RUILVERKAVELING Toestand van de landbouw
in 1967
■n
WEEKBLAD VOOR DE ONTWIKKELING EN DE STANDSVERDEDIGING VAN DE LANDBOUWERS
ARBEID ADELT
Vrijdag 13 september 1968
47ste Jaargang nr. 2348
Uitgegeven
door de
Landbouwers
vereniging
REDT U
ZELVEN
stichter
O. CAUDRON
(Vervolg en slot)
NIEUWE ELEMENTEN.
De landbouwtechnieken zijn nage
noeg dezelfde gebleven tot de helft
van de 19de eeuw werkelijke voor
uitgang werd eerst gemaakt vanaf
1840. Voor de veldarbeid hebben wij
de zaaimachines en de paardehak van
Engelse oorsprong de invoering van
oogstmachines, zoals maai- en hooi-
machines, maaidorsers en pikbinders,
dateert van 1860 tot 1890.
De invoer van de eerste benzine
tractor in 1904 was het vertrekpunt
van een ruime beweging op gebied
van motorisering die zich snel ging
ontwikkelen vanaf 1945. Voor de eer
ste maal vermeldt de telling van 1929,
1.373 autotractoren en motorploegen.
Tijdens de 19de eeuw, ondanks een
begin van mechanisering in de land
arbeid, werden de nadelen van de
grondverkaveling niet bijzonder aange
voeld door het feit dat, samen met de
mechanisering, zich een ander ver
schijnsel liet gelden, nl. dit van de
evolutie naar het kleinbedrijf.
Het is de vergroting van de land
bouwbedrijven, die, menen wij, de
voornaamste oorzaak is van de nood
zakelijkheid van ruilverkaveling daar
bij komt de mechanisering van de
landarbeid die namelijk tot uiting komt
in de verhoging van het aantal tracto
ren. De 1.373 autotractoren en motor-
ploegen, die wij hierboven hebben
aangehaald voor 1929, hebben plaats
gemaakt voor 9.700 tractoren in 1950,
40.000 in 1960 en 77.000 in 1967, ter
wijl alles er op wijst dat de saturatie
verre van bereikt is. Voor het aantal
paarden ,is de evolutie omgekeerd
270.000 in 1929 na een maximum van
315.000 in 1910, 270.000 in 1929,
214.000 in 1950, 159.000 in 1960 en
86.000 in 1967.
Uit wat voorafgaat kunnen wij be
sluiten dat de voornaamste factoren
die ruilverkaveling dringend noodzake
lijk maken, de vergroting van de land
bouwbedrijven namelijk en de mecha
nisering van de landarbeid zich eerst
in de laatste jaren werkelijk laten gel
den, maar dan ook hoe langer hoe
meer.
Een tweede element waarmede de
ruilverkaveling rekening moet houden,
is het feit dat de moderne landbouw
met hoog rendement uitstekende gron
den behoeft in perfecte staat inzake
waterhuishouding namelijk aldus
moet ruilverkaveling noodzakelijk ge
paard gaan met de uitvoering van
soms belangrijke cultuurtechnische
werken.
Een laatste element ten slotte dat
belang heeft bij de ruilverkavelings-
werken is de noodzakelijke herziening
van de bestrating, niet alleen om re
den van de nieuwe kavelindeling, maar
ook in het kader van de inrichting van
het platteland in het algemeen.
Wij kunnen besluiten dat de ruilver
kaveling een noodzakelijke maar com
plexe verrichting is aangezien het
landbouwwerk doorgaat mag men de
zaken niet bruskeren, en moet men ge
leidelijk te werk gaan.
Het is dan ook niet te verwonderen
dat de ruilverkavelingsverrichtingen
over verschillende jaren lopen. Aldus
ziet men volgens de laatst gekende
cijfers, sedert de goedkeuring van de
wet op de ruilverkaveling in 1957, dat
ruilverkaveling in uitvoering is op een
vrij grote oppervlakte (70.000 ha),
maar slechts ruim 16.000 ha beëin
digd zijn.
RUILVERKAVELING
IN HET BUITENLAND.
Ruilverkavelingen werden reeds in
de 13de eeuw op wettelijke basis uit
gevoerd in Engeland. In feite hadden
deze verrichtingen eerst en vooral de
hergroepering op het oog van de gron
den van de heerlijkheden die hun goe
deren wilden samenbrengen en afslui
ten voor de schapenteeltvandaar de
naam enclosure die aan deze ruil
verkavelingen werd gegeven. De en
closures gingen verder door over ge
heel Groot-Brittannië in de 19de eeuw
en lopen rond 1871 ten einde. Het
Engels voorbeeld werd opgevolgd tij
dens de 18de en de 19de eeuw in de
Noorderlanden en in sommige Duitse
streken die aan die landen paalden
voor deze streken betekende ruilver
kaveling het einde van het leenstelsel
en van de gemeentegoederen.
