fiympEiii-iiM
Pielje de Pooi
Zondag 1 FeVruari 1880.
II
■mim
:k X/:
Eeu-en-Twmtigste Jaargang.
©oösötrnst, - ÖaÜtrlanb, - liiïjijciö.
-
Eene Plakkaart op de muren
van Antwerpen.
Niemandyedwonqen Soldaat
Bureel Achterstraat.
Gowoone Annoncen: 20 centiemen per regel. Annonce» op de Tweede Bladzijde. 50 centiemen
den regel, Kerieblen onder 't Nieuws, 1 irar.k den kloinen regel
HET LAND
5 fr 's Jaars, vooraf bet. Inschrijvingen worden op alle tijd
stippen genomen rechtstreeks bij ons of door post of briefdragers
LOOPENDE NIEUWS. Men verwacht te
LEUVEN den vermaarden franschen Redenaar De
Mun, die in 't Studentenhuis een voordracht komt
geven Heden is er Concert in den Katholieken
Kring van Nieuwerkerken, en zondag. Vastenavond,
is er Concert en Voordracht te HAALTERT in "t lo
kaal van de Katholieke Scholen 't Is M Dk BEUC-
KKR, van Antwerpen, die er zal spreken over «De
Tempel der Schepping.Kaarten zijn tc bekomen,
van nu af oi ten dage en ure des Feestes, aan 1,00 en
aan o,5o c., ten profijte der Katholieke Scholen
M. De Beuckcr is misschien den voornaamsten
Spreker van onzen tijd; achtbare Lezers uit de ge
buurte, verzuimt deze gelegenheid niet van hem te
hooren al moest ge zelfs een uur ver gaan, we zijn
zeker, dat gij g'heel uw leven den aangenamen na
smaak zult houden, van 't geleerd, krachtig, vloeiend,
liefelijk en verheffend woord, 't welk daar voor God
en Vaderland zal klinken. Zondag is er t'Herzele
sermoen geweest van den grooten Rabbijn der Geu-
zescholen, over 't oudversleten airken: Niets is ver
anderd in de StaatsscholenEr waren veel ge-
dwongene en eenige vrijwillige aanhoorders; immers,
geen zonde of oorzaak, oi z'heelt haar voorspraak.
Op ander^parochiën, rond Aalst, zeggen de moortel-
broers tot eenvoudige menschcn Ge moet naar den
klap der Priesters niet luisteren! en als zij uw zonden
niet willen vergeven, leeft maar voort zonder de
biecht; ge zult er niet magerder van wordenDe
verkens leven ook zonder de biecht en worden slek-
vet;.... ja, ja, luistert maar naar die Arrtechristen
laat uw consciëntie beroesten en verwacht dan op uw
sterfbed, de schrikkclijkste wanhoop. Zullen de
moortelbroêrs en d'anicchristen u dan ter hulp ko
men Er is Zondag t'AALST Concert geweest van
de Koninklijke Harmonie; schoone, prachtige uit
voering van verhevene muziekstukkenwelluidend
gezang, liederen vol fijne kluchtige zetten; en daarbij,
een uitgelezen PubliekNu, den anderen kant der
medailje: Fransch programma, fransche romancen
en chansonnetten, niets, niets vlaamsch! Zullen wij
dan toch en altoos en immer naapers der Fransch-
mans willen zijn? Temidden van een Vlaamsche be
volking, in 't schoon Vlaanderenland, voor Concerts,
voor Prijsdeelingen, geen enkel woord Vlaamsch
durven oi willen gebruiken, ach, welke vernedering!
Er is in Europa, er is in g'heel de wereld geen taal
die veracht wordt gelijk de Moedertaal in Vlaanderen.
