woon in mijn huis, M.. cn M. den Pastoor woonde in 't zijn.
Elk is lieber, de pastoor ontving wie hij wilde, ik loop daar niet
achter.
M., is het ter uwer kennis gekomen dat de meester presenten
heeft ontvangen van den Pastoor
Ik heb dat hooren zeggen.
- Ziet ge wel, we gaan er komen.
M., er wordt op deze dagen zoo veel verteld, dikwijls ver
draaid en vol leugens, en daar kom ik niet tusschen.
Ge weet toch, dat de presenten gedaan zijn
Van hooren zeggen, ja.
Gij moet zeggen wat gij zelf weet en wat gij weet door ande
deren. Nu vraag ik u, zaagt gij die betrekkingen met genoegen
Neen, M.
Hebt gij dit niet laten weten
-- Neen, maar eens heb ik het gevraagd en de pastoor zegde mij
dat dit present niet gezonden was aan den meester, maaraan zekeren
Robyns, die het voortgezonden heeft aan den meester.
Hebt gij den Pastoor dan niet gedénonceerd?
Neen, nooit 1 M.
Weet gij niet of iemand het gedaan beeft?
Neen, maar ik weet dat hij vrijwillig zijn demissie gegeven
heeft. Er was daar reeds lang spraak van geweest; hij had ze zelf
gevraagd.
(De Meester.'die niet ver fvan den Onderpastoor op een bank zit,
w ordt geroepen en zegt dat dc Pastoor zeer verwonderd was van
zijn demissie te ontvangen en zelfs gezegd heeft Wee degeen die
mij gedenonceerd hebben! Ik weet dit, zegt hij, uit dezelfde
source als 't ander.)
M. den Onderpastoor, dat komt slecht overeen met uwe ge
tuigenis.
M. 't geen ik zeg, kan bewezen worden door brieven, van
vroegere datumser was reeds lang spraak van zijn demissie; als
ge wilt, M. den Deken van Aalst kan dit getuigen.
Heeft hij de brieven?
'k Weet dat nietmaar zijn woord is toch zooveel weerd als
een brief.
M., er zijn predikatiën gebeurd tegen de wet?
Tegen de wet, nooit!
Waarop.was't dan?
Ik weet, M., wat hier bedoeld wordt. In October heb ik ge
preekt op den Roozenkrans cn dan heeft de Meesier mij onderbro
ken, doch ik had hem niet genoemd, en de wet ook niet, noch van
verre noch van bij.
M., ge gaat ons toch niet doen gelooven dat gij tegen de wet
niets gezegd hebt!
Tegen de wet, als ze gestemd was, neen; 't was ook niet noo-
dig bij ons M.
Ik vraag u wat er gebeurd is?
Hoort, M., ik moet hier geen sermoenen komen doen, maar
't was de feestdag van den Roozenkrans; ik heb de godsvrucht van
den H. Roozenkrans uitgelegd, de kracht van dit gebed getoond,
hoe vroeger de Albigeuzen erdoor bekeerd weiden en hoe men he
den ook veel den Roozenkrans moet bidden voor de bekeering der
zondaars. Dat heeft de Meester mij onderbroken.
Wat zegde de Meester?
Schei er maar uitwij weten dat al lang genoeg! En daarop
heb ik gezegd: Menschen, wij zullen daar niet op antwoorden.
Dan heeft hij gezegd Ik ben hier langer als gij, de menschen ken
nen mij beter als u. En dan heb ik gezegd Wij zullen ook voor
dezen mensch een weesgegroet bidden.
Vereecken staat recht en zegt M. De V. ik protesteer bijzonder
tegen 't woord zondaars, 't is ongelukkige dat hij gezegd heeft.
In 't enkelvoud
Ja M., ik heb hem dan onderbroken en meende voort te
gaan, maar de tumult in de kerk heeft mij belet.
M. den Onderpastoor, ge zijt niet t'akkoord?
Ik hoor het, M. maar ik kan u getuigen van deze zaak bren
gen zooveel gij wilt, hoe meer hoe liever.
