De inkomens, de technische vooruitgang
eo de organisatie in de landbouw
AARDAPPELEN
Wat voor 1968
WEEKBLAD VOOR DE ONTWIKKELING EN DE STANDSVERDEDIGING VAN DE LANDBOUWERS
ARBEID ADELT
Vrijdag 1 maart 1968
47ste Jaargang nr. 2321
Uitgegeven
door de
Landbouwers*
vereniging
REDT U
ZELVEN
stichter
O.CAUDRON
(Vervolg)
Het blijft niettemin noodzakelijk en
het is van fundamenteel belang dat de
produktie per hoofd zou worden op
gevoerd. In 1966 bv. bedroeg de toe
gevoegde waarde gemiddeld per
hoofd in de landbouw 158.500 frank.
Het is dus ondenkbaar dat het gemid
deld inkomen van die man hoger zou
liggen.
Het inkomen maakt immers het
grootste gedeelte uit van de toege
voegde waarde en dit inkomen kan
dus niet worden opgevoerd, zonder de
toegevoegde waarde tevens te verho
gen.
Vroeger heeft men zich meer inge
spannen om de produktiekosten te
verlagen, maar thans moet er naar ge
streefd worden de produktiviteit per
hoofd en dus ook het inkomen per
hoofd te verhogen.
Feitelijk vangt men daardoor twee
vliegen in een klap, want een verho
ging van de produktiviteit brengt im
mers ook een verlaging van de pro
duktiekosten onvermijdelijk met zich
mee.
Tussen deze redenering kan zeker
geen speld worden gestoken, maar
om ook tot een verwezenlijking van
dit doeleinde te geraken, dienen er
andere vraagstukken vooraf te worden
opgelost, waaronder het beheer van
het landbouwbedrijf, een doelmatige
landbouworganisatie en een nuttige
landbouwpolitiek.
Nemen we nu eerst een kijk op het
eerste van deze vraagstukken, name
lijk de opvoering van de totale land-
bouwproduktie.
De uitbreiding van bepaalde land-
bouwprodukties is begrensd door de
oppervlakte van de beschikbare gron
den. Niettegenstaande de eisen van
de landbouwwereld op dit gebied, zal
de oppervlakte beschikbare grond in
de toekomst nog verminderen, iets
wat de landbouwers zware zorgen
baart.
Hier moeten we nochtans een drie
ledig onderscheid maken
a) waar het rendement per ha
slechts een geringe invloed heeft op
de benodigde arbeid, heeft de toene
ming van het rendement per ha hier
door een vermeerdering van de pro
duktie per arbeidseenheid tot gevolg.
De groei van het rendement per ar
beidseenheid is echter vrij traag en
de verbeteringsmogelijkheden selek-
tie van de zaden, meststoffen en ratio
nele bemesting, bestrijding van de pa
rasieten op planten enz. worden ge
makkelijk door alle landbouwers aan
vaard. De mogelijkheden zijn hier dus
wel beperkt.
b) Het lijkt ons doe'matiger toe
planten van grote teelt te vervangen
door planten, waarvan de waarde per
ha hoger ligt, zoals bv. fruit en groen
ten. Het groeiritme van de tuinbouw-
produktie tijdens de jongste jaren
(33,7 tussen 1953-55 en 1963 65)
wijst er op dat het hier gaat om een
belangrijk aanpassingsmiddel dat door
onze landbouw werd aanvaard.
c) In het jongste stadium hebben
produkties, die niet aan het bezit van
grond gebonden zijn (pluimvee, eie
ren, varkens) een aanzienlijke uitbrei
ding genomen.
Ook de vermindering van de land-
bouwarbeiders en de arbeidskrachten
in het algemeen in de landbouw, dient
onder het oog te worden genomen.
Indien echter de technieken, die
reeds in praktijk worden gesteld in
de bedrijven die aan de spits van de
vooruitgang staan, ook in onze land-
bouwproduktie zouden toegepast wor
den, zou men dezelfde resultaten als
thans begonnen met 1/4 of zelfs 1/5
van de thans in de landbouw tewerk
gestelde arbeidskrachten.
Daaruit mag men echter niet aflei
den dat, indien de gehele landbouw
bevolking de methodes van de topbe
drijven zou toepassen, daardoor dade
lijk de waarde van alle landbouwpro-
dukties 4 of 5 maal hoger zou liggen
of zou kunnen liggen. Men moet im
mers rekening houden met de schaar
ste van de beschikbare gronden voor
een uitbreiding van de vele teelten,
die toch nog altijd grondgebonden blij
ven.
ie vervolg 2e bladz. ie kolom
De aardappeloogst 1967 is overvloedig geweest en zelfs de variëteiten, die in
gewone jaren slechts mits de uiterste zorgen, vooral op gebied van bespuiten, be
hoorlijke opbrengsten geven, brachten nu alle om ter meest op. Het aanbod van
aardappelen, niet alleen in ons land, maar ook in de landen rondom ons, was dus
overweldigend en vermits wij door de indexpolitiek van de regering in voor
gaande jaren bepaalde afzetmarkten verloren hebben, zijn de prijzen dan ook tot
een ongehoord laag peil gezakt. De officiële instanties die wel ingrijpen als de prij
zen .naar hun oordeel, te hoög zijn, hebben echter niets gedaan dat van aard was
om de huidige, reeds lang aanslepende spotprijzen terug op een behoorlijk mini-
mumpeil te krijgen.
