De landbouwontwikkeling.
De 45 urenweek.
Weekblad
Voor en door de Landbouwers
Arbeid adelt
Verschijnt iedere zaterdag
44ste JAARGANG Nr 2169
Beheer Zeebergkaai 5, Aalst
Tel. (053) 242.67
Voor de Ontwikkeling en de
Standsverdediging van de Landbouwers
Uit
Lanc
1
gegeven door de
lbouwersverenigina
ÏEDT U ZELVEN
Nr 14.25.93.
O. CAUDRON.
Hoe men deze aangelegenheid beziet
op internationaal gebied.
Zie vervolg onderaan hierneven).
De doodsklok luidt over de kleine en middelgrote
land- en tuinbouwbedrijven.
Zie vervolg 2e bladz. Ie kolom
e
Koornbloem
Abonnementsprijs 120 fr. 's jaars
Men kan zich abonneren op de
postkantoren en bij de briefdragers.
Postchc
Handc
ckr. S. M, Redt U Zeiven
lsregister Aalst Nr 145.
STICHTER EN BESTUURDER
De medewerkers zijn
verantwoordelijk voor hun bijdragen
Het overnemen van artikelen zonder
aanduiding der bron is verboden
De Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling, (Or
ganisation de Coopération et de Dé-
veloppement Economique, 2 rue An-
dré Pascal, Paris) in verkorting O.C.
D.E. die zich ook bijzonder bezig houdt
met de landbouwproblemen in hun ge
heel gezien, heeft onlangs een studie
gepubliceerd over de taak van de land
bouwer in het licht van de economi
sche ontwikkeling. Het begon met de
vaststelling dat de modernisering van
de landbouw een aanzienlijke achter
stand boekt met deze die zich voor
doet in de andere sectoren van de
economie.
Deze achterstand zal nog toenemen
indien geen ernstige maatregelen ge
nomen worden om er aan te verhel
pen. Onder deze maatregelen bekleedt
een betere aanwending van de ar
beidskrachten in de landbouw een
voorname plaats. Wat hier op neer
komt dat met de verdere ontwikkeling
van de landbouw, een deel van de
voorhanden arbeidskrachten in deze
sector zal moeten overgeheveld wor
den naar andere takken van de eco
nomie, en dat de blijvende een be
tere algemene vorming zullen moeten
krijgen die hen bekwaam moet ma
ken zich aan de zich opdringende nieu
we werkmethoden aan te passen.
Deze valorisatie van de arbeid der
landbouwers veronderstelt drie be
langrijke elementen het onderwijs,
de vulgarisatie en het onderzoek.
Wat het onderwijs of de basisvor
ming van de landbouwers betreft heeft
men zich lang de vraag gesteld of
men de landbouwers eerst een dege
lijk basisonderwijs diende te geven
en slechts daarna een meer gespeci
aliseerd onderwijs, ofwel of men met
dit laatste best z vroeg mogelijk zou
beginnen. Het is het eerste systeem
dat aanbevolen wordt. Men dient eerst
aan de jeugd in de landbouw een de
gelijke algemene vorming te geven,
dezelfde die men geeft aan de jeugd
in de andere takken van de economie.
Dit zal voor dezen die de landbouw
willen verlaten de overgang verge
makkelijken, en voor dezen die er
blijven de aanpassing tot betere en
modernere bedrijfsmethoden mogelijk
maken. Want de landbouw van mor
gen, indien hij zich wil aanpassen-
en hij moet zich aanpassen wil hij ge
zond worden - zal degelijk en vooral al
gemeen onderlegde krachten vergen.
Daarnaast en daarna komt de vulga
risatie, of het vertrouwd maken van de
landbouwers met de nieuwste metho
den en bevindingen inzake landbouw.
Dit kan gebeuren door artikels, bro-
churen, boeken, voordrachten, studie
vergaderingen, en dergelijke. Er be
staan op dit gebied lofwaardige in
spanningen, maar men is tot de vast
stelling gekomen dat de landbouwers
zelf er geen voldoende belang aan
hechten. Naar schatting stellen
slechts 2 procent van de landbouwers
ten volle belang in dergelijke vulgari
satie. Een meerderheid houdt het hek
ken nog aan de oude stijl, zelfs in de
meest ontwikkelde gebieden. Hieruit
moet men wel besluiten dat vele land
bouwers er nog niet voldoende van
overtuigd zijn dat de landbouw zich
moet aanpassen en moderniseren wil
men dezelfde uitslagen boeken ais in
de andere takken van de economie.
De methoden en wijzen van werken
van 20 a 30 jaar terug zijn nu volledig
voorbijgestreefd. Indien dit niet op
brede schaal begrepen wordt zal er
niet meer welstand komen onder de
landbouwbevolking, en zal al het geld
dat als steun aan de landbouw gege
ven wordt geen resultaat opleveren.