De meester. Ik ook
V. Wij zullen 't opschrijven. Is er nog iets bijzonders
Ja, zegt de heer Onderpastoor, en hij haalt twee menschen aan
die voor dc scholen, opzeg van land gedaan zijn door den heer
burgemeester van Gent.
v'. w:, iö 't i
Jan Baptiste cn Constant Van Rossem de vrouw van J. B.
is bij mij gekomen, en ik heb haar gezegd, moest zij er veel door
lijden, van de kinJers maar tc zenden, maar zij antwoordde M. ik
zag ze liever naar 't kerkhof dragen als ze naar de Gemeenteschool
nog te zien gaan. En zie, M. hun opzeg is hier.
M. Lippens bemerkt dat er 3 namen op staan; de meester staat
recht en bekent geschreven te hebben naar Gent voor die opzeggen,
maar't wasom ander menschen, die voorde scholen van katho
lieken geleden hadden, schadeloos te kunnen stellen.
Lippens. Zootat tit een vergoeting was foor anter personen tie
geleden halten
Ja. M.,
M. de Onderpastoor teekent zijne getuigenis cn vertrekt.
AALST.
8. HENRiF.TTE Mof.NEN, vrouw De Bock, AaJst.
Gelief ons te zeggen, madam,wat gij weet van de schoolkwestie?
Over jaar. M., in October is M. Pacquay bij mij gekomen
naar de kinders vragen. Ik zegde: M., ze gaan naar een christelijke
school. Ha, dat is wel, zegde hij, 't is toch naar de nieuwe
school? 't En doet M., naar d'oude, z'ontvangen daar een goei
opvoeding om later treffelijk voor God en voor 't Volk te verschij
nen. Ha, moederken, dat zijt gij buiten den band der H. Kerk;
en g'handelt als slechten ouder. M., ik permetteer u niet dit te
zeggen. Ik ben gezonden van 6 Bisschoppen, gelooft gij er niet
aan Ik geloof aan God, maar aan geenen bisschop. Zijt
gij gedwongen Neen. Dan zijt gij gedoemd gij en g'heel uw
huisgezin. Een groot gemak voor mij. Zoodat gij niet peinst
op uw sterf bedde? 'k Ben daar nog te gezond voor, M. Zijt
gij niet benauwd dat wij u zullen reneweeren(Kan M den On-
dorpastoor die menschen reneweren? Vader en 2 zoons zijn bedien
den van den ijzerenweg, en dat is de bijzondere broodwinning). En
dan,sprak Henriette Moenen, dan heeft hij met een stuurheid en
strabaniigheid naar mij gewezen. Korts daarna zijn talrijke kinders
uit de gebuurte mij komen affronteeren en werd mijn dochter van
17 jaar aangerand, verweten door een geburedochter, en geuzinne
genoemd, de kinders riepen dat ik den onderpastoor buitengejaagd
had, en 't was geen waar, M., ik had hem nog 'ne pas-de conduite
gegev^p tot aan de deur.
Getuige n- 9. M. Notaris De Pauw, die verklaart in 't vlaamsch
te willen spreken, zweert cn getuigt dat, na dc promulgaiie der wet
bij hem gekomen is de Schoolmeester van Hofstade, met verzoek
of hij zijn pachters in zi:nen naam mocht spreken voor zijn
school. Ik heb mijn toestemming gegeven, even als aan M. Bos
nians. van Wichelen, doch zonder oorlof van dreigement van opzeg.
Was dit schriftelijk, M de Notaris? Neen, M.
't Is omdat hier gezegd wordt dat M. Meirschman een brief
van u toonde. Ik heb geenen brief gegeven, en er zijn geen ver
dere gevolgen geweest, van opzeg of iets anders.
10. VROUW MattHYS, van Hofstade, getuigt dat haar land af
genomen is afgenomen,omdat haar kind daar de gemeentesch. ging.
11. BOiN È.MiLE, goudsmid van Aalst.
M.. zijt ge niet ongelukkig geweestin de biecht,omdat gij stichter
en bestuurlid zijt van de sociëteit der oude kleeren?'t Is waar, M.
V. Wat het doel dier sociëteit D'ongelukkigen helpen, M.,
kleeren bezorgen aan d'arme kinderen, opdat ze behoorlijk zouden
kunnen naar school gaan.
Dit wordt aangeteekend, maar M. Devigne, zijn eerlijk gevoel
raadplegende, zegt dat er moet bijstaankleeren bezorgen op
voorwaarde dat ze naar de Gemeenteschool gaan.
WELLE.