Terwijl de Polakken hun laatste hertebloed geven, om
toch eenige nationale klanken te behouden, wij, in
volle vrijheid, wij trappelen onder ons voeten een der
schoonste en welluidendste talen, en die daarbij de
onze is. In Antwerpen, in Mechelen, in St.Nikolaas,
in veel ander steden, de hooge Sociëteit schaamt zich
de Moedertaal niet: dat is edel! dat is grootsch! dat
is Vaderlands!In Aalst heeft de Stad 't voorbeeld
gegeven: Alles is er in't VlaamschWaarom zouden
de Sociëteiten niet volgen! 't is wreed om bekennen,
maar indien de Franschmans ons landeken inpalm
den, in vele steden zouden zij NIETS te veranderen
hebben't werk der verfransching is reeds gedaan
door 't eigen volk. T'OTTERGEM is 'ne nieuwe
Geuzenmeester gekomende oude kon zijn droeve
eenzaamheid niet meer verdragen; zondag is 'ter
reünie geweest van Geuzemcesters met eenige wind
makers is 't waar dat er windmakers hun vaantje
langs twee kanten hangen? Van den wind ltven is
goed, doch van die naar den wind draaien, zegt Cats:
Die langs twee kanten hinkt, voor g'heel de wereld
stinkt Ze zeggen dat de glazenbreker, tot teeken
van zijn hooge autoriteit op alles wat de Scholen
regardeert, dat hem uit Brussel een oude afgelegde
ministersploenje gaat gezonden worden en achter
drij jaar dienst, krigt hij ióoo lr. 's jaars. Ge zult
de kas zien op straat vliegenEn wat gebeurt er
t'HOFSTADE? De gendarms zijn er niet weg; wilt
men die achtbare Gemeente onder een Schrikbewind
stellen, gelijk ten tijde der Jacobijnen? De ruststoor-
ders en aanklagers, die, zonder zin of rede, twist en
haat zaaien, maken aldus eenen eeuwigen afgrond
tusschen hun en al de treffelijke lieden. Te Getij:
iszaturdag 'nc kerel uit Ledeberg veroordeeld, tot.
jaren gevang de rampzalige had zijne moeder gesl?
gen en gewond en terwijl hij haar stampen op het
hoofd toebracht, de getuigen verklaren het, dan riep
het monster: zijt gij nog niet dood! Moest 'toni
zijdig onderwijs hier overwinnen, moesten de schoh;-
ren t Gebod van Eert Vader en Moeder» maar co
eene civiele wijze leeren, gelijk de fabels onderwezen
worden, dan zou men zulke wreede schelmstukken
overal in menigte zien opkomen. De geheime spo j
ken die te LEDE (g'hucht) hun rolle speelden, zijn
ontdekt; ze zullen nunaarDcndermonde kunnen gaan
spoken, onder de kap en in 't droog, 't Zal hun leeren
spokerij vertoonen aan huizen waar zieke menschen
liggen!
Ter gelegenheid der loting is er op da muren van t
Antwerpen ondor ccnon grooten toeloop van volk de
volgende plakkaart aangeplakt
DE MAATSCHAPPIJ VOOR HET
met-kenspreuk
AAN HARE MEDEBURGERS.
Medeburgers
De dagen zijn wederom aangebroken, dat er duizende
huisgezinnen met de dood in het hort zitten.
Hunne zonen moeten zich naar het stadhuis begeven,
om hunne toekomt, liet bohoud van den eigendom van
hunnen eigen persoon, aan het lot over te laten.
Te lang reeds aanziet onzo bevolking de loterij, den
gedwongen soldatendienst als eene ramp die onvermijde
lijk is, als eene ziekte, als eenen cholera.
Te lang reeds levert ons land zijne zonen gedwee aan
den ransel Dit moet eindigen.
Het wordt tijd dat de mensch zijne eigenwaarde kenne
en gevoele, dat hij geen voorwerp is, dat men tegen wil
en dank wegrutst, gelijk men een hoop sneeuw of gruis
opschupt.
Elke man is een kapitaal dat kan opbrengen en stad
en land verrijken, als men hot vrij laat werken.
Elke man is een kapitaal dat verloren gaat, als men
het in hot soldatenpak versmoort.
Neen, do gedwongene soldatendienst is geene onver
mijdelijke ramp. Gij kunt die ramp te keer gaan.
Gij kunt de hatelijke bloedwet doen afschaften door de
macht der stembus
Medeburgers
Wilt gij elke pngHirg v ,dt. tvv,en
Vullen Waartoe hij gel» '&u is
Wilt gij de rust m liet huisgezin, de vrijheid aan den
mensch, de beschaving, de vooruitgang en de welvaart
in ons land l
Zendt dan geen mannen naar do Kamers, dan die,
welke rechtzinnig en uitdrukkelijk verklaren, die door
ieder verfoeide wet te doen afschaften in het wetgevend
lichaam.
