KERSTNACHT.
Het gebeurde op een
26 dec. 1964
NOVELLE
DE K.OC R sfSLOEM
a 3
Nergens ter wereld bestonden er
gelukkiger mensen dan in het een
voudige arbeidersgezin Sanders. Pol,
de vader, een knappe werkman, ten
zeerste gewaardeerd in de fabriek
waar hij werkte, om zijn kunde, zijn
onveranderlijk goed humeur en zijn
nauwgezetheid. Zijn vrouw, een goe
de, trouwe echtgenote en een voor
beeldige moeder.
Ze hadden vier kinderen, waarvan
het oudste, Liesje, de trots was van
het gezin steeds de eerste van haar
klas en thuis, ofschoon ze nog maar
twaaff jaar oud was, zou ze de voe
ten van onder haar lijf gelopen heb
ben om boodschappen te doen en op
alle mogelijke wijzen dienst te bewij
zen. Anneke, haar jongere zuster, was
tien jaar oud, en daarop volgden nog
twee zoete duivels Eric, acht, en
Jefke, zes jaar oud.
Pilaarbijters waren man en vrouw
Sanders niet, maar ze vervulden hun
voornaamste godsdienstige plichten:
Mis en Paaskommunie, waarbij nog
de gewoonte om ter gelegenheid van
Kerstdag de middernachtmis bij te
wonen.
En plots kwam er brutaal een einde
aan al dat schoon geluk. Op zekere
dag kwam Pol niet naar huis. Na ge
nomen inlichtingen vernam Pol's
vrouw dat haar man niet te zien was
geweest in de fabriek. Ook de vol
gende dag bleef Pol weg. Eerst werd
gedacht aan een ongeval, maar het
duurde geen vierentwintig uur of
iedereen in de gemeente wist dat een
bekende lichtekooi, die reeds meer
dan één gezin ontwricht had, Pol San
ders had weten te verleiden. En nu
was hij weg met die slet naar een
onbekende bestemming, die acht da
gen nadien door iedereen gekend
was.
Nu kwamen er sombere weken en
maanden voor het gezin. Tengevolge
van het heengaan van haar man be
gon er voor vrouw Sanders, die zich
vroeger uitsluitend met haar huishou
den en de opvoeding van haar kinde
ren had beziggehouden, een gans
nieuw leven. Ze zag zich verplicht
buitenshuis een broodwinning te zoe
ken en zo werd de opvoeding van
haar kroost verwaarloosd.
Tengevolge van al die tegenslagen
werd ze soms gans moedeloos. En
wat nog erger was, ze was een ver
bitterd mens geworden. Ze werd nors
en korzelig. Ze was kwaad op ieder
een en niet het minst op Onze Lieve
Heer, die deze ramp niet had weten
te beletten. Toen iemand haar vertel
de dat de vrouw die haar man verleid
had, hem enkele dagen geleden in de
steek had gelaten, kreeg haar gelaat
een woeste uitdrukking.
Hij heeft slechts wat hij ver
diend heeft. Maar bij mij komt hij
nooit weer terug. Hetgeen hij mij en
mijn kinderen heeft aangedaan, ver
geef ik hem nooit.
Alleen Liesje wanhoopte niet. Ze
was samen met enkele vriendinnetjes
een groot offensief begonnen, een of
fensief van gebeden.
Pol was intussentijd weer op de
fabriek gaan werken, maar hij was
een andere man geworden. Op zijn
wezen lag de uitdrukking van spijt en
schaamte. Gelukkig had hij een on
derkomen gevonden bij zijn broeder
die langs de andere kant van de stad
woonde.
Kerstdag naderde. De repetities in
voorbereiding tot de Kerstviering wa
ren begonnen. Op een avond komt
Liesje opgewonden het huis binnen
gestormd.
Moesje, riep ze, ik mag de solo
zingen van het kerstlied dat gedu
rende de nachtmis zal gezongen wor
den. Ge komt toch mee, niet waar?
Het is Susa Ninna het lied dat
ge toch zo gaarne hoort!
En vooraleer de moeder iets kon
zeggen begon Liesje te zingen. He
mel Wat was me dat mooi En wat
had Liesjes stem iets engelachtigs!
