woon in mijn huis, M.. cn M. den Pastoor woonde in 't zijn. Elk is lieber, de pastoor ontving wie hij wilde, ik loop daar niet achter. M., is het ter uwer kennis gekomen dat de meester presenten heeft ontvangen van den Pastoor Ik heb dat hooren zeggen. - Ziet ge wel, we gaan er komen. M., er wordt op deze dagen zoo veel verteld, dikwijls ver draaid en vol leugens, en daar kom ik niet tusschen. Ge weet toch, dat de presenten gedaan zijn Van hooren zeggen, ja. Gij moet zeggen wat gij zelf weet en wat gij weet door ande deren. Nu vraag ik u, zaagt gij die betrekkingen met genoegen Neen, M. Hebt gij dit niet laten weten -- Neen, maar eens heb ik het gevraagd en de pastoor zegde mij dat dit present niet gezonden was aan den meester, maaraan zekeren Robyns, die het voortgezonden heeft aan den meester. Hebt gij den Pastoor dan niet gedénonceerd? Neen, nooit 1 M. Weet gij niet of iemand het gedaan beeft? Neen, maar ik weet dat hij vrijwillig zijn demissie gegeven heeft. Er was daar reeds lang spraak van geweest; hij had ze zelf gevraagd. (De Meester.'die niet ver fvan den Onderpastoor op een bank zit, w ordt geroepen en zegt dat dc Pastoor zeer verwonderd was van zijn demissie te ontvangen en zelfs gezegd heeft Wee degeen die mij gedenonceerd hebben! Ik weet dit, zegt hij, uit dezelfde source als 't ander.) M. den Onderpastoor, dat komt slecht overeen met uwe ge tuigenis. M. 't geen ik zeg, kan bewezen worden door brieven, van vroegere datumser was reeds lang spraak van zijn demissie; als ge wilt, M. den Deken van Aalst kan dit getuigen. Heeft hij de brieven? 'k Weet dat nietmaar zijn woord is toch zooveel weerd als een brief. M., er zijn predikatiën gebeurd tegen de wet? Tegen de wet, nooit! Waarop.was't dan? Ik weet, M., wat hier bedoeld wordt. In October heb ik ge preekt op den Roozenkrans cn dan heeft de Meesier mij onderbro ken, doch ik had hem niet genoemd, en de wet ook niet, noch van verre noch van bij. M., ge gaat ons toch niet doen gelooven dat gij tegen de wet niets gezegd hebt! Tegen de wet, als ze gestemd was, neen; 't was ook niet noo- dig bij ons M. Ik vraag u wat er gebeurd is? Hoort, M., ik moet hier geen sermoenen komen doen, maar 't was de feestdag van den Roozenkrans; ik heb de godsvrucht van den H. Roozenkrans uitgelegd, de kracht van dit gebed getoond, hoe vroeger de Albigeuzen erdoor bekeerd weiden en hoe men he den ook veel den Roozenkrans moet bidden voor de bekeering der zondaars. Dat heeft de Meester mij onderbroken. Wat zegde de Meester? Schei er maar uitwij weten dat al lang genoeg! En daarop heb ik gezegd: Menschen, wij zullen daar niet op antwoorden. Dan heeft hij gezegd Ik ben hier langer als gij, de menschen ken nen mij beter als u. En dan heb ik gezegd Wij zullen ook voor dezen mensch een weesgegroet bidden. Vereecken staat recht en zegt M. De V. ik protesteer bijzonder tegen 't woord zondaars, 't is ongelukkige dat hij gezegd heeft. In 't enkelvoud Ja M., ik heb hem dan onderbroken en meende voort te gaan, maar de tumult in de kerk heeft mij belet. M. den Onderpastoor, ge zijt niet t'akkoord? Ik hoor het, M. maar ik kan u getuigen van deze zaak bren gen zooveel gij wilt, hoe meer hoe liever. De meester. Ik ook V. Wij zullen 't opschrijven. Is er nog iets bijzonders Ja, zegt de heer Onderpastoor, en hij haalt twee menschen aan die voor dc scholen, opzeg van land gedaan zijn door den heer burgemeester van