Rechtszaken van groot belang Boteroverschotten blijven
voor de landbouwers moeilijk weg te werken
WEEKBLAD VOOR DE ONTWIKKELING EN DE STANDSVERDEDIGING VAN DE LANDBOUWERS
ARBEID ADELT
Zaterdag 6 mei 1967 46ste Jaargang nr. 2279
Uitgegeven
door de
Landbouwers
vereniging
REDT U
ZELVEN
stichter
O. CAUDRON
We wensen nogmaals enkele moei
lijkheden te bespreken, die, meestal,
in verband staan met de toestand,
waarin de pachter van een perceel
land zich kan bevinden en waarbij een
duidelijke oplossing niet steeds voor
de hand ligt maar moet gevonden
worden, zich steunende op de inzich
ten van de wetgever zelf, voor zover
die kunnen achterhaald worden uit de
voorbereidende werkzaamheden of
wel door de rechtspraak terzake.
We hadden het reeds over verpach
te grond, die men, volgens zijn feite
lijke ligging, dient te aanzien als
bouwgrond of als nijverheidsgrond.
We zeiden reeds dat er in vele geval
len hierover betwisting kan ontstaan,
zodat de pachter er bijna altijd goed
zal aan doen tegen de opzegging ver
zet aan te tekenen binnen 3 maanden,
na het ontvangen van de opzegging.
Zelfs, immers, wanneer het karak
ter van bouwgrond of nijverheids-
grond zou vaststaan en niet voor een
ernstige betwisting kan in aanmerking
komen, kan zich de kwestie stellen
voor welke bepaalde oppervlakte of
gedeelte van het verpachte land deze
opzegging geldig kan zijn.
Dit zal op slot van rekening door de
vrederechter moeten worden uitge
maakt zodat de pachter er steeds be
lang bij heeft de rechtspleging te
doen volgen en de eigenaar te ver
plichten hem te dagvaarden.
De wet zegt immers niet uitdrukke
lijk voor welke oppervlakte de opzeg
ging van het verpachte land, met het
inzicht er een gebouw op te zetten,
zal geldig zijn, maar, ons inziens,
moet men daarbij nagaan wat de wet
gever gewild heeft en wij menen dat
hiervoor slechts die oppervlakte zal
in aanmerking komen die noodzakelijk
is voor het hoofdgebouw en de bijge
bouwen die op de grond moeten opge
richt worden.
Laat ons een ogenblik veronderstel
len dat de landbouwer pachter is van
een perceel van 1 ha en hij opzegging
krijgt, omdat de eigenaar beweert dat
het geen labeurland is maar dat het
ais bouwgrond moet aangezien wor
den. Wij menen in dat geval dat de
eigenaar slechts dat gedeelte zal kun
nen opeisen dat werkelijk nodig is
om er op te bouwen maar niets meer.
Daarom doet de pachter er goed
aan verzet aan te tékenen tegen een
opzegging om deze reden gegeven
en dit per aangetekende brief, zodat
de eigenaar ingevolge de wet dan zijn
pachter voor de Vrederechter moet
dagvaarden binnen een termijn van 3
maanden. Het is immers de enige ma
nier om deze betwisting door het ge
recht te iaten beslechten, want, wan
neer er geen verzet is geweest van
wege de pachter, dan wordt dit on
mogelijk.
Een andere kwestie die soms op
rijst is die van het laten registreren
van de pachtovereenkomst. Is dit al
dan niet nuttig We zouden zeggen
dat ze voor de pachter althans uiterst
nuttig kan zijn.
Natuurlijk veronderstelt het regis
treren van een pachtovereenkomst
dat er een schriftelijk pachtcontract
zou bestaan. Dit kan aanleiding geven
tot sommige moeilijkheden omdat niet
altijd alle eigenaars geneigd zijn een
schriftelijke pachtovereenkomst te ge
ven.
Misschien hebben ze een natuurlij
ke huiver voor alles wat op schrift
staat en moet men dit niet uitleggen
als een bewijs van kwade trouw, maar
het kan een bron van betwistingen
worden.
Het wetsvoorstel van Hemeirijck,
waarvan we hopen dat het toch eens
eindelijk tot wet zal verheven worden,
voorziet daarom dat voor alle pachten
een schriftelijke overeenkomst zal
vereist worden opdat het pachtcon
tract geldig zou zijn.
Wanneer er een schriftelijke pacht-
overenkomst bestaat dan heeft alles
zins de pachter er alle belang bij deze
te laten registreren. Laat ons veron
derstellen dat gedurende de eerste
periode van negen jaar het verpachte
land verkocht wordt.
Het kan zijn dat de eigenaar in de
geschreven pachtoverenkomst een
clausule heeft ingelast, waarbij hij
zich het recht heeft voorbehouden aan
Nadat de boterproduktie van West-Eu
ropa in 1965 met 5,5 tot een rekord-
hoogte van 1,78 miljoen ton (inclusief hoe-
veboter) was gestegen, is de stijging tot
dusver in 1966 vertraagd. In de elf landen
van Noordwest- en Midden-Europa, die
regelmatig betrouwbare statistische gege
vens publiceren, werd in het eerste half
jaar van 1966 ca. 700.000 ton (Frankrijk
niet inbegrepen) boter geproduceerd. In
juli was de produktie pas weer boven het
niveau van 1965. In 1966 viel tot dusver
de grootste stijging te konstateren bij de
Belgische en Noorse zuivelfabrieken. De
zuivelindustrie van de Bondsrepubliek en
van Finland produceerde iets meer dan in
1965. terwijl in het Verenigde Koninkrijk,
Denemarken, Zweden, Ierland, Zwitser
land, Oostenrijk en Nederland de produk
tie beperkt werd.