De tranen kwamen in moeders ogen,
en het kostte Liesje geen moeite om
haar te doen beloven dat ze haar
dochtertje naar de middernachtsmis
zou vergezellen. Het vooruitzicht dat
al die mensen ademloos zouden
staan luisteren naar de zilveren stem
van haar kind, streelde haar moeder
lijke trots.
Het werd Kerstavond. In afwachting
van de middernachtmis zaten moe
der en kinderen thuis rond het kerst
stalletje. Men zong de kerstliederen
die men op school had aangeleerd.
De vorige jaren was het vader ge
weest die dan enkele mooie sprook
jes vertelde. Een ervan had Liesje
nog goed onthouden: 't sprookje van
het blinde herderinnetje, en zo graag
zou ze het weer gehoord hebben.
Toe, Moesje, vertel jij nu eens
van het blinde herderinnetje....
Moeder aarzelde maar ten slotte
verzamelde zij haar gedachten, en be
gon te vertellen
Toen de herders op weg gingen
naar het stalletje waar Jezus gebo
ren werd, was er één herder die niet
meeging. Die herder had een doch
tertje dat blind geworden was tenge
volge van een ongeval. De ouders wa
ren hierover zeer bedroefd. Nu her
innerde zich de herder de woorden
van de Profeet in verband met de
komst van de Messias Blinden
zien, kreupelen gaan, melaatsen wor
den gereinigd en doven horen, doden
verrijzen en aan schamele lieden
wordt het Evangelie verkondigd.
De herder dacht als ik met mijn
dochtertje naar de stal ga waar de
Verlosser geboren is, zal ik Hem vra
gen dat hij de blinde ogen van mijn
kind genezen zou en wanneer dat ge
schiedt zullen wij hem beloven dat
wij steeds Zijn getrouwe volgelingen
zullen zijn.
Daarom ging de herder eerst
naar zijn huis waar hij aan vrouw en
kind vertelde wat de engel had ver
kondigd. Onmiddellijk stonden ze op
en samen gingen ze naar de stal
waar Jezus geboren was. Daar geko
men vielen ze voor de kribbe neer.
De moeder van het blinde herderin
netje snikte haar leed uit aan het hart
van de moeder van Jezus. En Maria
bracht het blinde meisje tot bij de
kribbe; ze nam Jezus' handjes in de
hare en raakte hiermede de ogen van
het blinde kind. Nauwelijks was dit
geschied of het meisje kon een luide
kreet niet onderdrukken. Ik zie, ik
zie! riep het uit. Heb dank, lief
ste kindeke. Ik wil U beminnen, en
ik wil U volgen waar ge ook gaat; ik
wil Uw lof verkondigen onder de men
sen.
En inderdaad, toen Jezus zijn
openbaar leven begon, behoorde zij
tot de groep heilige vrouwen die Hem
volgden. En toen de Zaligmaker ter
dood veroordeeld was, stond zij langs
de weg die naar Kalvarië leidde en
toen zij zag dat Zijn gelaat met bloe
dig zweet bedekt was, is zij Hem te
gemoet gegaan, heeft een doek te
voorschijn gehaald en hiermede het
heilig aanschijn van de goddelijke
Zaligmaker afgedroogd. De naam van
die vrouw is u bekend. Ze heette Ve
ronica. En om ze te bedanken drukte
Jezus zijn heilige gelaatstrekken in
het doek.
Met open mond hadden de kinde
ren zitten luisteren; alleen het jong
ste was in slaap gevallen. Toen het
elf uur sloeg op de toren van de
kerk, werden de twee jongsten in bed
gestoken en moeder spoedde zich
met haar twee dochters naar de mid
dernachtsmis.
Op dat ogenblik zat Pol Sanders
met het hoofd in de handen in een
herberg van de gemeente. Het glas
bier dat hij besteld had bleef onaan
geroerd.
Een onzichtbare macht had hem
hierheen gedreven, ofschoon hij niet
wist wat hij zou aanvangen.
Twaal slagen sloeg de klok. Slui
tingsuur voor de herbergen. Pol San
ders wist niet wat hij doen zou. Zon
der het te weten stond hij plots voor
het portaal van de parochiekerk. Hij
aarzelde of hij zou binnengaan. Neen.