Gent. v'. w:, iö 't i Jan Baptiste cn Constant Van Rossem de vrouw van J. B. is bij mij gekomen, en ik heb haar gezegd, moest zij er veel door lijden, van de kinJers maar tc zenden, maar zij antwoordde M. ik zag ze liever naar 't kerkhof dragen als ze naar de Gemeenteschool nog te zien gaan. En zie, M. hun opzeg is hier. M. Lippens bemerkt dat er 3 namen op staan; de meester staat recht en bekent geschreven te hebben naar Gent voor die opzeggen, maar't wasom ander menschen, die voorde scholen van katho lieken geleden hadden, schadeloos te kunnen stellen. Lippens. Zootat tit een vergoeting was foor anter personen tie geleden halten Ja. M., M. de Onderpastoor teekent zijne getuigenis cn vertrekt. AALST. 8. HENRiF.TTE Mof.NEN, vrouw De Bock, AaJst. Gelief ons te zeggen, madam,wat gij weet van de schoolkwestie? Over jaar. M., in October is M. Pacquay bij mij gekomen naar de kinders vragen. Ik zegde: M., ze gaan naar een christelijke school. Ha, dat is wel, zegde hij, 't is toch naar de nieuwe school? 't En doet M., naar d'oude, z'ontvangen daar een goei opvoeding om later treffelijk voor God en voor 't Volk te verschij nen. Ha, moederken, dat zijt gij buiten den band der H. Kerk; en g'handelt als slechten ouder. M., ik permetteer u niet dit te zeggen. Ik ben gezonden van 6 Bisschoppen, gelooft gij er niet aan Ik geloof aan God, maar aan geenen bisschop. Zijt gij gedwongen Neen. Dan zijt gij gedoemd gij en g'heel uw huisgezin. Een groot gemak voor mij. Zoodat gij niet peinst op uw sterf bedde? 'k Ben daar nog te gezond voor, M. Zijt gij niet benauwd dat wij u zullen reneweeren(Kan M den On- dorpastoor die menschen reneweren? Vader en 2 zoons zijn bedien den van den ijzerenweg, en dat is de bijzondere broodwinning). En dan,sprak Henriette Moenen, dan heeft hij met een stuurheid en strabaniigheid naar mij gewezen. Korts daarna zijn talrijke kinders uit de gebuurte mij komen affronteeren en werd mijn dochter van 17 jaar aangerand, verweten door een geburedochter, en geuzinne genoemd, de kinders riepen dat ik den onderpastoor buitengejaagd had, en 't was geen waar, M., ik had hem nog 'ne pas-de conduite gegev^p tot aan de deur. Getuige n- 9. M. Notaris De Pauw, die verklaart in 't vlaamsch te willen spreken, zweert cn getuigt dat, na dc promulgaiie der wet bij hem gekomen is de Schoolmeester van Hofstade, met verzoek of hij zijn pachters in zi:nen naam mocht spreken voor zijn school. Ik heb mijn toestemming gegeven, even als aan M. Bos nians. van Wichelen, doch zonder oorlof van dreigement van opzeg. Was dit schriftelijk, M de Notaris? Neen, M. 't Is omdat hier gezegd wordt dat M. Meirschman een brief van u toonde. Ik heb geenen brief gegeven, en er zijn geen ver dere gevolgen geweest, van opzeg of iets anders. 10. VROUW MattHYS, van Hofstade, getuigt dat haar land af genomen is afgenomen,omdat haar kind daar de gemeentesch. ging. 11. BOiN È.MiLE, goudsmid van Aalst. M.. zijt ge niet ongelukkig geweestin de biecht,omdat gij stichter en bestuurlid zijt van de sociëteit der oude kleeren?'t Is waar, M. V. Wat het doel dier sociëteit D'ongelukkigen helpen, M., kleeren bezorgen aan d'arme kinderen, opdat ze behoorlijk zouden kunnen naar school gaan. Dit wordt aangeteekend, maar M. Devigne, zijn eerlijk gevoel raadplegende, zegt dat er moet bijstaankleeren bezorgen op voorwaarde dat ze naar de Gemeenteschool gaan. WELLE. 