Schaart U allen onder onze vlag met den kroot
Niemand gedwongen Soldaat
Een Vrijwilligers-Leger
Gij ziet liet, de mannen van Antwerpen slapen niet.
Hun sociëteit wint dagelijk in naam en kracht zij telt
reeds boven de 20 J Leden, die zich verbonden hebben
de spreuk Niemand Gedwongen Soldaat te doen een
wezentlijkheid worden. Wij mogen aan d'Antwerpscke
Heeron verzekeren, dat in al de doelen des Lands, dui
zende en duizende kiezers en andere burgers hunne vlag
volgen on zich op 'toogenblik der werking bij bun zullen
aansluiten. Er is hier geen kwestie van katholiek en li
beraal, maar van algeraeene verlossing, van strijd togen
al degene die do Bloedwet willen in stand houden. En
't is daarom dat op veel plaatsen, de gedachten der Ant
werpsche Maatschappij de meerderheid dor gemoederen
overmeestert, zonder dat er een Sociëteit gesticht
wordt. Die groote volkskwestio vraagt d'hulp van al do
weldenkende en vrije mannen uit al du Partijen.
OVERZICHT.
De legerkwestie. Er verschijnt, Europa door, eene
beweging tegen liet militarism, die. zegde Lacordairo,
de slavernij onzer christone samenleving is.
In Oostenrijk steldo do Volksvertegenwoordiger
Fine, van do weck, eene evenredige vermindering der
legermachten in al de mogendheden, voor In Rusland
is den slavendienst vanG op 4 jaar gebracht In Duitsch-
land, eindelijk, heelt de kanselier do grootste moeite
eene meerderheid te vinden, om de verzwaring der
bloedwet te stemmen. De gazetten van alle kleuren ver
zetten zich straf tegen M. Von Bismarck, in die zaak, en
o:u do openbare opinie een weinig tot zich te trekken hoeft
hij door valscho middels het volk den schrik moeten aan
jagen. Men weet dat, over eenige weken, hot gerucht
liep, dat Rusland aan de Duitsehe grenzen, aanzienlijke
legermachten samentrok.Hot komt nu uit dat dit gerucht,
ten grooten deelo valsch, aangemoedigd wierdt door het
duilsch gouvernement; ten oinde het wetsonwerp van den
kanselier, over do verzwaringen van hot contingent,
gestemd te krijgen.
Oorlogen. De oorlog van Engeland met de Afghans
zoude dan eindelijk eene onverwachte sluiting krijgen.
Volgens de Times, zoude Engeland aan de inboorlingen
van 't overwonnene land, de zorg laten zicli te bestieren.
Volgens de Standard, integendeel, zoude do oorlog voort
gaan, na de verdwijning der sneeuw.
De hoop van vrede tusschen Albaniën en Montenegro
is ganséb verijdeld. De oorlog is hardnekkiger dan ooit.
Massa's vrijwilligers komen toogeloopen in de twee
legers, wiens bevelhebbers elkander een oorlog ter dood
hebben verklaard.
Dwingelandij en armoede.
In Oesteurijk gaat men de vrijheid der pers en de vrij
heid van vereeniging verkrompen.
In Polen heeft men aan studenten .erbolen hunne taal
op de straat te gebruiken. Do studenten, en in het alge
meen liet beschaafde of geloerde dool des volks, hebben
in Polen het meest te lijden. Immers, het is do geschiede
nis van al de dwinglandijen.
In Frankrijk werpt men de aalmoeseniers uit het le
ger, terwijl men op het punt is de poorten van T land te
openen aan de schurken der commune.
In Ierland was de hongersnood zoover gekomen, dat
Engeland toch middels heeft moeten zoeken om een einde
aan dien droeven staat te brengen.
De armoede is niet min wreed in Italië. Troebels zijn
in bijna al de gioote steden uitgeborsten. Paus Leo XIII
beeft van zijnen kant 15.UOO fr. aan do hongerlijdende
gegeven. Do adelijko en rijke familiën blijven niet ten
achteren in mildheid; De vrees van later geplunderd te
worden,is voor veel in die handelwijze.
