ONS LAND IN WOORD EN BEELD
45
Krijg ik geen kus weer. Roze?
Het meisje nam het hoofd van Jacob tusschen hare
beide hatiden, en hem in het gelaat blikkend zeide ze
Gij spreekt zoo innig, zoo roerend, zoo braaf... dat...
Daar.
En, als door vervoering gedreven, drukte zii den moe
dermoorder een brandende kus op het voorhoofd.
ACHT-EN-ZESTIGSTE HOOFDSTUK
DUBBEL SPEL
Een eigenaardig gekuch maakte een einde aan het min-
nekoozen van het jonge paar.
Verschrikt keerden beide zich om, en nu zagen zij de
hooge gedaante van Jan Meerlo die hen sedert eene
ruime poos reeds had gadegeslagen.
Roze Kate, zoowel als Jacob waren uit hun lood gesla
gen door het onverwacht optreden van dezen ongenoodig-
den gast.
Jacob's opbruisende natuur echter kreeg weldra weer
de bovenhand en het gevoel van misnoegen dat zich van
hem had meester gemaakt toen hij Jan Meerlo bemerkt
had, maakte plaats voor zijne steeds opwellende driftig
heid.
Wat voert gij daar uit? vroeg hij vinnig.
Toekijken naar hetgeen gij beide hier uitvoert, klonk
het tamelijk barsche antwoord.
Ik heb niet gaarne dat men mij bespiedt, zei Jacob.
Ik bespied niemand
Ik kan het toch niet helpen dat ik u hier aan 't kussen
en aan 't zoenen vindt als ik mii eraan verwachte hier
a'les in droefheid aan te treffen.
Wat ik doe gaat niemand aan.
Niemand?
Neen, niemand.
En uw geweten?
Ik alleen verantwoord voor mijn geweien. Uwe
zcdepreeken kan ik missen.
Ik houd geene zcdepreeken, maar ik /eg mijn ge
dacht vrij en vrank en dat verbiedt mii niemand, ook gij
niet, al heette gij dan nog tienmaal Jacob Dirix.
Ik geloof Jan Meerlo dat gij gekomen zijt om mij
te teigen of ruzie te zoeken.
Het ruziezoeken laat ik aan mannen van het soort
der Dirixen.
Och, Jan Meerlo, kwam Roze Kate er nu tusschen,
maak u niet boos. Waf gij zaagt was immers niet slecht.
Slecht? dat zeg ik niet, maar betamelijk toch ook
in geen geval.
Het is, zooals het is, riep Jacob, maar in alle geval
gaat het ons alleen aan en niemand anders, dat zeg ik
nog.
Jacob, zijt gij Jacob, de broeder van Everard?
Ik ben wie ik ben en' gij zijt een rakker.
En gij Roze Kate, ging Jan Meerlo voort, zonder
zich om de beleediging van Jacob te storen, zijt gij de
zelfde Roze Kate die ik voor de vierschaar zag?
Och..., zeide het meisje, maar verder kwam zij niet.
Alleen strekte zij smekend de handen naar lan Meerlo
op, of wi'de zij hem bidden niet verder te spreken.
Jacob antwoordde niet meer. Hij begon zoo iets te
voelen dat op schaamte geleek.
Jan Meerlo hernam
Ja, gij zijt Jacob Dirix en gij zijt Roze Kate.
Welnu, als ik dingen zie gebeuren zooals daareven, dan
zeg ik dat de wereld verkeerd draait, en dat ik niets meer
van de menschen ken.
Als gij dan toch niets kent, zei Jacob, zwijg dan
liever en laat ons gerust.
':,eO, gij zult weinig last van mijne tegenwoordigheid
hebben, a's ik u hinder zal ik gaan, maar dit zeg ik u
nog Lieden die zich zoo gedragen als gij, die z;h het
nooit goed gaan op de wereld.