12. H. VAN DER SpeeteN, onderwijzer te Welle In mijn ge meente, zegt hij, heeft de schoolkwestie lievig geleden door den dwang der geestelijkheid; hij beschuldigt bijzonderlijk den onder pastoor, d*e zelfs in de gemeenteschool geld wilde rondhalen, die in zijn sermoenen zinspeelde op Onderwijzer en Hulponderwijzer. Gij herkendet u daarin? Ja, M., hij noemde ons geus, schis matiek. vleescliduivels. ik weet dit van hooren zeggen. - Ga voort.- De zuster van den Hulponderwijzer is uit aen Biechtstoel gejaagd omdat zij antwoordde dat haar broeder geen slecht zou leeren. Zoo is mij verteld, M. Van der Niepen is met vervolging bedreigd van kalanten cn heeft eenige kalanten verloren Vrouw Van Lan genhove heeft den onderpastoor afgeschilderd als de zwartste van g'heel de prochie. V. De zwartste is 't de slecchtste niet 'i De zwartste en hem als duivel geheeter - Wie, hem - Haren man. - Waar heeft hij dat ezegd in een huis bij zekere De Raedt, en bij Meander Van de Velde. Aan Van Langenhove heeft de Pas toor veel kalanten willen ontnemen, 't Is t groot ste plezier van den Pastoor, als hij die alanten kon afnemen. Het huwelijk van de We Van der Niepen is verschoven geweest, zoo lang haar kind de gemeenteschool bijwoonde. De pastoor heeft een lang sermoen gedaan op de Framassi-ns. Dev. We gaan dat niet opschrijven. V. Is er geen missie geweest Ja, M.j in October 1879 cn dan zijn e. hevige sermoenen geweest. - Hoe is uw school gesteld - Vroeger had ik 180 scholieren, nu nog 33. De meester schijnt veel, zeer veel te willen zeg gen, maar d'heeren zijn haastig; 't is reeds een uur gepasseerd de getuigenis wordt uigelezen en geteekend, in de zitting gesloten, tot 3 ure. 't Is 3 ure. Inkwisiteurs, gazettiers, dt"r",aar- ders, gendarms, zijn aanwezig. De zitting wordt geopend en begint met AALST. D'Hondt-MaES, zeepzieder en lid der Gods huizen Aalst. M zegt de Voorzitter, in een vorige zitting is verklaard door 'ne persoon, hier tegenwoordig, (inderdaaad Hofman, der Nieuwstraatpoort zit aan de rechterhand van Lippens) dat hem dreigin gen zouden gedaan zijn van wegens d'Hospiliën, aangaande zijn Vader. Hofman zal dit nader uit leggen. Hofman staat recht cn legt uit hoe de zoon van M. d'Hondt bij hem is gekomen, en gezegd dat zijn Vader in 't oud-mannekeshuis zou opgenomen worden, maar dat hij dan ook zijn kinders uit de Gemeenteschool moest trekken. De V. M., wat zegt gij daarvan? M., ik logenstraf dit; nooit heeft mijn zoon alzoo gesproken. Hoe kunt gij dit weten? M. in dtn tijd zijn wij gevraagd om den ouden Hofman in d'Hospiciën te nemen; er is gezegd ja, maar dat hij zijnen toer moest af wachten er zijn er altijd die opgeteekend staan. Maar dat beteekent niet dat uw zoon Leo dit niet gezegd heeft. M.. ik bevestig onder eed, dat mijn zoon dit nooit gezegd heeft. Maar M. Laat mij uitspreken, om twee reden; ten eersten, er stond deswege een artikel in 't VER BOND; ik heb mijn zoon ondervraagd en hij heeft mij stellig gezegd dat er geenmenacen zijn gedaan. M. dat.... Ge gaat hooren, er is nog iets; ten twee den, eenige dagen daarna, ben ik gegaan bij Hol man hier present en heb hem gevraagd op zijn veld: Heeft mijn zoon u menacen gedaan, gelijk erin 't Verbond staan? En hij heeft mij geant woord NEEN. NEEN (Hofman logenstraft dit, M. D'Hondt herhaalt zijn verklaring, 't is dus ja en neen de President helt over langs Hofman dat is teroogen uit te zien. Tusschen ja en