De Erieffiii v&ffi dein MüllBeinin<Dir
Vrij naar het Engelsch van CHARLES GARVICE
260
ONS LAND IN WOORD EN BEELD
w-k heb dit gekocht van een oud-adettijke fami-
I] lie," vertelde Chalfont aan zijn jongen vriend,
terwijl zij de trappen van het fraaie landhuis
M, opgingen. „Zij wilden speculeeren, zonder het
te kunnen, en het gevolg was, dat zij noodge
dwongen dit huis hebben verkocht. Het is voor mij
veel te groot, en ik gebruik er niet meer dan twee
of drie vertrekken van, behalve als ik een partij
geef. Hier zijn uw kamers."
De bediende, die hen voorgegaan was, opende
een deur op de eerste gang, en de heer Chalfont
leidde Jack persoonlijk rond door een weelderig
ingerichte suite van slaapvertrek, eet- en zitka--
mer.
„Ziehier," zeide hij met een rondwijzend hand
gebaar „maak het je hier maar zoo aangenaam
mogelijk, Iaat weghalen wat je niet bevait en bren
gen wat je hebben wilt. Ik heb een kamerdienaar
voor je aangenomen .hij komt morgen. Als hij
je niet aanstaat, stuur hem dan maar weg. Zijn
dat je koffers O, je zult straks nog
tijd genoeg hebben om die uit te pak
ken."
Z*ij gingen weer naar beneden, ge
volgd door Jim, die zeer duidelijk zijn
tevredenheid te kennen gaf over zijn
nieuw verblijf. De heer Chalfont liet
Jack verschillende vertrekken zien
ze waren alle zeer kostbaar inge
richt, op één uitzondering na, en
terwijl de milliunnair bijna onverschil
lig deed bij het bezichtigen van al die
weelde, wees hij den jóngen man met
onmiskenbaren trots op een vrij klein
vertrek achter de bibliotheek, zeer
eenvoudig gemeubeld. Eerpge piaten
aan den muur vormden vrijwel de
eenige versiering, terwijl 'n paar
zwartgerookte pijpen op den schoor
steenmantel bewezen, dat er een lief
hebber van tabak moest huizen.
„Dit is mijn kamer," zeide Chalfont.
„Hier kun je mij bijna altijd vinden,
als ik thuis ben. Vind je het eenvou
dig Och, ik houd eigenlijk niet van
weelde, en dikwijls zit ik hier en
tracht al het andere om mij heen te
vergeten. Laten we nu maai eens in
het park gaan kijken. Tusschen twee
haakjes, je zult natuurlijk wel een
liefhebber zijn van jagen en visschen.
Ik bezit nog een klein landgoed jn
Devonshire, waar eenige mijner men-
schen fazanten voor mij fokken en
ergens in Schotland heb ik nog een
bezitting, waar eenige riviertjes zijn legde
waarin het wemelt van zalm. Enfin,
dat zult ge zelf wel zien."
Jack bleef staan, wendde zich om
en keek den millionnair lachend aan.
„Werkelijk, mister Chalfont, ik heb zoo'n beetje
het gevoel, dat ik niet weet of ik op mijn hoofd,
dan wel op mijn voeten sta U moet eens beden
ken, dat heel die verandering voor mij heeft plaats
gehad binnen eenige uren, en ik ben er dan ook
'n beetje beduusd van."
„Dat wil ik graag gelooven," antwoordde Chal
font gemoedelijk. „U zult hetzelfde gevpel heb
ben als ik, toen ik ginds het eerste goud vond."
Bij deze woorden maakte hij met zijn hoofu een
beweging in de richting, waar hij dacht dat
Australië moest liggen. „Ik had reeds maanden
lang gewerkt als een razende, zonder voldoende
eten naar binnen te krijgen, bijna geen drinken,
of het moest wat vuil water zijn, en ik was op het
punt, te bezwijken van ellende, toen...."
Hij hield plotseling op, fronste de zware wenk
brauwen en knarste op de tanden. Een oogen-
biik later echter schudde hij het hoofd, zijn gelaat
klaarde op en hij ging op kalmen toon voort
„Enfin, ik denk dat u opThet oogenblik onge
veer hetzelfde gevoel hebt als ik destijds. Het le
ven bergt voor menigeen verrassingen in 'en
schootmen moet het nemen zooals het valt en
er zooveel mogelijk van zien te maken."