Hij voelde zich een verschoppeling.
Tenslotte zette hij zich neer op de
trap van het kerkportaal en luisterde
ontroerd naar de liturgische gezan
gen.
En toen gebeurde het wonder!
Plots werd het kerstlied Susa Nin
na aangeheven. Maar die stem!....
Neen, er was geen twijfel mogelijk....
het was de stem van Liesje. Pol San
ders sprong recht en luisterde met
stijgende ontroering. Dikke tranen
rolden over zijn wangen. Onbewust
was hij op de knieën gevallen en een
hartstochtelijk gebed tot het godde
lijk Kerstekind ontsnapte zijn lippen.
De laatste tonen van het lied wa
ren nu uitgestorven. Een paar minu
ten nadien hoorde hij stappen bin
nen het kerkportaal. Het waren waar
schijnlijk mensen die de kerk wilden
verlaten. Pol Sanders sprong op en
alsof hij een misdadiger was die niet
mag ontdekt worden, verwijderde hij
zich om zich te verschuilen achter
een pijler van het kerkgebouw.
Het was Liesje, die ondersteund
door haar moeder de kerk verliet.
Liesje zag er erg bleek uit.
Wat scheelt er met jou, Liesje,
vroeg moeder bezorgd.
Ach! 't Is een lichte ongesteld
heid, die wel zal overgaan. Laat me
hier wat neerzitten. De frisse lucht
zal me goed doen.
En inderdaad, na enkele ogenblik
ken ging het al wat beter.
Het is geen eigenlijke onge
steldheid, zei toen Liesje. Terwijl ik
zoëven het kerstlied zong werd mijn
ontroering soms zo sterk dat ik
vreesde in luide snikken te zullen los
barsten. Ik dacht aan alles wat je de
laatste maanden geleden hebt. Ik
dacht aan mijn broertjes en zusje. Ik
dacht eveneens aan vader.
Pol Sanders spitst de oren....
die nog het meest te bekla
gen is. Want wij hebben toch nog
altijd O. L. Heer, maar vader....
Dat is zo, Liesje, maar vannacht
hebben we samen met zoveel innig
heid gebeden. En ik heb ingezien dat
ik ook gefaald heb. Onze Lieve Heer
heeft ons iedere dag zoveel te verge
ven. En ik....
Oh! Wat ben ik blij u dat te ho
ren zeggen. Ik heb vannacht gebeden
opdat jij.... En Liesje onderbrak zich
zelf.... en ziet reeds ben ik verhoord!
Ach, moeder, zouden we samen niet
veel gelukkiger zijn, indien vader
maar weer thuis kwam. Wie weet hoe
zeer hij er naar verlangt.
Vandaag nog zal ik hem gaan
opzoeken om hem te zeggen....
Bij deze woorden had Pol Sanders
zijn schuilhoek verlaten, kwam naar
vrouw en kind toe, en stamelde
Het zal.... niet nodig zijn dat je
hem opzoekt. Het Kerstekind heeft
het zo geschikt dat jouw, dat mijn
verlangen, onmiddellijk in vervulling
kan gaan. Maar.... zegt me, zullen jul
lie, na wat er gebeurd is, mij alles
kunnen vergeven en mij nog oprecht
kunnen beminnen?
Liesje, na een eerste ogenblik van
verbijstering, ging tot vader en
bracht hem tot bij moeder.
Oh! Vader! Hoe kan je daar aan
twijfelen. Nu zal moeder niet meer
schreien, dagen en nachten, nu zul
len we samen opnieuw gelukkig zijn
zoals vroeger.
En terwijl ze dat zei legde ze va
ders hand in deze van moeder.
Vrouw Sanders, niet bij machte een
woord uit te brengen, stond stil te
wenen.
Moesje, waarom huil je zo?
vroeg Liesje.
Het zijn vreugdetranen, kind....
Zo werd op die Kerstnacht het ker
stekind op wonderbare wijze in twee
zielen herboren. Maar vooral voor
Liesje was die Kerstnacht om het
met Vondel na te zeggen een
Kerstnacht schoner dan de da
gen.... -