neen, is 't oordeel vrij, doch wij zeggen't deesdat Hofman sedert 14 dagen aangetrokken werd door liberalen, ja zelfs dat de reporter van den Echo du Parlement hem op den koer zegde: Hofman, ge zult toch niet mankeeren van te komen). Terwijl men opschrijft, roept M. D'Hondt uit Ik wee! niet waarom me" "nc «Anno ->ecri? in d'Hospiliën zijn nooit ienacen gedaan; Gat is In ons karakter niet Mrcn; wij zijn voor de volle li- berleit; ik defieer elk het anders te komen getui gen; gaat eens langs den anderen kant, Mrc"daar zult gij reéelen dwang vinden. M. hebt gij daadzaken? zegt ze. Gij zoekt de waarheid hewel, roept eens de menschen die men heeft willen dwingen. Mijnheer, ge moogt alzoo niet voortgaan Roept eensSeverien De Bolster, bediende aan den Kanuon van de Statie; roept eens Blommaert, Henri Biommaert, roept eens M.als gij zelve geen feiten aan te kiagen hebt, moet gij zwijgen. Er wórdt onder 't publiek geroepenBlommaert is hier, ik zou ook eens geerne spreken De gendarms schieten toe, maar Blommaert treedt vooi uit en geeft zich aan als getuige. Lip|ieris vezelt ieis aan Willequet, die aan M. D'Hondt vraagt: Hebt gij deel genomen aan de deliberatie volgens welke de weezenjongens uit de Gemeente school zijn vertrokken? Er is daar geen deliberatie geweest, M., de President heeft dat 0» hem genomen en 't is éenjia riglijk goedgekeurd uoor al de Leden, behalve ée- nen die zijn ontslag gegeven heeft. Lippens, zich vooruitstekende en vlammende oogen op M. D'Hondt werpende, roept Is fat frij- heit? M. D'Hondt, zich vlak tot M. Lippens keerende Ja, M., dat is vrijheid; wij zijn de tuteurs, de voogden der weezen wij moeten die kinders aan zien als ons eigene kinderen, en scholen kiezen die ons vertrouwen hebbenwij zouden slecht hande len, als wij anders deden. Toor wie zijt gij genoeml? Door de Stad, M.! En zoo keurt gij te Stadsschool slecht! Ik zeg, M., dat ik meer confiencie heb in dander scholenen dat is natuurlijk! wij doen die kinders in scholen welke wij voor ons eigen kin ders zouden verkiezen. Getuige teekent, en reklaineert dobbel taks, zeg gende: 't Is voor een goed werk! President. Dat moet gij weten, M. Getuige N° 2 is de E. H. Van Landegera, onder pastoor van SCHOONORDE. Hij vraagt of hij als beschuldigde ot als getuige verschijnt? De President onderbreekt hem gewel dig, maar antwoordt eindelijk toch dat hij komt als getuige gelijk al d'andere. Dan zweert de heer On der pa stoor. M.. zegt de Voorzitter, de vrouw die daar zit (inderdaad, er zit eene dame aan de rechUchand van Lippens, en op de bank der getuigen zit M.Van Langendonck, haar huisbaas eu beschermer,) de wouw die daar zit, heeft groote klachten gedaan over de wijze op welke gij haar en hare kinderen hebt behandelt. M. Ik weet dit. en ik moet u rechtuit zeggen dat de Raad van Enkwest en wij allen teleurge steld zijn geweest door die vrouw; bijna al het geen zij verklaard heef), is valsch. Dat is al niet waar Bijna al niet waar, M. Wij zullen eerst de vrouw hooren Mme Van Mol, gelief uw getuigenis te herhalen(Waarom zijn Proces verbalen daar niet? Isdat serieus handelen?) Vrouw Van Mol staat recht en herhaalt in 't lang al wat zij op den Onderpastoor heelt gezegd. De President onderbreekt haar niet éen maal, alhoe wel die getuigenis reeds is afgelegdals zij gedaan heelt, zegt de Voorzitter: Weinu.M. wat zegt gij daarop? M. de Voorzitter dat alles valsch is oi' zeer