Oneenigheden in Kamers en Senaten.
ijjn ltaiiê is jt Senaat in twist met de Kamers. Het mi-
irejjjk in do Senaat goetiu ui eerderheid
'YOüAanslp iniv ówiji.en,
7."' Humbert in verse! uiige st-.'den nieuwe Senators doen
Tüafcen, die de meed Jerheid aan het ministerie zuilon
geven.
Ijn Spanjo is do parlementairen twist voor goed ge-
einjligd.
In Griekenland kan de koning geen ministerie bijeen
krijgen. Al de kopstukken, aan wie hij do last toever
trouwd, mannen van goeden wil te zoeken om de plaats
vun minister te Tervullen, weigeren die eo'r.
In Frankrijk is de zaak der amnestie, de -cauchemar-
der ministeries, ver van beslist. In de kommissie, samen
geroepen om het ontwerp van M. Le Blar.c te onderzoe
ken, verklaren zich acht leden tegen de amnestie, twee
voor, en een lid is liefhebber cenor transactie. De com
munards meen en eindelijk een middel gevonden te hebben
om die geschillen en die aarzelingen kort te maken zij
hebben besloten zich in massa gevangen te geven, ho
pende dat het teerhartig Goveinement van M Gambetta
en de Freycinet «die verdwaalde broeders» den vollen
aflaat zal verleenon.
Men telegrafeert uit Minden, 59 Januari:
Een verschrikkelijke RAMP is alhier gebeurd; de
bliksom is heden morgend in eene naburige mijn gesla
gen oneen groo' getal werklieden zijn dood en gewond.
Heden namiddag waren reeds 10 uien en 9 gekwet
sten opgehaald. Er bevinden zich waarschijnlijk nog 5
dooden in de mijn.
St-Pelcrsburg, 28 jan.
Agence russc. De dagbladen van het buitenland
herhalen, dat het kabinet van Si-Petersburg eene
nota zou gezonden hebben naar Weenen en Berlijn,
ten einde alle valsche geruchten ie weerleggen, die in
omloop zijn over dc bijccntrekking van russische
troepen in Polen.
De waarheid, is dat ergeen troepen in Polen bijeen
getrokken zijn, en er dus geen uitleggingen gevraagd
of gegeven moeten worden, even als er ook geen
enkele nota is verzonden.
Cannes, 25 jan.
Het vertrek der keizerin van Rusland is tot zater
dag uitgesteld.
Madrid, 28 jan.
Tengevolge eener inbeslagneming van papieren,
heeft het parket van Barcelona tien leden der Interna
tionale doen aanhouden.
Londen, 28 jan.
Uit Calcutta wordt getelegrafeerd, dat de volkstam
der Nagas dezer dagen eene plantagic der provincie
Katchar ovcrromdeld, den bestuurder gedood en de
gebouwen in brandgestcken heeft,om zich vervolgens
naar eene andere plantagie te begeven.
Middels tegen Ongelukken op Spoorwegen
In niet éen land dor wereld zijn er op de spoorwegen
zooveel ongolukken gebeurd als onder Sainctelette don
tegen woord igen minister van openbare werken. Dat was
toch ook den man niet om dhoeren Wasseige en Beer-
naertopte volgen.
Er moeten noodzakelijk middels gezocht en grootere
voorzorgen genomen worden om do ongelukken te ver
mijden. Sommige Richards zitten mot angst en vrees op
de treinen.
Het kan zijn dat de treinbediendon door onvoorzichtig
heid en de treinverzetters door onoplettendheid.de schuld
geweest zijn van ongelukken.
Do dienst van treinverzottor kan bost gedaan worden
door bejaarde monschen die zeldzaam verplaatst wor
den.
Die op de treinen dienst doen, zijn bij tijd te veel ver
moeid omdat zij te weinig, zelfs op de zondagen, nacht
rust bobben; andoren zijn onvoorzichtig met te vroeg
van do treinen en to laat op de troinon te springen zij
willen daardoor toonen dat zij flinke mannekens zijn,
maar 't is somtijds ten koste van arm cn boon, van kop
en hjf.