12. H. VAN DER SpeeteN, onderwijzer te Welle In mijn ge
meente, zegt hij, heeft de schoolkwestie lievig geleden door den
dwang der geestelijkheid; hij beschuldigt bijzonderlijk den onder
pastoor, d*e zelfs in de gemeenteschool geld wilde rondhalen, die
in zijn sermoenen zinspeelde op Onderwijzer en Hulponderwijzer.
Gij herkendet u daarin? Ja, M., hij noemde ons geus, schis
matiek. vleescliduivels. ik weet dit van hooren zeggen. - Ga voort.-
De zuster van den Hulponderwijzer is uit aen Biechtstoel gejaagd
omdat zij antwoordde dat haar broeder geen slecht zou leeren.
Zoo is mij verteld, M. Van der Niepen is met vervolging bedreigd
van kalanten cn heeft eenige kalanten verloren Vrouw Van Lan
genhove heeft den onderpastoor afgeschilderd als de zwartste van
g'heel de prochie.
V. De zwartste is 't de slecchtste niet 'i
De zwartste en hem als duivel geheeter - Wie,
hem - Haren man. - Waar heeft hij dat ezegd
in een huis bij zekere De Raedt, en bij Meander
Van de Velde. Aan Van Langenhove heeft de Pas
toor veel kalanten willen ontnemen, 't Is t groot
ste plezier van den Pastoor, als hij die alanten
kon afnemen. Het huwelijk van de We Van der
Niepen is verschoven geweest, zoo lang haar kind
de gemeenteschool bijwoonde. De pastoor heeft
een lang sermoen gedaan op de Framassi-ns.
Dev. We gaan dat niet opschrijven.
V. Is er geen missie geweest
Ja, M.j in October 1879 cn dan zijn e. hevige
sermoenen geweest. - Hoe is uw school gesteld -
Vroeger had ik 180 scholieren, nu nog 33.
De meester schijnt veel, zeer veel te willen zeg
gen, maar d'heeren zijn haastig; 't is reeds een
uur gepasseerd de getuigenis wordt uigelezen
en geteekend, in de zitting gesloten, tot 3 ure.
't Is 3 ure. Inkwisiteurs, gazettiers, dt"r",aar-
ders, gendarms, zijn aanwezig. De zitting wordt
geopend en begint met AALST.
D'Hondt-MaES, zeepzieder en lid der Gods
huizen Aalst.
M zegt de Voorzitter, in een vorige zitting
is verklaard door 'ne persoon, hier tegenwoordig,
(inderdaaad Hofman, der Nieuwstraatpoort zit
aan de rechterhand van Lippens) dat hem dreigin
gen zouden gedaan zijn van wegens d'Hospiliën,
aangaande zijn Vader. Hofman zal dit nader uit
leggen.
Hofman staat recht cn legt uit hoe de zoon van
M. d'Hondt bij hem is gekomen, en gezegd dat
zijn Vader in 't oud-mannekeshuis zou opgenomen
worden, maar dat hij dan ook zijn kinders uit
de Gemeenteschool moest trekken.
De V. M., wat zegt gij daarvan?
M., ik logenstraf dit; nooit heeft mijn zoon
alzoo gesproken.
Hoe kunt gij dit weten?
M. in dtn tijd zijn wij gevraagd om den
ouden Hofman in d'Hospiciën te nemen; er is
gezegd ja, maar dat hij zijnen toer moest af
wachten er zijn er altijd die opgeteekend staan.
Maar dat beteekent niet dat uw zoon Leo
dit niet gezegd heeft.
M.. ik bevestig onder eed, dat mijn zoon
dit nooit gezegd heeft.
Maar M.
Laat mij uitspreken, om twee reden; ten
eersten, er stond deswege een artikel in 't VER
BOND; ik heb mijn zoon ondervraagd en hij heeft
mij stellig gezegd dat er geenmenacen zijn gedaan.
M. dat....
Ge gaat hooren, er is nog iets; ten twee
den, eenige dagen daarna, ben ik gegaan bij Hol
man hier present en heb hem gevraagd op zijn
veld: Heeft mijn zoon u menacen gedaan, gelijk
erin 't Verbond staan? En hij heeft mij geant
woord NEEN. NEEN
(Hofman logenstraft dit, M. D'Hondt herhaalt
zijn verklaring, 't is dus ja en neen de President
helt over langs Hofman dat is teroogen uit te
zien. Tusschen ja en neen, is 't oordeel vrij, doch
wij zeggen't deesdat Hofman sedert 14 dagen
aangetrokken werd door liberalen, ja zelfs dat de
reporter van den Echo du Parlement hem op den
koer zegde: Hofman, ge zult toch niet mankeeren
van te komen).