verdraaid; toen wij bij die vrouw gingen om baar- te verzoeken voor de Katholieke Scholen, beert zij of haar dochter 011s bekend dat zij - gedwongen warenhun kinders naar de Gemeentescholen te zenden, dat zij er niet uit konden. Gedwongen, door wie? Ik w< et nietmaar liiti-r heb ik gehoord dat zij t'Aalst is komen wonen en dan reeds zaken deed met zekeren heer Van Langendonck, een hevige liberaal vauAalst.die hevig dwingt voor d'ofllcieële scholen; daarop, M. dikleert zelf aan den Sekretaris, 't zal gemakkelijker zijn; ge kunt dat toch 'k Peis ja M. de President, en de getuige spreekt kalm en langzaam dat de Sekretaris ge makkelijk kan opschrijven; Daaroji, wetende den dwang, heb ik voorge steld de kinders thuis te houden; 't is toch beter, als ze naar de slec.ite scholen te zenden. Voor wal de vei wijtingen aangaat van sloeber, deugeniet, dat loochen ik stellig. Die vrouw zegt dat ik de kinders heb ojigeinaakt tegen d'ouders; dat is valsch! ik heb gezegd, éen of twee keeren, van aan hunne moeder te vragen om toch ten minste te mogen thuis blijven uit de ge meenteschool Ze zegt dat ik haar manneken geus verweten heb; ik heb gezegd dat hij geuzenmanieren had, aan 'ne jongen reeds boven de schooljaren en die thuis het kuipen deed. Daarop is de moeder mij komen rekening vra gen en ik heb geantwoord dat het aardige manie ren waren van zich achtereen haag weg te steken, dat heb ik gezegd, en wetende dat al dé per sonen van dat huis, moeder, dochters en zoons, slecht de goddelijke Diensten ojjpassen, bijzooverre dat de moeder bijzonder den bijnaam gekregen had van vrouw na het Evangelie, omdat zij altijd te laat kwam in de Mis, daarbij voegende, Lippens. Zijt l'oorzichtig! jieleedigtniemant Dat ik wel weet dat hare kinderen de slechtste van de parochie, de christelijke leering bijwoon den, lu b ik geoordeeld aan dat kind wel den naam te mogen geven van geus of van geuzennmanieren hebbende. Voor wat aangaat van op haar te prediken en van gezegd te he-bben haar te rulneeren, is volko mentlijk valsch! En van op tiaar gepredikt te heb ben en geruïneerd ten gevolge daarvan, is ook vol- komentlijk valscü! Indien zij de gemeente heeft moeten verlaten, dat was dit zeker niet voor de za ken der scholen of ten gevolge mijner predikatie, maar 'l moet een andere rede hebben do vrouw zelfheeft verklaard aan den pastoor en een derde persoon, voor de schoolkwestie, dat zij van de Schoonaardsche noch werk had, noch kalandisié in haar herberg, en bij de Schoonaardsche niet leven kan. Bijgevolg, zegt de President, kunnen uwe Predikatiën haar geen nadeel gedaan hebben, ter wijl gij voor Schoonaardsche spraakt. Ge gaat dit teekenen, Af M. Ik zou geerne antwoorden over 't geen hier gezegd is van onzen gemeenteonderwijzer over d'eerste Communie, sermoenen en onderwijzingen. Alles wat hij zegde, is valsch. Waar is het, dat wij d'Ouders opgewekt hebben om hun kinders een Christelijke Opvoeding te geven Gelief te teeltenen. Ik heb nog iets M. Ten eersten, ik ben ver wonderd over de uitzinnige handelwijze, inijns dunkens, van het gou>ernement aangaande de ge meentescholen en ziehier waarom: Gij weet, mijn- heeren, dat oji bijna al de Parochiën liet getal scholieren klein geworden is en niettegenstaande dat Dev <>ij randt de wet aan. Get. Dal d'onkoslen dezelfde blijven. Willequet, M., wij kennen uitzinnige,zinnelJoze menschen, maar uw gouvernement moogt gij