Om een groot getal ongelukken 1 -mijden, zouden
er op verschelde ijzer wogen 4 spoonwegliniën moeten
geplaatst worden.
Door dcz*:i middel zouden do 'reii.co maar z jzaam
van d'eou linie op d'aodere Moe ton verzet worden, en
men zou al de nachttreinen voor koopwa: mi mogen af
schaffen.
De onkosten voor dees groot en noodzakelijk werk
zouden min groot zijn dan men het zich inbeeldt, en wat
meer is, men mag op geene onkosten zien ais de veilig
heid en het algemeen welzijn van het inenschdoin dit
vereischt.
Altijd is het zeker dat hot volk veel liovor 100 milli-
oenen 's jaars belastingen zou betalen voor do uitbrei
ding en verbetering der spoorwegen, als voor do solda
terij en de geuzerij.
De Godsdienst en het Ondorwijs moeten krachtens en
volgens de Grondwet volkomontlijk vrij zijn. Er zijn
katholieke en liberale doctrinairs die den Godsdienst en
het onder wijs willen reglementeren; dat is een misdacht
en een slechte zaak. Een vrij, zedelijk en godsdienstig
volk moet zich zelfonderwMjzen en opvoeden. En als 't
zou gebeuren dat er hier of daar geeno hoegonaamde
middels zijn om de armo kinderen to onderwijzen dan
moeten de bloedverwanten, vrienden, kennissen, gebu-
ren en parochianon een beetje ter hulpe komen, maar
nooit den Staat of de Provincie.
Er was eens te Rousselare een zeker Jan. Eens ging Jan te voete
naar Meenen. Gekomen aan den Aap (dat is een gehucht langs den
steenweg op een kwartier gaans van Rousselare) sprong Jan over
den dijk in een bosch, ik weet niet waarom. Jan ging een twintig
stappen diep tusschen het geblader, toen hij al met eens verschoot
om dood te vallen. Wat mocht hij daar gezien hebben? om alzoo te
verschieten? Tegen eenen boom. op vijf stappen van hem, zag Jan
een schrikkelijk mager ventje zitten. Met een potlood schreef en
vreef het gedurig op een doodvcrsleten boekske. Het was Pielje de
Dood. Geerne genoeg had Jan gevlucht van schrik, maar percies
van schrik kon Jan niet vluchten. Daarbij, Pietje, iets hoorende
naast zich, had omgekeken, en Jan ziende, riep het hem, zeggende:
Vriendschap, kom maar hier! Al bevende kwam Jan bij Pietje de
Dood. Hij had fraai een lachend aanzicht aan te doen en een mondje
te trekken als een knopgatje, om alzoo zijn schrik te verbergen, Jan
beefde als een riet. En geen wonder, immers hij stond daar flakke
voor Pielje de Dood. Pietje de Dood was mager als eene afgezogene
graat: zijn doodshoofd was tot op het been versleten, van danig
pcizen wien het dagelijks stekken moest Twee reken witte tanden
blonken als zilver in zijn ontvleeschde bekkeneel, waar tusschen het
een kort pijpken hield, waaruit het lustig rookte. Die rook klom in
hemelblauwe krinkelvvolken gestadig uit zijn pijpken op, en in
dien rook kon Jan in doorluchtige letters lezen: Zoo vergaat het
leven. Van op de breedc schouderplaten van Pietje de Dood hing
een mantel die tot beneden zijne scherpe knien zonk. Wel van
duizend verschillige stukken was die mantel te zamen genaaid.