Terwijl men opschrijft, roept M. D'Hondt uit
Ik wee! niet waarom me" "nc «Anno ->ecri? in
d'Hospiliën zijn nooit ienacen gedaan; Gat is In
ons karakter niet Mrcn; wij zijn voor de volle li-
berleit; ik defieer elk het anders te komen getui
gen; gaat eens langs den anderen kant, Mrc"daar
zult gij reéelen dwang vinden.
M. hebt gij daadzaken? zegt ze.
Gij zoekt de waarheid hewel, roept eens de
menschen die men heeft willen dwingen.
Mijnheer, ge moogt alzoo niet voortgaan
Roept eensSeverien De Bolster, bediende aan
den Kanuon van de Statie; roept eens Blommaert,
Henri Biommaert, roept eens
M.als gij zelve geen feiten aan te kiagen hebt,
moet gij zwijgen.
Er wórdt onder 't publiek geroepenBlommaert
is hier, ik zou ook eens geerne spreken
De gendarms schieten toe, maar Blommaert
treedt vooi uit en geeft zich aan als getuige.
Lip|ieris vezelt ieis aan Willequet, die aan M.
D'Hondt vraagt:
Hebt gij deel genomen aan de deliberatie
volgens welke de weezenjongens uit de Gemeente
school zijn vertrokken?
Er is daar geen deliberatie geweest, M., de
President heeft dat 0» hem genomen en 't is éenjia
riglijk goedgekeurd uoor al de Leden, behalve ée-
nen die zijn ontslag gegeven heeft.
Lippens, zich vooruitstekende en vlammende
oogen op M. D'Hondt werpende, roept Is fat frij-
heit?
M. D'Hondt, zich vlak tot M. Lippens keerende
Ja, M., dat is vrijheid; wij zijn de tuteurs, de
voogden der weezen wij moeten die kinders aan
zien als ons eigene kinderen, en scholen kiezen die
ons vertrouwen hebbenwij zouden slecht hande
len, als wij anders deden.
Toor wie zijt gij genoeml?
Door de Stad, M.!
En zoo keurt gij te Stadsschool slecht!
Ik zeg, M., dat ik meer confiencie heb in
dander scholenen dat is natuurlijk! wij doen die
kinders in scholen welke wij voor ons eigen kin
ders zouden verkiezen.
Getuige teekent, en reklaineert dobbel taks, zeg
gende: 't Is voor een goed werk!
President. Dat moet gij weten, M.
Getuige N° 2 is de E. H. Van Landegera, onder
pastoor van
SCHOONORDE.
Hij vraagt of hij als beschuldigde ot als getuige
verschijnt? De President onderbreekt hem gewel
dig, maar antwoordt eindelijk toch dat hij komt als
getuige gelijk al d'andere. Dan zweert de heer On
der pa stoor.
M.. zegt de Voorzitter, de vrouw die daar zit
(inderdaad, er zit eene dame aan de rechUchand
van Lippens, en op de bank der getuigen zit M.Van
Langendonck, haar huisbaas eu beschermer,) de
wouw die daar zit, heeft groote klachten gedaan
over de wijze op welke gij haar en hare kinderen
hebt behandelt.
M. Ik weet dit. en ik moet u rechtuit zeggen
dat de Raad van Enkwest en wij allen teleurge
steld zijn geweest door die vrouw; bijna al het
geen zij verklaard heef), is valsch.
Dat is al niet waar
Bijna al niet waar, M.
Wij zullen eerst de vrouw hooren Mme Van
Mol, gelief uw getuigenis te herhalen(Waarom zijn
Proces verbalen daar niet? Isdat serieus handelen?)
Vrouw Van Mol staat recht en herhaalt in 't lang
al wat zij op den Onderpastoor heelt gezegd. De
President onderbreekt haar niet éen maal, alhoe
wel die getuigenis reeds is afgelegdals zij gedaan
heelt, zegt de Voorzitter:
Weinu.M. wat zegt gij daarop?