niet beschuldigen. Mijnheeren.als Belg ben ik daarbeschaamd over. G'liebt de gazetten en uwen preekstoel om dat te zeggen. Dev. De wet moet geëerbiedigd worden door eiken Belg. Ylijubeoran, dio maatregels aanzie ik als uit zinnig. (Hij wordt tegengehouden, men dreigt hem het woord af te nemen; maar de heer Onderjiastoor gaat voort) Mren, gij maakt een Enquête scolaire om de toestand te kennen van 't Onderwijs welnu, mij dunkt dat de onkosten van t onderwijs hier zeer wel op hun plaats zijn. Hebt gij gedaan? Ten tweeden, Lippens, Jk wil niet meer tathij ticteert. De V. Spreek aan ons M, maar rapper, wij zullen het dan doen aanteekenen. Men, volgens de nieuwe wet is liet Christelijk Onderwijs nit de scholen gebannen. Dat is de wet! de wet moet geëerbiedigd wor den. Ze wordt niet uitgevoerd, Mren, gelijk-zij in de Kamers gestemd isnamelijk, dat door de circu lairs miiusteriels het onderwijs moet blijven gelijk vroeger, iels dat gansch tegenstrijdig is aan de ge stemde wet. Leg dat uit. Ze zoggen daler niels veranderd is; ze voeren de wet niet uit; ze blijven liet Christelijk Onderwijs geven, gelijk vroeger. Teekent nu. 'k Heb nog iets M. Ik heb nog aan te duiden den dwang die in onze gemeente beslaat op de be dienden van den ijzeren weg, van verplicht le zijn hun kinders naar de Staatsschool te zenden. Ik weel. dat dit hel gedacht is der bedienden. Lippens. - Zegt de namen. Ik wil ze met noemen, om die menschen niet hatelijk le maken. De V. Een getuigenis zonder namen kan niet uagegaai worden. Ik lever deze getuigenis voor heigeen zij is. Nogians, wij weten niet, Men, of die dwang komt direkt van den Minister van O. W., maar dat zij toch gedwongen zijn door ondergeschikte overlie den. M. ik vraag u of gij iemand weet te noemen. Ik weet dat M. Van den Aheele, chefde divi sion te Dendermonde, langsheên den ijzerenweg is gegaan en vele bedienden heelt aangesproken, aangaande de scholen, en hun gevraagd lieert waar hun kinders gingen; en alshij voor antwoord kreeg: Kaarde katholieke school; daarop zegde: Dat zij wel moesten weten dat zij bedienden van 't Goe- vernement zijn! Daardoor aanzien die menschen zich ai.s gedwongen van 't Gouvernement. Is 't nu gedaan? Ik heb nog iets te zeggen. Gelief dan feiten en namen te noemen, die uitleg is te lastig, g'hebt gezworen g'heel de waar heid te zeggen en er blijft een hoeksken over. OordeelendeM., niet ver|)licht te zij 11 personen bekend te maken, had ik goed gevonden zulks niet te doen, maar vermits de lieer President daar op aandringt, wil ik wel zeggen dat een zekere Jan Baptist,zijn l'amilieuaam weet ik uietjuist. (Ecu landsman uit't Publiek roej>t: Uilendale). Uilendale jieis ik, mij over 3 a -l dagen verklaard heeft dat M. Van den Aheele alzoo langs over den ijzerenweg is gegaan en zulke vragen gesteld. Is 'tal? NeenM.ik heb nog lespreken van den dwang op de pachters van den Burgemeester van Gent, (Lippens verbleekt); die lieer lieert zeer veel goede ren o|) ons Gemeente; zijn agent, zekere Pante van Wichelen, is in October rondgegaan hij al de pachters die scholieren hadden; hij heeft hen met oj>zeg op kerstdag bedreigd, als zijhun kinders naai de Gemeenteschool niet zonden; alzoo beeft Pante geweest bij Leo Triest, dorp, bij Aug. Lem- mens, bij AH'. Van Herreweglie, bij 2 gebroeders Vlaminck, bij Cb.Roiribaul, bij Jis. De Rijbel, bij J. B, Luyck, bijBekwee, bij 2 gebroeders Temmer man, bij Van tiauwermeire, bij Joannes Jaspard en waarschijnlijk bij vele andere. Lijipens. - Wat is daar gebeurd? Hij is er gegaan. Tat is frij. Aan die menschen zeggen dal zij verplicht waren hun kinders naar de Gemeenteschool tezen- deD 0111 geen opzeg te krijgen. Zijn er opzeggen geweest? 