Purper fluweel, van keizerlijk gewaad,en grauwe vodden van bcde-
laarsvesien, zijden stof van groote dammenmantels en katoenen
lappen van arme oudewijvekensroks, bloedrood laken van kardina
len mantels, en grof sergie goed van soldaten-uniforms: uit dat
alles was Pietje de Doods mantel geweven; immers als algemeene
erlgenaam dezerallen, was het met hunne overblijfsels vertrokken
en het maakte er dagelijks gebruik van. Onder dien mantel kon Jan
de ribben van Pietje tellen, die rondom zijn lijf lagen als de latten
eener vogelkooi. Met afschrik bemerkte Jan, dat Pietje de Dood
noch hert, noch ingewanden had,en alzoo verstond hij hoe dc dood
met niemand medelijden heeft.Allen oogenblik keek Pietje de Dood
op zijn uurwerk, want allen oogenblik moest het ievers eenen
mensch gaan stekken. Het was een schoon kostelijk uurwerk, dat
iemand van Brussel onlangs in Italië gekocht had. Óp den voorkant
was een uurwijzer, een minuutwijzer en een sekondewijzer; al
achter stond het portrait van smous Garibaldi tusschen twee tru-
weeltjes. Pietje de Dood had onlangs dat uurwerk gelijmpt ineen
sterlhuis te Brussel en het droeg het nu, aan een zwart riemtje, dat
aan twee zijner afgepeuzclde ribben vast lag. Boven zijne rechtere
eupe had Pietje de Dood eene schoone gulden snuifdoos zitten, ook
een stuk van familie, maar Jan kon niet raden van waar zij mocht
komen. In die snuifdoos bewaarde Pietje banst met een vuurkei
Immers toen het des nachts iemand onverwachts moest pakken, op
wiens kamer geen nachtlichte brandde, zoo aanstak het licht met
dien vuurkei tegen zijne droogc borstgraat te kloppen. Telkens dat
Pietje de Dood maar roerde, maakte het een dof gedruis als eene
mande drooge okkernoten, en het kraakte gelijk een kater. Toen
Jan dat al zag, wierd hij van langs om benauwder. Doch Pietje de
Dood had hem geroepen en het vroeg hem nu den naasten weg
naar Rousselare. Jan dacht bij zijn eigen: ik zal trachten wel te
staan met Pietje de Dood en stijf beleefd te zijn. Ook antwoordde
hij spoedig, met zijnen klak af> Petrus, (want hij dtfrfde geen Pietje
zeggen) gij neemt den steenweg, gij slaat in op uwe rechte hand,
Petrus, gij gaat altijd rechtuit, Petrus, en gij zijt er, Petrus, gij
kunt niet missen, Petrus.
Alzoo sprak Jan beleefd de Dood aan, gelijk al deze die de Dood
van bij ziende, dezelve eerbiedig en voorzichtig handden uit hoop
vanzeteontsnappen.cn die ermede spotten als zij eene goede
gezondheid genieten en zich verre van de Dood denken, die hun
nogtans op de hielen zit. Inwendig dacht Jan geheel anders, cn
had hij maar gedurfd, hij had Pielje dc Dood eenen voet onder
zijnen pannenlatten broek gegeven, en gezeid: Ga, riek het waar
Rousselare staat, en zoo gij rechtuit gaat, dan loopt gij met uwe
kerkuilmuile flakke daar in.
Allengskcs verstoutende en door de nieuwsgierigheid aangeprik
keld, vroeg Jan aan Pietje de Dood wat het te Rousselare ging
verrichten? - Wel, zegde Pietje, ik moet er daar eenige gaan stek
ken, die op mijn boeksken staan. Op uw boeksken, Petrus! zei
Jan, hebt gij daar uw boeksken? Ja, zei Pietje, ik heb het altijd
op mij, en al wie ik in het jaar moet grijpen, staan er op met pen
en inkt en een kruiske bij hunnen naam. Wel toch, vroeg Jan,
om dc liefde Gods, toon mij eens uw boeksken. Ik mag niet, zei
Pietje, want indien gij moest uitbrengen wie op mijn eerste bladje
staat, dan zouden er sommige erfgenamen van nu af beginnen ker
missen. Eventwel sprak Jan toch zoo schoone, dat Pietje de Dood
hem liet zijn boeksken zien, op voorwaarde van maar het eerste
bladje te bekijken en het aan niemand te zeggen. Met zijne lange,
drooge. magere vingers, uitgemergeld alsspellcwerkstokken, haalde
Pietje de Dood zijn boeksken van onder zijnen mantel. Het was
een zwart boeksken in parkement verbonden, en van 365 bladzijden.
Elk bladje was e'en dag; en al wie op een bladje stonden, moesten
dien dag sterven. Met verwondering zag J.in vele kennissen staan
op het eerste bladje. Petrus? zei Jan. Wat belieft er u? vroeg Pietje.