Tegenover de produktiedaling in deze
landen stond echter vermoedelijk een ster
ke stijging in Frankrijk (+5 en Italië.
West-Europa als geheel vertoont daardoor
nog een lichte stijging. De vermindering
van de procentuele stijging van de boter
produktie is in de eerste plaats het gevolg
van de ontwikkeling van de melkproduk-
tie. Bovendien ziet het er naar uit, dat de
wijze van het tot waarde brengen van de
melk meer in de richting van de kaaspro-
duktie is verschoven.
Ook in Oost - Europa is de produktie
verder gestegen, doch ook daar was de
stijging niet meer zo groot als in 1965.
Toch wordt uit de Sovjetunie, die in 1965
met 1,2 miljoep ton op de eerste plaats
stond van de boterproducerende landen
van de wereld, nog een verhoging van 5
in het eerste halfjaar van 1966 gemeld.
Ten slotte duurde ook in Oceanië de stij
gende tendens voort. In Nieuw-Zeeland
werd in het zuiveljaar 1965/1966 258.000
ton boter geproduceerd, tegen 249.200 ton
in 1964/1965 en 235.200 ton in 1963/'64.
In Australië, waar de melkproduktie in
middels de gevolgen van de droogte van
verleden jaar is te boven gekomen, nam
de boterproduktie in het zuiveljaar 1965/
1966 met bijna 1 toe tot 206.000 ton.
Deze gegevens, gepubliceerd in het or
gaan van de Nederlandse V.V.Z.M., staan
in kontrast met de teruggang die bij de
Noordamerikaanse produktie aan te stip
pen valt. In Canada werd in de eerste 7
maanden van dit jaar 89.000 ton boter
geproduceerd, wat 2 minder is dan in
1965. In de Verenigde Staten van Amerika
nam de produktie in dezelfde periode met
22 af tot 330.000 ton. Deze produktie
daling is tot dusver nauwelijks van invloed
geweest op de prijsontwikkeling op de we
reldmarkt. Wel zullen de Verenigde Staten
van Amerika in 1966 uit de rij van de
voornaamste boterex porterende landen
verdwijnen, doch een grote invoer is voor
eerst niet te verwachten. Het boterver-
bruik in de Verenigde Staten, dat al in
1965 gemiddeld nog maar 2,9 kg per in
woner bedroeg, is verder gedaald, een ont
wikkeling die mede veroorzaakt werd door
de snelle prijsstijging van de laatste maan
den.
De Amerikaanse regering heeft zelfs de
maatregelen tot beperking van de invoer
van melkvet verscherpt. Tot dusver was
de import van J unex en van andere
mengsels van suiker en botervet (of meel)
vrij. Dit is begin 1966 aanleiding geweest
dat handelaren van verscheidene Europe
se landen, die een overschot hadden, der
gelijke produkten rechtstreeks of via Ca
nada (waar de suiker aan het botervet
werd toegevoegd) in aanzienlijke hoeveel
heden in de Verenigde Staten aanboden.
In de maanden januari t.e.m. mei 1966
importeerden de Verenigde Staten 17.200
ton van dergelijke produkten tegen 1.600
ton in het gehele kalenderjaar 1965. Half
juli werd door de Amerikaanse regering
de invoer gedeliberaliseerd met de moti
vering dat dit in het belang van de bin
nenlandse suikerindustrie zou zijn. Alleen
aan Australië werd een contingent van
1.000 long ton per jaar toegestaan.
De leveringen naar Noord-Amerika wa
ren er de voornaamste oorzaak van dat
de Westeuropese boterexport naar overzee
en naar Oost-Europa in het eerste half
jaar van 1966 met een derde tot bijna
20.000 ton is gestegen. Terzelfdertijd duur
de de vermindering van de invoer van W.-
Europa uit de landen van overzee en uit
Oost-Europa voort. Praktisch gesproken
bleef deze tot traditionele import door het
Verenigde Koninkrijk beperkt. De netto-
invoer van West-Europa liep in de eerste
zes maanden van dit jaar met bijna 40.000
ton terug.
In verband met de verzwakking van het
stijgingspercentage bij de produktie en een
lichte verbruiksvermeerdering had deze
ontwikkeling tot gevolg, dat de botervoor-
raden van West-Europa in het voorjaar
en de zomer van 1966 niet meer zo be
langrijk stegen als in 1965. Terwijl deze
voorraden van tien West-Europese landen
waarvan voorraadopgaven beschikbaar
zijn, aan het begin van het jaar nog 61.000
ton groter waren dan verleden jaar, is het
verschil tot einde juli 1966 met meer dan
300.000 ton tot een tot nu toe onbekende
hoogie gestegen. Speciaal voor Frankrijk,
West-Duitsland en het Verenigde Konink
rijk betekent dit een zware belasting.
De landen van de EEG. en Zweden
hadden reeds in het zuiveljaar 1965/1966
grote hoeveelheden koelhuisboter tegen
goedkope prijzen op de binnenlandse
markt geloodsd. In juli is in West-Duits-
land een nieuwe aktie gestart. De lichte
stijging van het verbruik is in feite door
(Zie vervolg 2de bladzijde 2e kolomv
Jaarabonnement 120 F
Postrekening nr 1425 93
van S.V. «REDT U ZELVEN» Aalst
Handelsregister Aalst nr 145
Het overnemen van artikelen
is toegelaten mits vermelding
van de bron
Beheer
Zeebergkaai 5
Aalst
Tel. 053/24 267
(Zie vervolg 2de bladzijde le kolom)