Boer Tijckaert doet zeggen, zoo klonk op dit oogen-
blik de stem van Katrien, de stalmeid, dat hij u in Den
Wolf wacht; hij moet u spreken.
Het optreden van Katrien maakte een einde aan het
tooneel met Jan Meerlo, dat dreigend begon te.worden.
Wat komt die hier nog doen? mompelde de meid,
dezen laatsten zijdelings bekijkend.
Ik ga, zei Jacob, toen Katrien weer buiten de
smidse gegaan was, ik moet naar De Wolf.
Jan Meerlo keek hem spottend aan.
Dag Jan Meerlo, zei Jacob, zonder erg niet waar?
Dag Jacob, antwoordde de boer, erg was het van
mijnen twege niet gemeend. Ik sprak enkel uit belangstel
ling voor u en uwe familie.
Nu, nu, 't is goed, zei Jacob.
En zich tot het meisje richtend, zei hij op innigen toon
Dag Roze, tot straks, ik kom spoedig weer.
Ga maar, ga maar, zei Jan Meerlo toen hij weg
was, wat scheelt het u te weten wat ik zeggen ging? Wat
geeft gij om Everard?
En gij. Roze Kate, hoe is het mogelijk dat gij zulke
gemeenheid, ja gemeenheid begaat, zei Jan Meerlo op
ieder woord drukkend.
Everard vergeten!
Och dat is 's were'ds loop, al had ik het van u dan
ook anders verwacht.
Maar dat hij nu reeds in uw hart vervangen is door
dien Jacob, zie, dat kan ik toch maar niet begrijpen.
Roze Kate antwoordde niet.
Onrustig stapte zij heen en weer door de smidse.
Pas op meisje, pas op, ging Jan Meerlo voort, hoed
u voor dien Jacob, 't is de ware niet.
Indien gij hem kendet gelijk ik hem ken, zoudt gij zijne
schoone woorden zoo licht niet aannemen voor klinkende
munt.
't Is geene liefde die uit hem spreekt, maar drift, enkel,
lage drift. Of ziet gij dat niet aan zijn lonkende bikken?
Of hoort gij dat niet aan zijn nokkende stem? Pas op,
meisje. Pas op en speel met geen vuur!
Terwijl hij sprak, was Roze K'ate tegen de vijlbank
gaan aan'eunen, de ellenboog op den vijlstok, en 't hoofd
op de hand rustend.
Een pijnlijke trek kwam op haar gelaat doch zij ver
roerde niet.
Langen tijd keek Jan Meerlo haar zwijgend aan; hij
ging op het houtblok zitten en ving toen weer met spre
ken aan!
Gij zijt een raadsel gij. Roze Kate.
Het meisje keek hem vragend aan.
Ja, een raadsel, hernam de boer.
(Wordt voortgezet.)
MEN SPREEKT VOOR 'T OOGENBLIK zeer
veel over de Chicorei «Trappisten» Vincart die
naar het schijnt de beste koffie geeft. '.134
NA DEN AANSLAG OP MUSSOLINI
nks De Duce na den aanslag van Miss Gibson die op hem
n kogel afschoot welke zijn neusvleugels doorboorde, zien wij
ar aan boord van den Cavour waarmede hij eene reis naar
ipoli onderneemt, want, beweert de dictator, Italië's kracht beweegt
-h ih de richting der Afrikaansche kusten. Ooggetuigen van den
nslag verklaren dat de Duce zijn redding te danken heeft aan
n groep Roemeensche studenten van de Universiteit van Rome.
>en Mussolini het paleis verliet hieven deze jongelui het fascisten
d aan waarop hij het hoofd in hun richting keerde en door dit
atseling gebaar miste de kogel van de aanvalster zijn doel.
)ven Bij het vertrek van de Cavour wordt aan Mussolini een
esdriftige ovatie gebracht. Op onze foto ziet men op welke wijze
fascisten hunne hulde betuigen door het uitstrekken van den
linkerarm.