Daarom is ook het onderzoek van
zulk een groot belang in de landbouw.
In handel en nijverheid wordt op onze
dagen zeer veel belang gehecht aan
het onderzoek en er wordt zeer veel
geld aan besteed. Hetzelfde geldt voor
de landbouw.
Het is absoluut noodzakelijk dat de
landbouw zou evolueren en zich aan
passen. Dat geldt vooral voor de jon
geren. De landbouwers voor het jaar
2.000 worden nu gevormd. Zij zullen
de getuigen zijn, en de bewerkers, van
het brengen van de landbouw op het
peil van de andere takken der econo
mie. Zij moeten leren (algemene vor-
In een van de vorige nummers van
onze krant hebben we reeds een arti
kel gewijd aan dit vraagstuk dat van
levensbelang is voor onze landbou
wers omdat hun werk op de akker
in genendele kan gelijkgeschakeld
worden met het werk in de fabriek.
De redenen hierover liggen voor de
hand en werden trouwens door ons
in vorig artikel aangeraakt.
We hebben dan ook gesproken over
een vraag die door een volksvertegen
woordiger hierover was gesteld ge
worden. Inmiddels zijn de zaken hun
gang gegaan zodat we ons genood
zaakt zien op deze kwestie terug te
keren.
De Nationale Paritaire Commissie
voor de Landbouw heeft zich met de
kwestie bezig gehouden en men is er,
noodgedwongen, tot een accoord ge-
ming) en leren assimileren (opdoen
van de nieuwe kennissen, die het re
sultaat zullen zijn van het onderzoek)
Zij zullen de nieuwe technieken moe
ten kunnen begrijpen en toepassen.
Er bestaat dus werkelijk in de
landbouw een probleem van verstan
delijke investering. Het leven en de
dingen ontwikkelen zeer snel in de
huidige wereld. Nijverheden die niet
volgen en zich niet aanpassen, of daar
toe niet fh staat zijn, moeten verdwij
nen. Wat waar is voor de nijverheid,
is ook waar voor de landbouw. De
regeringen dienen de landbouwers in
die richting te helpen, maar het ware
werk dient door de landbouwers zelf
gedaan te worden. Subsidies zijn en
blijven noodoplossingen.
Hogervermelde meningen voorstel
len en vooruitzichten komen van het
hogergenoemd Internationaal organis
me.
Wij geven het hier ter overweging,
niet enkel aan de landbouwers, maar
ook aan iedereen die zich bezig houdt
met vraagstukken van algemene
economie.
Of die strekking en de aangegeven
richtlijnen de goede zijn zal enkel de
toekomst kunnen uitwijzen.
komen, dat nog slechts op een konink
lijk besluit wacht om wettelijk be
krachtigd te worden.
We zeggen welbewust "noodge
dwongen" omdat de afgevaardigden
van de landbouwarbeiders mordicus
geweigerd hadden het uitzonderings
stelsel voorzien door art. 3 van de wet
van 15 juli 1964 te aanvaarden. En toch
was er eenstemmigheid tussen de
partijen vereist om dit artikel te doen
toepassen.
Er is dan voorzien geworden dat de
arbeidsweek ook in de landbouw 45
uren zal duren per week met 49 ar
beidsweken per jaar, wat dan neer
komt op 2.205 uren per jaar. Hun jaar
lijkse vacantie zal immers voortaan
drie weken bedragen.
De besprekingen zijn vrij moeilijk
verlopen maar toch is men er toe ge
komen te bereiken dat de duur van
het werk onregelmatig zal kunnen ge
spreid worden en niet op een eenvor
mige manier van 45 uren per week.
Er zijn nu vier driemaandelijkse
termijnen van elk 13 weken voorzien.
Gedurende die dertien weken zullen
de landbouwarbeiders tot een maxi
mum van 50 weken mogen werken om
dan de andere weken minder dan 45
uren te werken, op voorwaarde dat de
gemiddelde werkduur per week geen
45 uren zou overschrijden.
Het voorbeeld dat voor de hand ligt
zijn natuurlijk de oogstweken. Dan zul
len de landbouwarbeiders vier weken
na elkaar 50 uren per week mogen
werken,, maar dan zal de duur van het
werk gedurende 4 andere weken niet
meer mogen belopen dan 40 uren, ter
wijl de duur van het werk gedurende
de overblijvende vijf andere weken
van die trimester niet hoger mag ko
men dan 45 uren.
Het loon echter zal gedurende
die hele periode hetzelfde moeten zijn
en dat kan dan wel ernstige moeilijk
heden meebrengen. Anderzijds kun
nen, gedurende de werken van de sui
kerbietenperiode de arbeiders aan het
werk worden gesteld met een maxi-