Petrus, zei Jan, daar is nog een weinig plaats op uw eerste bladje,
wil ik u nog wat namen van kennissen opgeven, om ze daar bij te
kletsen? terwijl gij op de streek zijt, gij zoudtze kunnen met eens
kuisschen; hef waar eene moeite gespaard voor u, cn het zijn toch
maar menschen die dienen om een ander te knijzen. Dank u,
antwoordde Pietje de Dood, die gasten zijn er ook noodig om de
anderen te helpen verouderen voor den tijd en hun het water te doen
broeien. Dusdanigen heb ik er overal, die mijne hulpen en voorbo
den zijn, en mijne taak vergemakkelijken. Doch niettegenstaande
hunne bewezene diensten, zij staan ook op mijn boeksken. Ja, hoe
meer zij een ander geduiveld hebben, hoe fijner ik ze nijpen zal,
eer ze er op tijd en stond zelve aanwaaien.
Jan wïerd beneteld om nog een bladje te keeren, maar het was
hem onmogelijk, want Pietje hield gedurig zijnen ontzenuwden
duim op het boeksken geplakt.
Allengskcns stouter geworden, haalde Jan zijne snuifdoos uit;
want hij peisde: Kan Pietje de nood een snuifken nemen, het zal
zijne lange drendels van vingers van het boeksken trekken, en binst
die wijle zal ik het bladje keeren. Maar Jan was gemist, want toen
hij zei: Snuift gij, Petrus? - Dank u, vriendschap, zei Pietje. Im
mers waar had Pietje zijn snuifken gesteken? Een neus stond er
met op zijn plat gezicht dat alzoo effen was als een strijkijzer. Doch
Jan vond het anders uit hij nam zelfs een snuifken, gebaarde van te
moeten niezen, cn niesde flakke in Pietje de Doodsgezichte.
Hola, Petrus! zei Jan, het was dat ik moest niezen! Het dunkt
mij ook, antwoordde Pietje, al zijnbeencn voorgevelmct zijnsleppe
afvagende. Doch terwijl Pietje zeer natuurlijk het hoofd had omge
keerd, gelijk wij ook zouden doen, als een boer ons beniest, had
Jan in aller haasten het tweede bladje bekeken. Maar wathad hij er
gezien! Hij stond er zelf op! Als hij dat zag, zijnmoedzonk in zijne
schoen, en hij verliet Pietje de Dood zonder hond of beeste tc zeg
gen. Uit het bosch gekomen, dacht hij: Wat wil ik nog naar Mee
nen loopen, terwijl ik morgen een lijk ben? ik zal liever naar huis
gaan onderwege dacht hij: dat ik in het Broederschap der Goede
Dood kroope, het zou misschien nog helpen. Maar hij stelde dat uit,
en daarbij hij was zoodanig verdwelmd dat hij schier niet wist waar
zijn hoofd stond. In zijn huis gekomen, die at noch die dronk hij,
en met de koorts op zijn lijf, ging hij algauw te bedde. Van geheel
den nacht deed hij geene ooge toe, immers hij herhaalde gedurig
die woorden: Morgen gij!
Tusschen een cn twee van den nacht, hoorde Jan ruttelen aan
zijne voordeure. Met achterdenken stond hij op, aanstak de lamp
om open tc doen, bij zichzelven zeggende: zou dat duivclsch Pietje
daar al zijn! Hij trok de deur open met eene spleet en het was
Pietje! Gauw, Jan, zegde Pietje, gij moet mede! In eenen wink
wipte Jan naar den opperzolder. maar zoo snel zijne schaduw hem
volgde, zoo snel volgde hem Pietje dc Dood tot naar boven. Dan
•viel Jan op zijne kniën en sprak dc dood toch zoo schoon! Wel
Mijnheer Petrus, zcide hij, laat mij toch nog een eindetje leven! ik
zal zoo braaf zijn cn zoo deugdzaam! Ik zal niets meerdrinken dan
water, en zoo voor u lezen, Petrus! als het u belieft, Mijnheer Pe-
(Zie op den anderen kant.)