'k Weet maar' van éenen, Leo Tries!; meest ai d'amler hebben hun kinders naar de ^taalschool g- -zonden of thuisgehouden. Wal is er nog? Ik weel dat er 'ne mensch op ons jirochie, voor zijn kinders, van zijn boerderij isgez- i waar hij al 31 jaren was geweest; 't iszekere D j Me<.-s;or. Wie w»3 de eigenaar? Ook M. den Burgemeester van Gci.l; Do Moes ter had oen zoonin deNormaalschool van S. Nikolaas, hij moest er zijn laatste jaar blijven, maar zelfde lieer Pr-nte is bij de Meester gekomen, hoeft hem over zijn zoon gésproken en te verstaan gegeven dat hij zijn zoon voor zijn laatste jaar moest doen in de Normaal school van den Staat en hem alzoo te bereiden om meester te worden van den Staat. Do Moester was er zeer mee bekommerd. Verkort dat, a. u. b. Mr, al die omstandighe den zijn te lang. Alle omstandigheden hebben hunne zwarig heid, M. Ge zijt te lang, te breedvoerig. Die mensch was zeer bekommerd, 't is 'ne man die vast aan zijn geloof houdt en zijn familie ook, voor nietszouden die menschen hun geloof afgaan; die mensch is bij Pante gegaan,heeft er meermaals steen en kalk gekocht om toch te mogen blijven maar Pante zegde dat dit niet kon helpen;dan is hij naar Dendermonde gegaan bij den deurwaarder D'Hondt. Dev. Mr, g'hebt d'air er slechten wil bij te doen. Lijipens. En gij weet tat te Purgemeester er niets in te zien bat: tat te jongen frij was te gaan waar hij wille,' gij weet tat. M., van 't geeti gij daar zegt, weet ik niets, maar alles wat ik hier zeg, weet ik zeker; M. D'Hondt heelt hem gezegd dat hij alleen den op roermaker was van 3 a 4 Parochiën. M., roept de Voorzitter, wij kunnen u niet meer aanhooren; gij beneemt onzen kosteiijkeu tijd; wij zuilen u uitstellen tot den laatste getuige oï tot oji eeu ander zitting. Ik sjireek hier nogtans van dwang en van langdurigen dwang, M. Ja maar, gij legt ons onUi r den dwang van uwer langdurige verklaring (Ha, M. de Voorzitter, gij spreekt alzool en als de Staatsmeesters u uren lang, met beuzelarijen bezig bielden, dan hadtgij tijd, vreugd eu plezier). 't Is éeu uur en 1 kw. dat gij hier zijt, zegt de Voorzitter. M., er zijn er 3 uren geweestlaat mij voort gaan, ik zal Kort zijn. De Meester,overal hetzelfde hoorende. is eindelijk naar Gent gegaan mei zijn vrouw: de Burgemeester niet thuis vindende, heb ben zij gésproken met een zijner opjierbedienden en deze heeft gezegd dat hij zijn Hofstede toch zoo kwijt zijn. In het terugki eren, zegde de vrouw van toch eens naar Beirvehle te gaan; ze zijn gegaan, vonden den Burgemeester thuis en kregen daar voor antwoord, dat hij van zijn affaire 11 af moest, of gehoorzamen, dat hij overeengekomen was met al zijn agenten van alles le verplichten wat aan zijnen riem hing. De Meester heelt zich opgegeven als getuige en 'k ben verwonderd dat hij nog niet gehoord is. Allen zijn gehoord; maar de vrijwillige getui gen worden niet meer geciteerd wij zullen hem hooren te Wetteren of te Dendermonde; M. den Onderpastoor, ik doe u dezen voorstel wij zullen De Meester vragen en hij zal ons heter zeggen, als gij, hoe deze zaKen gebeurd zijn. De heer Onderpastoor