Terwijl zij door het prachtige park wandel en,
meende'Jack, verplicht te zijn, den heer Chahont
het een en ander over zichzelf mede te deelen.
„Mijn vader was de jongste zoon van mijn groot
ouders, mister Chalfont," zeide hij, „en dat was
voor mij, met het oog op mijn studie, een leelijk
ding."
„Laat eens zien," zeide Chalfont nadenkend,
„uw vader was de derde zoon van lord Damers-
field, en uw oom is de tegenwoordige graaf, niet
waar
„Precies," antwoordde Jack. „Mijn arme papa
had bijna voortdurend met geldzorgen te kampen,
en toen hij stierf ik was zijn eenige zoon liet
hij mij nauwelijks genoeg na, om de advocaten
studie te beginnen. Een riskant baantje, zooals u
terecht hebt opgemerkt. Als ik de zoon van een
kruidenier was geweest, zou ik er misschien beter
aan toe zijn dan nu. Misschien zou ik verstandig
hebben gedaan, als ik naar de koloniën was ge
gaan als farmer zou ik het waarschijnlijk wel
Verder hebben gebracht."
Chalfont wierp tersluiks een blik op de uitmun
tend gebouwde, gespierde gestalte, slank en lenig,
en hij knikte instemmend.
„Ja, dat geloof ik ook wel," zeide hij, „maar toch
zoudt ge er wellicht te gronde zijn gegaan. Uw
slag is te fijn voor dat werk.... daarvoor moet
men het grovere volk hebben menschen die niet
op kleinigheden kijken, die hun doel bereiken, al
kost dat ook
Hij zweeg, en er kwam weer een harde trék op
II.
zij haar hand op zijn schouder en troonde hem zachtjes mee
zijn gelaat. Toen ging hij voort
„Enfin, je bent nu hier, en als ik mij niet vergis,
zal het je hier wel naar den zin zijn. Begrijp mij
goed, het is in het geheel mijn bedoeling niet, een
patroon, een werkgever voor je te zijn. Ik laat je
volkomen vrij om je eigen gang te gaan. Een vriend
moet ik hebben, die mij zoo nu en dan eens komt
opzoeken, en die mijn tekortkomingen, op welk
gebied dan ook, zooveel mogelijk aanvult. Kijk nu
bijvoorbeeld dat bosch eens goed aan is het niet
noodig, dat er een aantal boomen geveld worden
„Dat is het inderdaad," antv ordde Jack. ,,De
boomen staan te dicht op elk ar."
„Laat er dan maar een aantal omhakken," zeide
de millionnair, „en als je nu andere dingen mocht
zien, die veranderd of vernieuwd moeten worden,
laat het dan maar gerust ;doen. Wat het kost,
komt er niet op aan ik zal elke rekening die je
maakt, betalen, hoe hoog ze ook is. Och Jack, ik
weet werkelijk niet, waar ik met al mijn geld moet
blijven mijn vermogen wordt voortdurend groo-
ter. Kom, laten we nu maar teruggaan."
Toen zij terugkeerden door het bosch, bleef Jack
op zeker oogenblik plotseling staan en gaf den
achter hem aankomenden heer Chalfont een waar
schuwend teeken. Uit een der zijpaden was eens
klaps een houtvester te voorschijn getreden, en
bijna waren de twee mannen tegen elkaar gebotst.
Chalfont scheen te schrikken, en tegelijkertijd
bracht hij de hand achterwaarts, alsof hij naar een
wapen wilde grijpen. De houtvester groette eer
biedig en zijn meester bromde een onvriendelijk
antwoord waarna zijn houding en de uitdrukking
op zijn gezicht weer zóó srfel veranderden, dat
Jack eraan twijfelde, of hij di-en plotselingen schrik,
den angstigen blik van den millionnair en zijn hand
beweging naar een mogelijk aanwezig zijnd wapen
wel werkelijk had gezien.
Ongeveer een maan d na de plotse-
lin e en ingrijpende verandering in|
Jack's leven zat een man over een vliur gebogne
ofschoon het reeds in het begin van den
zomer was in een klein, armoedig ver
trek in een der armste buurten van Lambeth. Het
venster was zoo Jclein en vuil, dat het in het kamer
tje reeds donker was, ofschoon buiten de scheme
ring het daglicht nauwelijks had verdreven. De
man hield een vuil en verfrommeld papier in de
hand, dat hij blijkbaar met aandacht bestudeerde.