Van veel boeren, vooral de kleinere aardappelplanters, horen wij dan ook de
opmerking maken Wat zou ik nog aardappelen planten, als ik ze maar tegen
spotprijzen kwijtgeraak, zelfs wanneer ik ze nog een hele winter heb moeten be
waren
VOORUITZICHTEN
In de oplnerking van bovengenoemde
boeren steekt natuurlijk veel waarheid.
Zij mogen echter één zaak niet uit het
oog verliezen en dit is, dat de huidige
prijzen niet de prijzen zijn die voor de
oogst van 1968 zullen betaald worden.
Die prijzen zullen natuurlijk anders zijn
en nagenoeg zeker, ook minder slecht. Im
mers zelfs wanneer in 1968 een even groot
areaal met aardappelen zou beplant wor
den als in 1967 wat al zeer onwaar
schijnlijk is dan nog zou het bijna een
wonder mogen genoemd worden, dat de
oogst weer zo uitzonderlijk goed zou luk
ken. Dus voor het geweldig overaanbod
dat wij nu nog kennen, moet na de oogst
van 1968 normaal gezien wel niet ge
vreesd worden. Let wel op, wij voorspel
len geen succesprijzen voor 1968, wij zeg
gen ook niet dat dit onmogelijk is, want
er zijn zoveel dingen die niemand in de
hand heeft, maar wij voorzien wel rede
lijker prijzen.
WIE PLANT NOG AARDAPPELEN
De aardappelteelt vergt ofwel veel ar
beid ofwel een dure mechanisering.
Dit wil dus zeggen dat iedere boer die
er nog een perceel kan voor overhouden,
desgewenst nog aardappelen kan planten,
die hij met een niet te dure mechanisering
en met toevallig beschikbare en niet te du
re arbeidskrachten, b.v. vakantiegangers,
kan rooien; zoniet moet hij op het loon
werk van een volautomatisch aardappel
rooier kunnen beroep doen, ofwel moet er
met andere boeren in een geest van goede
en hechte verstandhouding kunnen samen
gewerkt worden.
Wie zich volledig wil mechaniseren, mag
dit alleen doen wanneer hij werkelijk de
aardappelteelt in het groot wil aanpakken,
zcxlat de investeringen voor het materieel
en de bewaarplaatsen tijdig kunnen afge
schreven worden.
Wie ternauwernood grond genoeg heeft
om zijn hoofdspecialisatie, b.v. de melk
veehouderij, behoorlijk te verzorgen, moet
natuurlijk voor aardappelen geen grond
meer voorbehouden.
PLANTGOED
Het spreekt van zelf dat geen enkele
goede aardappelboer er heden ten dage
nog aan denkt, om aardappeltjes die hij
uit zijn eigen voorraden uittrieert, nog als
plantgoed te gebruiken. Deze afval kan
alleen maar als veevoeder verbruikt wor
den.
Het is niet omdat de aardappeloogst
1967 gezond binnengekomen is, d.w.zmet
weinig of geen rotte knollen, tengevolge
van plaag phytophtoradat de eventueel
opgeraapte knollen ook gezond zijn om als
plantgoed te kunnen dienen. Het is inder
daad niet de afwezigheid van plaag die de
kwaliteit van het pootgoed bepaalt, maar
wel de raszuiverheid en vooral de afwezig
heid van een besmetting met virusziekten;
dit laatste is aan de knollen niet te zien,
maar is eventueel gebeurd tijdens de groei
van de moederplanten vorig jaar en zal
slechts tot uiting komen tijdens de groei
na het planten dit jaar.
Alleen het gekeurd plantgoed werd op
gebied van raszuiverheid en op gebied van
virusziekten streng uitgeselekteerd en om
dezelfde reden overigens ook zeer vroeg
gerooid. Een goede aardappelkweker wil
dus zeker op dit gebied geen risiko's lo
pen. Trouwens ook de prijzen van het
pootgoed kunnen dit jaar geen reden zijn
om geen nieuw plant materiaal te kopen,
want ook de plantaardappelen zijn werke
lijk spotgoedkoop.
Vermits het nu de hoogste tijd is, dat
het pootgoed in kiem bakjes wordt uitge
zet, zodat het van nu tot aan het planten
reeds stevige scheuten zou kunnen vor
men, is het ook de hoogste tijd, dat alwie
zijn plantgoed nog niet heeft betrokken,
hiervoor zonder verder uitstel zou zorgen.
BEMESTING
Voor de aardappelen, evenzeer als voor
iedere andere teelt, kan de grondontleding
de beste inlichtingen verstrekken over
de nodige bemesting.
Op gronden met een goede, gemiddel
de voedingstoestand, kunnen best onge
veer 80-100 kg fosfaateenheden per hek-
Zie «">- volg 2e blarlziiAe 2' kolom
«tv. v i:uMW -
Jaarabonnement 120 F
Postrekening nr 1425 93
van S.V. «REDT U ZELVEN» Aalst
Handelsregister Aalst nr 145
Het overnemen van artikelen
is toegelaten mits vermelding
van de bron
Beheer
Zeebergkaai 5
Aalst
Tel. 053/24 267