M. de Voorzitter dat alles valsch is oi' zeer
verdraaid; toen wij bij die vrouw gingen om baar-
te verzoeken voor de Katholieke Scholen, beert zij
of haar dochter 011s bekend dat zij - gedwongen
warenhun kinders naar de Gemeentescholen te
zenden, dat zij er niet uit konden.
Gedwongen, door wie?
Ik w< et nietmaar liiti-r heb ik gehoord dat
zij t'Aalst is komen wonen en dan reeds zaken deed
met zekeren heer Van Langendonck, een hevige
liberaal vauAalst.die hevig dwingt voor d'ofllcieële
scholen; daarop,
M. dikleert zelf aan den Sekretaris, 't zal
gemakkelijker zijn; ge kunt dat toch
'k Peis ja M. de President, en de getuige
spreekt kalm en langzaam dat de Sekretaris ge
makkelijk kan opschrijven;
Daaroji, wetende den dwang, heb ik voorge
steld de kinders thuis te houden; 't is toch beter,
als ze naar de slec.ite scholen te zenden. Voor wal
de vei wijtingen aangaat van sloeber, deugeniet,
dat loochen ik stellig.
Die vrouw zegt dat ik de kinders heb ojigeinaakt
tegen d'ouders; dat is valsch! ik heb gezegd, éen of
twee keeren, van aan hunne moeder te vragen om
toch ten minste te mogen thuis blijven uit de ge
meenteschool
Ze zegt dat ik haar manneken geus verweten
heb; ik heb gezegd dat hij geuzenmanieren had,
aan 'ne jongen reeds boven de schooljaren en die
thuis het kuipen deed.
Daarop is de moeder mij komen rekening vra
gen en ik heb geantwoord dat het aardige manie
ren waren van zich achtereen haag weg te steken,
dat heb ik gezegd, en wetende dat al dé per
sonen van dat huis, moeder, dochters en zoons,
slecht de goddelijke Diensten ojjpassen, bijzooverre
dat de moeder bijzonder den bijnaam gekregen had
van vrouw na het Evangelie, omdat zij altijd te
laat kwam in de Mis, daarbij voegende,
Lippens. Zijt l'oorzichtig! jieleedigtniemant
Dat ik wel weet dat hare kinderen de slechtste
van de parochie, de christelijke leering bijwoon
den, lu b ik geoordeeld aan dat kind wel den naam
te mogen geven van geus of van geuzennmanieren
hebbende.
Voor wat aangaat van op haar te prediken en
van gezegd te he-bben haar te rulneeren, is volko
mentlijk valsch! En van op tiaar gepredikt te heb
ben en geruïneerd ten gevolge daarvan, is ook vol-
komentlijk valscü! Indien zij de gemeente heeft
moeten verlaten, dat was dit zeker niet voor de za
ken der scholen of ten gevolge mijner predikatie,
maar 'l moet een andere rede hebben do vrouw
zelfheeft verklaard aan den pastoor en een derde
persoon, voor de schoolkwestie, dat zij van de
Schoonaardsche noch werk had, noch kalandisié in
haar herberg, en bij de Schoonaardsche niet leven
kan.
Bijgevolg, zegt de President, kunnen uwe
Predikatiën haar geen nadeel gedaan hebben, ter
wijl gij voor Schoonaardsche spraakt. Ge gaat dit
teekenen, Af
M. Ik zou geerne antwoorden over 't geen
hier gezegd is van onzen gemeenteonderwijzer over
d'eerste Communie, sermoenen en onderwijzingen.
Alles wat hij zegde, is valsch. Waar is het, dat
wij d'Ouders opgewekt hebben om hun kinders
een Christelijke Opvoeding te geven
Gelief te teeltenen.
Ik heb nog iets M. Ten eersten, ik ben ver
wonderd over de uitzinnige handelwijze, inijns
dunkens, van het gou>ernement aangaande de ge
meentescholen en ziehier waarom: Gij weet, mijn-
heeren, dat oji bijna al de Parochiën liet getal
scholieren klein geworden is en niettegenstaande
dat
Dev <>ij randt de wet aan.
Get. Dal d'onkoslen dezelfde blijven.
Willequet, M., wij kennen uitzinnige,zinnelJoze
menschen, maar uw gouvernement moogt gij niet
beschuldigen.
