Het O.F. Kortrijk eischt de onmiddellijke aanhouding van verrader Bric Nichels. Het Verbond van den Aalsterschen Weer stand eischt zulks ookZHZ3: Onafhankelijkheiosfront Weg met den Oorlog Jefc°9n<m, tout court Nieuws van de Kust V Orgaan van het Abonneert U op ZONDAG 26 MEI 1946 2' JAARGANG N' 30 PRIJS 2 FR. I. AALST REDACTIE en BEHEER Burgershuis, Groote Markt, 15, Aalst GEWEST AALST II ill'iHHI 111 I lii IIIMHdrfi'i i i i De enkeling voert een strijd om het leven, hij vecht zonder verpoozen om een beter bestaan. Hoe grooter de koopkracht is van het loon dat hij ont vangt in ruil voor zijn arbeid, hoe beter hij eet en drinkt, zich kleedt en zich huisvest. En hij veroorlooft zich ook gaarne de een of andere ontspan ning muziek, tooneel, cinema, sport, reizen, enz. Deze laatste behoeften, die van moreelen aard zijn, komen echter niet in aanmerking wanneer het er om gaat, de oorzaken te bepalen die naar den oorlog voeren 5 het zijn de levens behoeften van den mensch waarmede in dezen rekening dient gehouden te worden. De mensch behoeft brood, vieesch, boter, kaas, rijst, enz., om zich te voe den, en katoen, wol, leder, enz. om zich te kieeden. In de allereerste plaats be hoeft hij vetstoffen om zich in stand te houden. Het grootste deel der vetstoffen die wij verbruiken wordt getrokaen uit vruchten, zaden en noten die meeren- deels in de tropische streken worden gewonnen, b.v. sesaam, katoenzaad, palm- en aardnoten, coprak, benevens olijven die gewonnen worden in Zuid- Frankrijk en in Noord-Afrika. Die olie-houdende vruchten en zaden wor den, meestal na voorafgaand gekookt te zijn, geperst; de aldus bekomen ruwe olie wordt gefilterd, geraffineerd en ontgeurd. Met die olie bereiden wij ge rechten toe, vervaardigen wij margari ne, enz. De geperste zaden leveren ons de koeken, waarmede het vee gevoed wordt. Men hoeft 'geen landbouwer te zijn om te weten dat het vee er zoo deerlijk uit zag na den oorlog, omdat het hem gedurende jaren aan die vet- achtige koeken ontbroken had. De zwijnen schenken ons hun vieesch en hun vet de koeien, de schapen en de geiten htm vieesch en hun melk. Met melk maken wij boter en kaas. Feitelijk hebben wij ons voedsel en onze kleeding dus grootendeels te dan ken aan uit de koloniën afkomstige voortbrengselen. Weliswaar worden ook vetgevende planten gekweekt in Europa, doch op verre na niet genoeg om te voorzien in de behoeften der millioenen bewoners van ons wereld deel de ervaring uit den oorlog heeft ons dat klaar en duidelijk bewezen. De rijst krijgen wij eveneens toege zonden uit de koloniën. De wol om ons te kieeden uit Australië en Zuid-Afrika. De katoen uit Amerika, Egypte, Indië en een mindere kleinere hoeveelheden uit de tropische streken. De bevoorrading van Europa, zoo wel wat het voedsel als wat de klee ding betreft, hangt dus af van andere werelddeelen. Wij halen het noodige meerendeels uit de koloniën, wier be volking onder de voogdij der blanken staat. Dezen hebben rich tot aan de tan den gewapend om aan de inlanders goede manieren te leer en ingeval z,. het in hun bol zouden krijgen, tegen te stribbelen, doch vooral om zich desge vallend tegen de aanvallen van een be- geerigen buur te kunnen verdedigen. Kleine Europeesche staten, b.v. Bel gië, Holland, fortugai, bezitten uitge strekte Koloniale gebieden. Dat is een Klaar en duidelijk bewijs dat de zooge zegde vredelievende volkeren zich gaarne in een leeuwenhuid hullen in- oien ze zich machtig genoeg voelen om andere volkeren te onderjukken. E11 't is niet gezegd dat die onderjukten op hun beurt geen zwakkeren dan zij zou den overheerschen, indien de gelegen heid daartoe hun geboden werd. Zoo die kleine staten hun overzee- sche bezittingen mogen behouden, is dat toe te schrijven aan het feit, dat ze beschermd worden door machtige sta ten die hun diensten noodig hebben in tijd van oorlog. Sommige groote Europeesche staten hebben geen koloniën meer, omdat ze ervan beroofd werden na een voor ongelukkigen oorlog tegen den een of anaeren buurstaat. Om het even welke natie eigen lijk de toonaangevende en bezittende leden dier natie streeft naar het be zit van koloniën waaruit ze de hooger opgesomde producten kan halen die den mensch noodig heeft om aan zijn behoeften te voldoen, en die met groote winsten aan den man gebracht kunnen worden. Engeland en Frankrijk, die allebei een machtig koloniaal rijk beheerschen werden aangevallen door Duitschland dat op koloniale bezittingen belust is. Hierover zouden boeken en nog eens boeken geschreven kunnen worden, - doch wij zullen ons bepalen tot het aanduiden van eenige groote lijnen, in de hoop den grond van de zaak duide lijk te maken aan den kleinen man. (vervolgt) FRONT 35 fr. 3 maand O. F. - F. I. 27 fr. 3 maand Telefoon 281 Aalst Mijnheer de professor, Jef Van de Wiele, beter gekend onder den dek- naam van Jef Cognac, is van het kas teel van eene