Economische aspecten rundveemesterij Onze onbevaarbare waterlopen Een nieuw wetsvoorstel bij de WEEKBLAD VOOR DE ONTWIKKELING EN DE STANDSVERDEDIGING VAN DE LANDBOUWERS ARBEID ADELT Zaterdag 22 juli 1967 46ste Jaargang nr. 2289 Uitgegeven door de Landbouwers vereniging REDT U ZELVEN stichter O.CAUDRON Het vraagstuk van de onbevaarbare waterlopen is iets wat al-onze land bouwers en tuinders, om van de ande re gegadigden niet te gewagen, onmid dellijk aangaat omdat ze, op een on rechtvaardige wijze, gedwongen wor den bij te dragen tot betaling van de kosten van ruiming, onderhoud en her stelling. Het is dan ook dringend noodzake lijk dat de thans geldende wet van 15 maart 1950 zou worden herzien en grondig gewijzigd, ten einde gedaan te maken met een onduldbare toe stand. Het is geen nieuwe aangelegenheid, want reeds in 1841 werd in de Kamer een reglementering van de onbevaar bare en onvlotbare waterlopen bespro ken. Eerst op 7 mei 1877 kwam hier voor een wet tot stand die slechts in 1884 toepasselijk werd. Veel later kwam dan de huidige, in zwang zijnde wet van 15 maart 1950, maar in de zitting van 13 juni 1967 van de Senaat, waar namens de commis sie voor de landbouw verslag werd uitgebracht over het nieuwe voorstel van wet, dat we nu wensen te bespre ken, moest worden toegegeven dat spijts de jarenlange en zorgvuldige voorbereidingen van de wetten van 7 mei 1877 en 15 maart 1950 deze wet ten niet blijvend kunnen beantwoor den aan de eisen van en snel evolu- erede landbouw, nijverheid, huisves ting en aan de noodzaak van infra- struktuurverbeteringen en aan de ei sen van de moderne hydraulica of wa terbeheersing. Het was dan ook de wens van de verslaggever dat er een eigentijdse wetgeving zou tot stand komen die duidelijk de verplichtingen van de ver schillende instanties zou vastleggen, sterk decentraliserend zou opgevat zijn en de verdeling van de lasten pragmatisch, d.w.z. volgens praktische bruikbaarheid zou regelen. Op 13 juni jongstleden werd dan ook een wetsvoorstel neergelegd hou dende een grondige wijziging van de wet van 15 maart 1950. Het wetsvoor stel bevat 25 artikels en we hebben ons afgevraagd of het zin had reeds nu deze artikels aan te geven en te bespreken. We hebben dit vroeger voor andere wetten wel eens gedaan, maar we hebben toen ervaren dat vaak amende menten worden neergelegd, sommige artikels grondig werden gewijzigd en het voor landbouwwetten dikwijls een lange lijdensweg wordt, waarbij van de Senaat naar de Kamer en van de Kamer nog eens naar de Senaat wordt verzonden en dat over langdurige ter mijnen vooraleer er een wet uit groei en kan. Denken we maar aan de nieuwe pachtwet, die nog eens terug naar de Senaat zal moeten gaan (wie weet wanneer!) en aan het wetsvoorstel op het uitgesteld loon dat ook nog niet tot een volwaardige wet is ge worden. De politiek heeft daarbij haar woord je mee te spreken en de landbouw belangen komen dikwijls hierdoor in het geddrang, vooral wanneer er nog niet dadelijk nieuwe verkiezingen in het verschiet liggen. We menen dan ook dat we er voor het ogenblik goed aan doen de geest van het nieuwe wetsvoorstel betref fende de onbevaarbare waterlopen te bespreken en, we moeten het toege ven, we vinden er uitstekende en be- hartenswaardige zaken in. Reeds irt de zitting van de Senaat van 28 september 1965 werd in de toelichting gezegd dat de werken uit (7ie vervolg 2e badz. 3e kolom) Afrekening met de zetduivel. Technisch gezien heeft men het probleem van het slachtrijp maken van jonger rundvee reeds vrij goed onder de knie. Wat de economische kant betreft, dus de vraag met welke middelen men de beste financiële resultaten behaalt, daarvoor werden de laatste jaren nogal wat proeven aangelegd waarvan de verslagen wer den gepubliceerd. Vooral Ir. F. Buysse en zijn medewerkers, van het Rijksstation voor veevoe ding te Gontrode v.aren op dit terrein aktief. De meeste hiernavolgende cijfers zijn geput uit verslagen van proeven die zij uitgevoerd hebben. VALORISATIE