Nog bemesten in het najaar Over de toekomst van het gezinsbedrijf WEEKBLAD VOOR DE ONTWIKKELING EN DE STANDSVERDEDIGING VAN DE LANDBOUWERS ARBEID ADELT Zolang het mogeHf !s De heer Mansholt aan het woord Uitgegeven door de Landbouwers vereniging REDT U ZELVEN stichter O. CAUDRON Vrijdag 27 september 1968 47ste Jaargang nr. 2350 De lezer weet ongetwijfeld dat er over de toekomst van het gezinsbe drijf in de landbouw uiteenlopende meningen bestaan. Sommigen verde digen het, anderen staan er skeptisch tegenover. Men weet ook dat de Heer Mansholt, de vice-voorzitter van de Europese Kommissie geen toekomst meer ziet voor het gezinsbedrijf, en dat het naar relatieve armoede en so ciale achterstand voert. Dhr. Mansholt is niet de eerste de beste en het is dan ook verantwoord naar zijn mening te luisteren. Hij is van oordeel dat in de land bouw naar een andere bedrijfsvorm dient gezocht te worden en hij stelt de vraag of de industriële produktie in de landbouw geen oplossing zou kunnen brengen. Om hen die werkzaam zijn in de landbouw een bestaan te verschaffen dat ekonomisch en sociaal gelijk is aan dat van hen, die in andere be drijfstakken werken, is het nodig dat de produktie-eenheden belangrijk gro ter zouden worden. De steun van de overheid is bij die verandering onontbeerlijk. Een re gionaal ontwikkelingsbeleid zal het mogelijk maken de mensen op te van gen die zich uit de landbouw terug trekken. De grondeigendom zal een sekondair karakter krijgen en het ge bruik van de grond primair worden, aldus Mansholt. Bij de evolutie binnen de Europese Gemeenschap stelt men vaak de vraag waarheen gaat de reis Mans holt beweert dat wordt uitgegaan van de gedachte dat in het jaar 2.000 het reële inkomen van de werknemer zal zijn verdubbeld. Wil men echter in de landbouw een inkomen per hoofd be reiken dat ongeveer gelijk is aan dat, geldend in andere groepen," dan zal het landbouwinkomen moeten verdrie dubbelen. Hoe is dit mogelijk De prijspoli tiek is aan grenzen gebonden, de kon- sumptie van landbouwprodukten en dus de afzet eveneens. Men denkt er aan degenen die buiten de landbouw- sektor werken en er een koe of een paar geiten op nahouden uit te kopen om bv. de zuivelsektor te saneren. De oplossing ligt echter volgens Mansholt bij een sterke rationalisatie en een verhoging van de arbeidspro- duktiviteit. De agrarische industriële produktie wordt overwogen. Voor niet-bodemge- bonden produkten heeft men die weg reeds ingeslagen. Mansholt meent bovendien dat men zich niet moet vastbijten in de vraag of het eenmans bedrijf, tevens gezinsbedrijf, nog wel toekomst heeft. De sociale positie van de werkers in de kleine bedrijven zal een snelle achteruitgang kennen, en dat is het antwoord. Wat moet er gedaan worden On danks alle maatregelen is de bedrijfs- grootte de laatste vijftien jaar niet merkelijk verbeterd. De Kommissie is zich bewust van de noodzakelijke ont wikkeling en de vlucht van de kinde ren uit de landbouwbedrijven. De boer, zijn zoon en dochter, die nu wer ken op een bedrijf van 40 a 60 ha moeten de medewerkers worden van een nieuwe bedrijfsvorm. Dit is een harde realiteit, aldus Mansholt, en wie een andere mening heeft moet maar een ander alternatief geven. Tot daar Dhr Mansholt. We geloven inderdaad met hem dat kleine bedrij ven ten dode zijn opgeschreven. De landbouw zal noodzakelijk moeten evolueren naar grote bedrijven, maar grote bedrijven, en dit willen we on derlijnen, kunnen ook gezinsbedrijven zijn. Enkele weken geleden bezochten we in de Kempen een bedrijf van cir ca 300 ha, uitsluitend landbouwgewas sen, geen vee. De boer is een zeer welstellend man (alhoewel de grond hem niet toebehoort) die samen met zijn grote zonen (15, 17, 19 jaar) zijn bedrijf bestuurt en uitbaat. Slechts voor de oogst komt er nog een werk- Zie vervolg onderaan hier