Mijnheeren.als Belg ben ik daarbeschaamd over.
G'liebt de gazetten en uwen preekstoel om
dat te zeggen.
Dev. De wet moet geëerbiedigd worden door
eiken Belg.
Ylijubeoran, dio maatregels aanzie ik als uit
zinnig.
(Hij wordt tegengehouden, men dreigt hem het
woord af te nemen; maar de heer Onderjiastoor
gaat voort)
Mren, gij maakt een Enquête scolaire om de
toestand te kennen van 't Onderwijs welnu, mij
dunkt dat de onkosten van t onderwijs hier zeer
wel op hun plaats zijn.
Hebt gij gedaan?
Ten tweeden,
Lippens, Jk wil niet meer tathij ticteert.
De V. Spreek aan ons M, maar rapper, wij
zullen het dan doen aanteekenen.
Men, volgens de nieuwe wet is liet Christelijk
Onderwijs nit de scholen gebannen.
Dat is de wet! de wet moet geëerbiedigd wor
den.
Ze wordt niet uitgevoerd, Mren, gelijk-zij in de
Kamers gestemd isnamelijk, dat door de circu
lairs miiusteriels het onderwijs moet blijven gelijk
vroeger, iels dat gansch tegenstrijdig is aan de ge
stemde wet.
Leg dat uit.
Ze zoggen daler niels veranderd is; ze voeren
de wet niet uit; ze blijven liet Christelijk Onderwijs
geven, gelijk vroeger.
Teekent nu.
'k Heb nog iets M. Ik heb nog aan te duiden
den dwang die in onze gemeente beslaat op de be
dienden van den ijzeren weg, van verplicht le zijn
hun kinders naar de Staatsschool te zenden. Ik
weel. dat dit hel gedacht is der bedienden.
Lippens. - Zegt de namen.
Ik wil ze met noemen, om die menschen niet
hatelijk le maken.
De V. Een getuigenis zonder namen kan niet
uagegaai worden.
Ik lever deze getuigenis voor heigeen zij is.
Nogians, wij weten niet, Men, of die dwang komt
direkt van den Minister van O. W., maar dat zij
toch gedwongen zijn door ondergeschikte overlie
den.
M. ik vraag u of gij iemand weet te noemen.
Ik weet dat M. Van den Aheele, chefde divi
sion te Dendermonde, langsheên den ijzerenweg is
gegaan en vele bedienden heelt aangesproken,
aangaande de scholen, en hun gevraagd lieert waar
hun kinders gingen; en alshij voor antwoord kreeg:
Kaarde katholieke school; daarop zegde: Dat zij
wel moesten weten dat zij bedienden van 't Goe-
vernement zijn! Daardoor aanzien die menschen
zich ai.s gedwongen van 't Gouvernement.
Is 't nu gedaan?
Ik heb nog iets te zeggen.
Gelief dan feiten en namen te noemen, die
uitleg is te lastig, g'hebt gezworen g'heel de waar
heid te zeggen en er blijft een hoeksken over.
OordeelendeM., niet ver|)licht te zij 11 personen
bekend te maken, had ik goed gevonden zulks niet
te doen, maar vermits de lieer President daar op
aandringt, wil ik wel zeggen dat een zekere Jan
Baptist,zijn l'amilieuaam weet ik uietjuist.
(Ecu landsman uit't Publiek roej>t: Uilendale).
Uilendale jieis ik, mij over 3 a -l dagen verklaard
heeft dat M. Van den Aheele alzoo langs over den
ijzerenweg is gegaan en zulke vragen gesteld.
Is 'tal?
NeenM.ik heb nog lespreken van den dwang
op de pachters van den Burgemeester van Gent,
(Lippens verbleekt); die lieer lieert zeer veel goede
ren o|) ons Gemeente; zijn agent, zekere Pante van
Wichelen, is in October rondgegaan hij al de
pachters die scholieren hadden; hij heeft hen met
oj>zeg op kerstdag bedreigd, als zijhun kinders
naai de Gemeenteschool niet zonden; alzoo beeft
Pante geweest bij Leo Triest, dorp, bij Aug. Lem-
mens, bij AH'. Van Herreweglie, bij 2 gebroeders
Vlaminck, bij Cb.Roiribaul, bij Jis. De Rijbel, bij
J. B, Luyck, bijBekwee, bij 2 gebroeders Temmer
man, bij Van tiauwermeire, bij Joannes Jaspard
en waarschijnlijk bij vele andere.