Hierna vclgt het verslag voorgedra
gen door de Beheerraad van het Na
tionaal Instituut voor Landbouwkre
diet op de jaarlijkse algemene verga
dering.
Alhoewel wij het niet eens zijn met
bepaalde stellingen willen wij het aan
onze lezers ter inzage geven omdat
het een jalgemene overzicht brengt
van de verschillende takken van land
en tuinbouw met opbrengsten en
meer.
Hierna volgt bedoeld verslag
In tegenstelling met de vorige ja
ren was in 1967 de weersgesteldheid
gunstig voor de landbouw. Weliswaar
was de lente koud en laattijdig, maar
de zomer was uitstekend en de herfst
in het algemeen goed.
De met granen beteelde oppervlak
te verminderde met ongeveer 19.000
ha volgens de landbouwtelling van
15 mei bedroeg ze nog slechts 483.643
ha. De vermindering was vooral merk
baar voor de tarwe de lichte uitbrei
ding van lentetarwe kon inderdaad de
gevoelige inkrimping van het areaal
wintertarwe niet compenseren.
Volgens de deskundigen bedroeg
de gemiddelde opbrengst lentetarwe
4.000 kg per ha de produktie winter
tarwe bereikte volgens dezelfde bron,
4.700 kg.
Voor de 195.000 getelde hectaren
wordt de totale opbrengst op 835.000
ton geraamd, zijnde 195.000 ton meer
dan in 1966.
De kwaliteit van het graan werd
gunstig beïnvloed door de weersom
standigheden en door de goede oogst-
voorwaarden, zowel voor het gewicht
als voor het vochtgehalte mag ze als
uitstekend worden beschouwd.
Tot einde december hebben de prij
zen rond het interventiepeil geschom
meld de enige verhogingen die wer
den waargenomen stemden overeen
met de maandelijkse stijging van de
prijzenschaal.
In vergelijking met vorig jaar is de
teelt van de gerst licht achteruitge
gaan de bebouwde oppervlakte be
droeg 157.000 ha de totale produktie
662.000 ton overtreft de oogst
van 1966 met circa 190.000 ton.
De opbrengst was goed en is te
vergelijken met deze van de tarwe.
De prijzen van de voedergerst, die
gemiddeld fr. 406,31 per 100 kg be
droegen, lagen fr. 1,30 boven deze van
1966.
Bij keuring te velde heeft de Na
tionale Dienst voor Afzet van Land
en Tuinbouwprodukten 54.000 ha aan
vaard als kwaliteitsbrouwgerst. Het
kiemgehalte (95 stemt overeen
met de voorgeschreven norm voor de
commercialisatie, maar de sortering
naar de grootte bij het ziften blijft
onder het normale. De opbrengst, ge
let op de omvang van de oogst, vond
geen voldoende afzetmarkten. Er werd
een weinig uitgevoerd naar de landen
buiten de Gemeenschap en naar Duits
land, maar de aldus afgezette hoe
veelheid was absoluut onvoldoende
om de opslorping van gans de produk
tie te verzekeren.
De landbouwers stellen steeds min
der belang in de roggeteeltde be
bouwde oppervlakte daalde in één
jaar van 29.000 tot 26.500 ha de op
brengst 3.200 kg per ha was
goed maar het vochtgehalte was ho
ger dan bij de andere graangewassen.
Onder de invloed van de invoerprij
zen van de Gemeenschappelijke Markt
betaalde men de rogge gemiddeld fr.
412,62 tegen fr. 401,89 voorheen.
Het haverareaal steeg met onge
veer 3.200 ha in vergelijking met
1966 de opbrengst bedroeg 3.700 kg
per ha de prijzen beliepen fr. 377,16,
zijnde fr. 4,73 minder dan vorig jaar.
De gunstige prijsontwikkeling van
de jaren 1965 en 1966 hebben de
voortbrengers van aardappelen aan
gezet hun teelt met 3.000 ha uit
te breiden.
Voor de 62.000 ha geteld in 1967
was de opbrengst buitengewoon over
vloedig. De prijzen daarentegen, zo
ze normaal waren voor de vroege
aardappelen, waren uiterst laag voor
de halfvroege en late soorten.
-
Jaarabonnement 120 F
Postrekening nr 1425 93
van S.V. «REDT U ZELVEN» Aalst
Handelsregister Aalst nr 145
Het overnemen van artikelen
is toegelaten mits vermelding
van de bron
Beheer
Zeebergkaai 5
Aalst
Tel. 053/ 24 267
(Zie vervolg 2e bladzijde 3' kolom
(Zie vervolg 2e bladz. Ie kolom)