teekent zijne verklariDg. Nu verschijnt M. Van Langendonck van Aalst, zijft-dar-Ltesaito■Ee'* oratie, geen dwang op de W" Van Mol uitgeoefend te hebben, maar integendeel haar geholpen, als zij in den ui tersten nood van Sclioonaarde kwam, zonder klee deren of meubels liij lieert baar een buis gereed gemaakt, het doen meubleeren, en nu houdt zij herberg in ziju buis, in :'l Kiekenstraatje (al op zijne kosten), van dwang is er nooit spraak ge weest, vermits zij uit Scboonaarde was moeten gaan loopen voor de Scholen. Zoodat die Onder pastoor leelijk gelogen beeft, zegt die weerdige President der liberale Federatie. Hij bekent verder dat al zijne werklieden libe raal moeten zijn en hun kinders naar de Gemeente scholen doen; anders laat ik ze gaan, zegt hij, daar hang ik geen doekskes aan; ons werkvolk wordt bij de bokken ook niet aanveerd. Hij toekent zijne belijdenis en zegt verder M., ik heb door al mijn volk.'t beknopt verslag doen nomen voor t Ir.; en als 't jaar uit is,en ze brengen mij de ir weêr, zo krijgen den frank terug. Dev. Dat komt hier niet te pas. 'k Weet wel, maar 't is om te toonen dat ik werkende liberaal ben. De volgende getuigen zijn M. Lr CLAUS van Aalst, die zweert onder voorbehouding van zijn geneeskundig geheim, bevestigt en doet aanteekenen wat hij reeds per brief had bekend gemaakt,namelijkeen volkomene logenstraffing der gezegden van de Van Gyseghems. 20 MH. BLOMMAERT, schoenmaker te Aalst, die komt verklaren den dwang en de vervolging welken zijn Familie onderstaan heelt. Hij voonde al 9 jaar in 't huis van den Staatsmeester De Bruyn en nog geen twee uren waren zijn kinders in de katholieke school, als hij den opzeg van zijn huis kreeg, op zulke grove wijze dat zijn vrouw die in belangwekkenden toestand was, er eene ziekte heeft van gedaan. (Dc Rechters, die ontroerd wa ren voor een stoof die eenige uren te laat werd ge plaatst, nu zitten zij zoo ongevoelig als een Steen rots; de liberale gazettiers spotten;) wij komen op de verklaring van M. Blommaert terug; (nadat hij geteekend heeft, slaan d'Inkwisiteurs hun boeken toe; ze vertrekken zonder goeden dag of goeden avond te zeggen, 't was half acht ure 's avonds). De E. H. PACQUAY, onderpastoor van St Jo- selskerk, verzoekt ons het volgende op te nemen Aalst, 22 October 1880. lieer Opsteller. Ik kom daar zooeven in een dagblad te lezen dat zekere Henriette Moen, woonachtig in de Leopoldstraat, mij woensdag laatstleden beschul digd heelt in het enkwest tegen de Katholieke vrije scholen. Ik zou haar, zegde zij, bedreigd hebben haar ten gronde tc renieweeren, wilde zij hare kinderen uit de officiecle scholen niet trekken. Ik wil geen oogenblik blijven onder den druk dier beschuldiging. Ware mij dc gelegenheid gegeven geweest voor de heeren Inkwisiteurs te verschijnen, zoo zou ik onder eed bevestigd hebben dat haar gezegde valsch is, ja, archi-valsch. Nooit immers, is dusda- dige bedreiging mij zelf in het hoofd gekomen. Alleenlijk, heb ik haarde instruction Hunner Hoogw. de Bisschoppen, in korte woorden uitge legd. Dit was mijne plicht. Ik heb ze gekweten en zal ze altijd kwijten, zoowel jegens anderen als jegens haar. Ik verklaar voor het»overige al mijne rechten te behouden. Ontvang, heer opsteller, de verzekering mijner volle achting. Cyrille Pacquay, onderpastoor.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Het Land van Aelst | 1880 | | pagina 2