VAN SUIKERBIET- BIJPRODUCTEN Als producten vergeleek men o.u. nutte pulp (8 a 9 d.s.), geperste pulp (15 a 17 d.s.) en gedroogde pulp (90 d.s.). Per kg d.s. kost natte pulp (uitgekuild) 4,24 fr.geperste pulp (uitgekuild) 3,70 fr. gedroogde pulp 4,40 fr. In een vergelijkende proef tussen natte en geperste pulp bleek de dagelijkse groei van meststieren van 200-300 kg met uit ge kuilde natte pulp iets hoger te liggen maar kwam de kostprijs per kg ook iets hoger (25 fr. tegen 24 fr. voor geperste pulp) als gevolg van de hogere prijs van de kg d.s. van de uitgehuilde natte pulp (grotere kuilverliezen). Bij de vergelijking tussen ingekuilde geperste pulp en gedroogde pulp kwam men tot de volgende resultaten. ...Van geperste pulp namen de stieren ge middeld 20,16 kg per dag op en hun da gelijkse groei bedroeg 1118 g. Van droge pulp was de opname gemiddeld 3,88 kg en de groei 1245 g. Het gewicht van de stieren bij de aanvang van de proef lag op ongeveer 190 kg en ze ontvingen ge durende de proefperiode gemiddeld 2,5 kg krachtvoer per dag, met een eiwitge halte van 28 Als besluit uit deze proeven mag het volgende gelden droge pulp kost per kg gewichtsaan winst 1,61 fr. meer dan geperste. de groeisnelheid bij de dieren ligt met droge pulp hoger, waardoor men snel ler een goed slachtgewicht bekomt met een betere kwaliteit. De verkoopwaar de ligt hierdoor hoger zodat de hogere voederkosten gecompenseerd worden. gedroogde pulp is te verkiezen omdat men gemakkelijker, hygiënischer en dus in veel gunstiger omstandigheden kan werken. VETMESTEN MET KUILMAIS Uit andere proeven kan men de volgen de richtlijnen halen voor wat betreft het produceren van babybeef met maïs, inge kuild in het melkrijp stadium (21 d.s.). men moet zo vroeg mogelijk met het mesten beginnen (beneden 200 kg en zelfs vanaf 150 kg) tot 300 kg geeft men naast de vrije beschikking over kuilvoer, (opname ongeveer 20 kg per dag), een hoeveel heid krachtvoeder gelijk aan 1,1 van het levend gewicht van het dier, b.v. 2,2 kg bij een gewicht van 200 kg; van 300 tot 400 kg daalt de hoeveel heid krachtvoeder tot 1 van het le vend gewicht vanaf 400 kg geeft men 0,75 van het levend gewicht - het eiwitgehalte van het krachtvoer mag 30 bedragen voor de eerste periode, 25 voor de tweede periode en 20 voor de derde periode. De voederkostprijs per kg aangewon nen vlees bedraagt ongeveer 25 fr. per kg (24 d 26 fr.) VETMESTEN MET KRACHT VOEDER Daar het gebruik van pulp of kuilmaïs in vele gevallen nogal wat bezwaren geeft in verband met de arheidsbehoefte, gaat men de laatste tijd vrij sterk uitzien naar de mogelijkheid om runderen vet te mes ten met uitsluitend krachtvoeder, aange vuld met een zeer geringe hoeveelheid hooiJ00 gr per dier en per dag. De opfok gebeurt vanaf de biestperiode met kunstmelk (liefoka). In totaal ge bruikt men 65 kg kunstmelk over een pe riode van 16 weken maar men kan in gunstige omstandigheden deze periode in korten tot 8 weken, zodat 27 kg kunst melk kunnen volstaan. !n onderstaande tabel lezen we de alge mene resultaten welke op het Rijkssta tion in Gontrode werden behaald. Zie vervolg 2' bladzijde le kolom) Jaarabonnement 120 F Postrekening nr 1425 93 van S.V. «REDT U ZELVEN» Aalst Handelsregister Aalst nr'145 Het overnemen van artikelen is toegelaten mits vermelding van de bron Beheer Zeebergkaai 5 Aalst Tel. 053/ 24 267 De aandachtige lezer(es) zal opgemerkt hebben dat in ons voorgaand nummer van 8 juli een vergissing geslopen was in de titel van ons artikel over de melkprijzen, Het is duidelijk dat ingevolge strengere eisen voor het bekomen van de eerste kwa liteit, de melkprijs onmogelijk kan verhogen, maar onvermijdelijk verlaagt voor diegenen, wier geleverde melk voortaan in een lagere kwaliteitsklas zal vallen. De titel moest dus niet zijn "Verhoging van de melkprijzen,,, maar wel "Verlaging van de melkprijzen zoals trouwens het ge val was in ons nummer van de week te voren.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1967 | | pagina 1