Lijipens. - Wat is daar gebeurd?
Hij is er gegaan.
Tat is frij.
Aan die menschen zeggen dal zij verplicht
waren hun kinders naar de Gemeenteschool tezen-
deD 0111 geen opzeg te krijgen.
Zijn er opzeggen geweest?
'k Weet maar' van éenen, Leo Tries!; meest
ai d'amler hebben hun kinders naar de ^taalschool
g- -zonden of thuisgehouden.
Wal is er nog?
Ik weel dat er 'ne mensch op ons jirochie,
voor zijn kinders, van zijn boerderij isgez- i waar
hij al 31 jaren was geweest; 't iszekere D j Me<.-s;or.
Wie w»3 de eigenaar?
Ook M. den Burgemeester van Gci.l; Do Moes
ter had oen zoonin deNormaalschool van S. Nikolaas,
hij moest er zijn laatste jaar blijven, maar zelfde lieer
Pr-nte is bij de Meester gekomen, hoeft hem over zijn
zoon gésproken en te verstaan gegeven dat hij zijn
zoon voor zijn laatste jaar moest doen in de Normaal
school van den Staat en hem alzoo te bereiden om
meester te worden van den Staat. Do Moester was er
zeer mee bekommerd.
Verkort dat, a. u. b. Mr, al die omstandighe
den zijn te lang.
Alle omstandigheden hebben hunne zwarig
heid, M.
Ge zijt te lang, te breedvoerig.
Die mensch was zeer bekommerd, 't is 'ne man
die vast aan zijn geloof houdt en zijn familie ook,
voor nietszouden die menschen hun geloof afgaan;
die mensch is bij Pante gegaan,heeft er meermaals
steen en kalk gekocht om toch te mogen blijven
maar Pante zegde dat dit niet kon helpen;dan is hij
naar Dendermonde gegaan bij den deurwaarder
D'Hondt.
Dev. Mr, g'hebt d'air er slechten wil bij te doen.
Lijipens. En gij weet tat te Purgemeester er
niets in te zien bat: tat te jongen frij was te gaan
waar hij wille,' gij weet tat.
M., van 't geeti gij daar zegt, weet ik niets,
maar alles wat ik hier zeg, weet ik zeker; M.
D'Hondt heelt hem gezegd dat hij alleen den op
roermaker was van 3 a 4 Parochiën.
M., roept de Voorzitter, wij kunnen u niet
meer aanhooren; gij beneemt onzen kosteiijkeu
tijd; wij zuilen u uitstellen tot den laatste getuige
oï tot oji eeu ander zitting.
Ik sjireek hier nogtans van dwang en van
langdurigen dwang, M.
Ja maar, gij legt ons onUi r den dwang van
uwer langdurige verklaring (Ha, M. de Voorzitter,
gij spreekt alzool en als de Staatsmeesters u uren
lang, met beuzelarijen bezig bielden, dan hadtgij
tijd, vreugd eu plezier).
't Is éeu uur en 1 kw. dat gij hier zijt, zegt de
Voorzitter.
M., er zijn er 3 uren geweestlaat mij voort
gaan, ik zal Kort zijn. De Meester,overal hetzelfde
hoorende. is eindelijk naar Gent gegaan mei zijn
vrouw: de Burgemeester niet thuis vindende, heb
ben zij gésproken met een zijner opjierbedienden
en deze heeft gezegd dat hij zijn Hofstede toch zoo
kwijt zijn. In het terugki eren, zegde de vrouw van
toch eens naar Beirvehle te gaan; ze zijn gegaan,
vonden den Burgemeester thuis en kregen daar
voor antwoord, dat hij van zijn affaire 11 af moest,
of gehoorzamen, dat hij overeengekomen was met
al zijn agenten van alles le verplichten wat aan
zijnen riem hing. De Meester heelt zich opgegeven
als getuige en 'k ben verwonderd dat hij nog niet
gehoord is.
Allen zijn gehoord; maar de vrijwillige getui
gen worden niet meer geciteerd wij zullen hem
hooren te Wetteren of te Dendermonde; M. den
Onderpastoor, ik doe u dezen voorstel wij zullen
De Meester vragen en hij zal ons heter zeggen, als
gij, hoe deze zaKen gebeurd zijn.