duitsche baronnes, waar hij privaatlessen aan de dochter des huizes gaf, verhuisd naar de Antwerp- sche gevangenis. Hoe een dubbeltje rollen kan. Vele onder onze stadsgenooten heb ben den onsmakelijken Jef Cognac ge kend toen hij hier ten stede leeraar was aan het Atheneum, hij was reeds voor de vijandelijkheden de man van Hitier, juist zooals Sedeyn en dokter Schotte. Wat deze laatsten voor het Verdinaso waren, was de Jef voor de Deutsche Flamische Arbeidergemein- schaft. Een man met weinig inkomen en groot verteer. Cognac stond reeds van in 1938 aan de leiding van De Vlag en poogde de oudste studenten van Aalst op sleeptouw te nemen in deze lugubere instelling. Gelukkig wa ren de jongens van ten onzent de Jef te leep af en hij gelukte er dan ook slechts in een drietal hoovaardige maf fen naar zijn kant te krijgen, met name Van Droogenbroek (antiek), D'Haese (de zot en sturaatlooper) en De Brou wer (de gepersonifieerde hoovaardig- heid). Dat was alles en 't was mager. Daar de duitschers niet voor een vlas- dank betalen maar waar voor hun geld wilden, vroeg Cognac zijne overplaat sing naar Antwerpen, om zich een breeder werkveld te verschaffen en rolde hier zijn matten op. Te Antwerpen is Jef er in geslaagd samen met den moordenaar Lagrou, honderden sukkelaars in zijne netten te vangen en naar het Oostfront te stu ren. Iedere sukkelaar welke vertrok, bezorgde aan Cognac eene premie van tienduizend Belgische baarden, zoodat hij de zoo begeerde Cognac, welke de Duitschers hem uit het gehate en God delooze Frankrijk medebrachten, met stroomen door zijne Vlaamsche keie kon gieten. Af en toe vereerde de Jef onze oude keizerstede nog eens met een bezoek. Maar iedere maal droop hij mistrostig a' de Aalstenaars wilden hem niet be grijpen en hij begreep de Aalstersche mentaliteit niet. Een goede noot vo de ajuinen. De Jef zou ook wel eens het voor beeld hebben willen geven, en zelve nach Osten fahren. Maar dat was te gevaarlijk. Als soldaten ondereen vech ten, zijn ze allen van een schietstok voorzien en men weet nooit op voor hand, dewelke er het eerst zal afgaan. Jef vond het beter de vijanden door an deren te laten vangen en in concentra tiekampen te verzamelen. Daar kon men er dan op zijn dooie gemak eens zijn goesting mede doen of dit door ge specialiseerde mannen zooals De Bodt - Wijs - Carleer enz. laten in orde brengen naar al de regelen van de kunst. Wij vernemen uit welingelichte bron dat onze aoede vriend, de heer Sjalen Stropbroek, gewezen Richter, aan de beterhand is. 's Nachts slaapt hij gelijk een geluk zalige, en maakt daarbij een geluid dat herinnert aan een overtrekkende vlie gende bom. En overdag fluimt hij zon der ophouden (volgens zijn eigen ver klaringen is hij naar de zee getrokken om zijn borstkas op zijn gemak leeg te rochelen). Jammer genoeg zijn er reeds ong, lukken gebeurd. Wandelaars zijn uit gegleden in een van Sjalens rochels (de kleinste zijn zoo groot als een gan zenei) en hebben een arm of been ge broken. Sjalen heeft hun een frank schadevergoeding betaald. Booze tongen beweren dat de prijs der oesters onophoudelijk daalt sinds de heer Stropbroek zijn oesterfabriek in volle werking is. Van dat ellendig balletje waarover wij het verleden week hadden, is hij echter nog niet verlost het reist nog altijd over en weer tusschen zijn mond en zijn achterpoortje, zonder te kunnen uitmaken langs waar het eigenlijk bui ten moet. Bij het ter perse gaan vernemen wij dat Sjalen is gaan zwemmen. Toen de wandelaars hem in 't water zagen plon zen, zijn ze doodelijk verschrikt op de vlucht geslagen ze waanden dat het beruchte Zee-monster van Loch-Ness onze kust tot zijn nieuwe verblijfplaats gekozen had. loen de Engelschen in het zicht kwamen, werd onze Jef moedig, trok een Duitsch officierenkostuum aan en poetste de plaat, eenige dagen vroeger dan het eigenlijk noodig was. Te Maeseik, aan de meet van het beloofde land, ontmoette hij zijn spitsbroeder Elias die daar van groote pet met een klein trommelrevolverken in de hana, ronddoolde. De Jef was veel moediger, hij droeg ten minste een mitrailette on der den arm, om de burgers op afstanc! te houden. Na lang aarzelen trapten beiden dan maar de meet over en kwamen in het landeken van belofte terecht. Of zij er zich van beloofd hebben weten wij nog niet. Terwijl Elias nog steeds op de twaalf verworven kogels wacht, daar er naar het schijnt gebrek aan munitie is, zal de Jef ons kortelings zijne avon turen voor het krijgsgerecht vertellen, t Is te hopen dat hij alsdan in navol ging van Robert Poullet en Chardonne niet begint te raaskallen over Liapold D Herde en baron Capelle, want op den duur zouden de menschen ook gaan gelooven dat dit een zwarte tan- dem was. t Geene de weerstanders reeds van binst de bezetting wisten. HEILDEJEF.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

O.F.-F.I. Aalst | 1946 | | pagina 1