Een kaars verschafte hem daarbij nauwelijks vol
doende licht, zoodat hij de oogen dicht bij het pa
pier moest houden. De man ,was nog niet oud, of
schoon zijn gestalte gebogen en verschrompeld,
zijn gezicht bleek en vol rimpels waren. Hij was
zeer armoedig gekleed, en naar zijn uiterlijk te oor-
deelen, kon hij een dokwerker, eep zeeman, maar
evengoed e n kolonist zijn. Terwijl hij zijn oogen
over het papier liet gaan mompelde
hij de woorden halfluid en onver
staanbaar, nu en dan het hoofd op
heffend en voor zich uit starend met
een blik, waarin machtelooze woede
te lezen stond.
Zoozeer was hij verdiept in het
lezen van dat voor hem blijkbaar be
langrijke „document", dat hij een
vrij luid kloppen op de deur eerst
hoorde, nadat het tweemaal was her
haald. Toen stond hij op, sukkelde
de kamer door en opende de deur.
Een jong meisje trad binnen. Voor
iemand met fantasie zou haar tegen
woordigheid het donkere, armoedige
vertrekje plotseling hebben omgetoo-
verd in een klein paradijs, want zij
was de belichaming van frissche, on
gerepte schoonheid en jeugdige be
valligheid, die door haar donkere, meer
dan eenvoudige kleeding eer verhoogd
dan verminderd werden. Zij was zeer
slank, haar lief, regelmatig gevormd
gezichtje had bijna geen kleur, ofschoon
het geen ongezonde bleekheid was,
die er een ongewone aantrekkelijk
heid aan gaf. Ze had donker haar,
en oogen.... ja, het is werkelijk
moeilijk, haar oogen te beschrijven,
want zij waren van dat eigenaardige
grijs, hetwelk bij elke gemoedsbewe
ging verandert, oogen, die^|n staat
waren om een onuitsprekelijke teeder-
heid, een hartstochtelijke liefde, maar
naar de tafel, ook toorn en trots uit te drukken Op
dit oogenblik echter hadden zij een
peinzende uitdrukking, en er schit
terde een zwak glimlachje in, terwijl
zij een versleten beursje openmaakte en
daaruit drie goudstukken en eenige shillings nam.
„Dat is alles wat ik ervoor kon krijgen, vader,"
zeide zij, terwijl de man met het gebaar van een
roofdier, dat zijn prooi bemerkt, het geld greep en
dit met een ontevreden gezicht begon te tellen.
„Het was zeer ouderwetsch, zeiden zij, en zij hoop
ten dat ik het weer zou komen inlossen. Bovendien
worden medaillons tegenwoordig in Londen haast
niet meer gedragen."
„Nog niet de helft van de waarde," mopperde
hij met het schorre geluid van iemand die een
zwakke borst en versleten gestel heeft. „Het was
nota bene zuiver goud O, hij hoeft niet bang te
zijn, dat ik het niet zal inlossen Heb je iets te
eten? Niet dat ik honger heb.... met een slok
brandewijn ben ik tevreden, maar ik dacht aan jou."
„O, maakt u zich over mij maar niet ongerust,
vader," antwoordde het meisje met zachtJ maar
buitengewoon heldere stemeen stem, die eigen
lijk in zulk een omgeving in het geheel niet thuis
hoorde. „Ik heb wat ham en. thee voor u meege
bracht daar houdt u immers zoo van en misschien
komt de trek dan ook wel. Voor zoo weinig geld
heb ik veel gekregen. Alles is hier in Londen zoo
goedkoop.... een groot verschil met Melbourne;
ik vind het hier een heerlijke stad."
Hij keek de kamer rond met een ontevreden ge
zicht, terwijl een bittere glimlach om zijn lippen
speelde.
..Heerlijk noem je het hier?" spotte hij toen.
„Ja, dat is het misschien voor de menschen die
geld hebben, maar voor ons, die het niet hebben, is
het hier even ellendig als ergens anders."
„Misschien hadden we beter kunnen blijven waar -
- we vandaan gekomen zijn," zeide zij, maar in het
geheel niet op klagenden toon. Ik kreeg reeds een
aardig aantal leerlingen