De heer Onderpastoor teekent zijne verklariDg.
Nu verschijnt M. Van Langendonck van Aalst,
zijft-dar-Ltesaito■Ee'* oratie, geen
dwang op de W" Van Mol uitgeoefend te hebben,
maar integendeel haar geholpen, als zij in den ui
tersten nood van Sclioonaarde kwam, zonder klee
deren of meubels liij lieert baar een buis gereed
gemaakt, het doen meubleeren, en nu houdt zij
herberg in ziju buis, in :'l Kiekenstraatje (al op
zijne kosten), van dwang is er nooit spraak ge
weest, vermits zij uit Scboonaarde was moeten
gaan loopen voor de Scholen. Zoodat die Onder
pastoor leelijk gelogen beeft, zegt die weerdige
President der liberale Federatie.
Hij bekent verder dat al zijne werklieden libe
raal moeten zijn en hun kinders naar de Gemeente
scholen doen; anders laat ik ze gaan, zegt hij, daar
hang ik geen doekskes aan; ons werkvolk wordt bij
de bokken ook niet aanveerd.
Hij toekent zijne belijdenis en zegt verder M., ik
heb door al mijn volk.'t beknopt verslag doen nomen
voor t Ir.; en als 't jaar uit is,en ze brengen mij de ir
weêr, zo krijgen den frank terug.
Dev. Dat komt hier niet te pas.
'k Weet wel, maar 't is om te toonen dat ik
werkende liberaal ben.
De volgende getuigen zijn
M. Lr CLAUS van Aalst, die zweert onder
voorbehouding van zijn geneeskundig geheim,
bevestigt en doet aanteekenen wat hij reeds per
brief had bekend gemaakt,namelijkeen volkomene
logenstraffing der gezegden van de Van Gyseghems.
20 MH. BLOMMAERT, schoenmaker te Aalst,
die komt verklaren den dwang en de vervolging
welken zijn Familie onderstaan heelt. Hij voonde
al 9 jaar in 't huis van den Staatsmeester De Bruyn
en nog geen twee uren waren zijn kinders in de
katholieke school, als hij den opzeg van zijn huis
kreeg, op zulke grove wijze dat zijn vrouw die in
belangwekkenden toestand was, er eene ziekte
heeft van gedaan. (Dc Rechters, die ontroerd wa
ren voor een stoof die eenige uren te laat werd ge
plaatst, nu zitten zij zoo ongevoelig als een Steen
rots; de liberale gazettiers spotten;) wij komen op
de verklaring van M. Blommaert terug; (nadat hij
geteekend heeft, slaan d'Inkwisiteurs hun boeken
toe; ze vertrekken zonder goeden dag of goeden
avond te zeggen, 't was half acht ure 's avonds).
De E. H. PACQUAY, onderpastoor van St Jo-
selskerk, verzoekt ons het volgende op te nemen
Aalst, 22 October 1880.
lieer Opsteller.
Ik kom daar zooeven in een dagblad te lezen
dat zekere Henriette Moen, woonachtig in de
Leopoldstraat, mij woensdag laatstleden beschul
digd heelt in het enkwest tegen de Katholieke
vrije scholen.
Ik zou haar, zegde zij, bedreigd hebben haar
ten gronde tc renieweeren, wilde zij hare kinderen
uit de officiecle scholen niet trekken.
Ik wil geen oogenblik blijven onder den druk
dier beschuldiging.
Ware mij dc gelegenheid gegeven geweest voor
de heeren Inkwisiteurs te verschijnen, zoo zou ik
onder eed bevestigd hebben dat haar gezegde
valsch is, ja, archi-valsch. Nooit immers, is dusda-
dige bedreiging mij zelf in het hoofd gekomen.
Alleenlijk, heb ik haarde instruction Hunner
Hoogw. de Bisschoppen, in korte woorden uitge
legd.
Dit was mijne plicht. Ik heb ze gekweten en
zal ze altijd kwijten, zoowel jegens anderen als
jegens haar.
Ik verklaar voor het»overige al mijne rechten te
behouden.
Ontvang, heer opsteller, de verzekering mijner
volle achting.
Cyrille Pacquay, onderpastoor.