neven) Alles bijeen is het weder deze zo mer erg ongunstig geweest. Van zo- haast de weersomstandigheden het echter toelaten moeten wij hiervan ge bruik maken om niet alleen de win tergraangewassen tijdig gezaaid te krijgen, maar ook om bij gelegenheid van de grondbewerkingen in het na jaar de volgens grondontleding voor geschreven hoeveelheden bekalkings- middelen te strooien, en ook de fos faat. en potasmeststoffen. Dit vanzelfsprekend reeds voor het wintergraan, maar, zo mogelijk, even eens op de akkers, waarop lentege wassen voorzien zijn en niet het minst ook op de weiden van zohaast deze de laatste maal zijn afgemaaid. Zodoende wordt nu veel werk bespaard op het komende voorjaar. Wij geven hier vooraf nogmaals de raad om voor de bekalkingen en de fosfaat- en kalibemestingen (even tueel ook magnesium) zich zoveel mo gelijk door grondontleding te laten leiden. Zie in dit verband de lijst van staalnemers van de Bodemkundige Dienst van België te Heverlee lijst, die verscheen in De Koornbloem van 5 augustus en 19 augustus 1967. WINTERGRAANGEWASSEN Eerst en vooral zou ieder perceel dat volgens ontleding te zuur is, nog kracht bij. Nu moeten we er ook bij voegen dat de man over een uitge breid park landbouwmachines be schikt, die overigens zijn eigendom zijn. In dergelijke omstandigheden is het gezinsbedrijf niet ten dode opge schreven. De vraag blijft echter hoe, met onze sterk verkavelde landbouw gronden tot zulke ondernemingen te geraken in een individualistisch geori ënteerde maatschappij. Toch blijft het een doel waarnaar gestreefd moet worden. Anderzijds weet men dat b.v. in Rusland de grote staatsbedrijven een grote mislukking blijken te zijn. Zal dit in West-Europa beter verlopen met de zogenaamde nijverheidslandbouw bedrijven vóór het zaaien de passende bekal- king moeten ontvangen. Vermits de zaaitijd, vooral van gerst en rogge, reeds naderbij komt, verdient het ge bruik van een koolzure kalksoortb.v. Dolokal, de voorkeur. Deze laatste be vat overigens naast 85 calciumcar- bonaat (CaC03) ook nog 10,5 mag- nesiumcarbonaat (Mg C03), waar door de magnesiumtoestand van de grond meteen op een gunstiger peil wordt gebracht. Verder moeten tijdens de grondbe werkingen vóór het zaaien de nodige hoeveelheden fosfaat en kali en, zo nodig, ook reeds wat stikstof ge strooid worden. Werd er tijdig een grondontleding gedaan, dan weet U meteen hoeveel fosfaat en kali er te strooien valt. Zo niet, moet U zich steunen op bepaalde gemiddelden, die voor de wintergraan gewassen overeenstemmen met per hektare ong. 100 kg fosfaateenheden en 120 - 160 kg kalieenheden dus voor het eerste 700 metaalslakken of 500 kg superfosfaat of 250 kg fer- tiphos en voor de potas 300-400 kg chloorpotas 40 De potas kan des gewenst met één van de fosfaatmest stoffen gemengd worden. Wie de voorkeur geeft aan het ge bruik van een samengestelde mest stof kan per hektare 500-1.000 kg 5-9-15 De Korenbloem strooien. DE VOORJAARSTEELTEN Ook voor de vruchten die maar in het voorjaar zullen gezaaid of geplant worden, kunnen tenminste de fosfaat- en potasmeststoffen reeds tijdens de najaarsgrondbewerkingen gestrooid worden. Is de grond te zuur, dan moet eerst en vooral bekalkt worden. Bij de fosfaatmeststoffen bestaat helemaal geen gevaar voor uitspoe ling zij dringen integendeel veel te traag in de grond door en worden dus best van tevoren ingewerkt. De potas meststoffen zijn wel enigszins bloot gesteld aan uitspoeling dit gevaar is echter slechts van betekenis op Zie vervolg 2e bladz. Ie kolom) Jaarabonnement 120 F Postrekening nr 1425 93 van S.V. «REDT U ZELVEN» Aalst Handelsregister Aalst nr 145 Het overnemen van artikelen is toegelaten mits vermelding van de bron Beheer Zeebergkaai 5 Aalst Tel. 053/ 24 267

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Koornbloem | 1968 | | pagina 1