefmaking van woeste gronden of
gronden met onvoldoende rendement,
nieuwe vestigingsmogelijkheden te
scheppen op het platteland; ander
zijds zou de aanmoediging van de
«volkstuinen» en de «kleinlandbouw»
de minvermogende niet-landbouwers
op het platteland aanvullende inkoms
ten moeten verschaffen.
Het landbouwkarakter van de Klei
ne Landeigendom is. nog aanzienlijk
toegenomen door zijn activiteit op ge
bied van ruilverkaveling uit kracht
van de wet van landeigendommen
(wet van 25 juni 1956) met de bijko
mende cultuurtechnische werken; de
Nationale Maatschappij zal trouwens
een grondreserve moeten aanleggen
om de ruilverkavelingsverrichtingen
te vergemakkelijken.
Een andere voorname constante is
wel de sociale huisvesting op het
platteland.
De groepsbouw van kleine landei
gendommen in de landgemeenten met
de nodige bestrating en openbare
nutsvoorzieningen betekent een recht
streekse bijdrage tot de aanleg en de
inrichting van die gemeente. De evolu
tie gaat trouwens van de statische
plannen van aanleg naar de concrete
ontwikkelingsprogramma's.
Ook op landbouwgebied zal de Klei
ne Landeigendom met zijn ondervin
ding op het stuk van de nieuwbouw en
de verbetering van boerderijgebou
wen, en in zake grondaanwinning en
kredietverleningen, actief kunnen
deelnemen aan de verbetering van de
agrarische structuur.
De auteur besluit, zoals hij reeds
vaak gedaan heeft in dit Maandblad,
met te wijzen op het veelzijdig karak
ter van de activiteit van de Nationale
Maatschappij, die bedrijvig is o.m. op
het gebied van de grondactiviteit, de
bouw- en cultuurtechnische werken,
de technische hulp, de voorlichting, de
propaganda, enz. Deze veelzijdigheid
moet de Kleine Landeigendom in de
gelegenheid stellen in de toekomst
zoals in het verleden, naar best ver
mogen, bij te dragen tot de economi
sche en sociale opbeuring van het
platteland.
Jh. Baeteo
■aaltert