ONS LAND IN WOORD EN BEELD 277 zeggen. Zoo is het mij tenminste gegaan. Op ze keren avond kreeg ik plotseling als een ingeving, dat dichtbij de plaats waar wij ons bevonden, goud te vinden zou zijn. Ik liet den wagen stilhouden je moeder-was bij mij, en ik was zoo gelukkig ge weest, voor niet teveel geld, een eenvoudig wa gentje te krijgen en sloeg onze tent op. Wij waren er niet al te best aan toe dien avond ons geld was bijna op, maar gelukkig was het mooi, warm weer en wij hadden nog vrij goede kleeren, alsmede voedsel voor een of twee weken. In elk geval, ik begon den volgenden morgen terstond, en ik had nauwelijks een half uur gewerkt, toen ik mijn eerste vondst deed." Nora had vol aandacht geluisterd, en bij de laatste woorden uitte zij een lichten kreet van verrassing. „Ja, er was werkelijk goud op die plaats, en wat meer is ik had het om zoo te zeggen maar voor het grijpen Toch voelde ik, dat het meeste niet aan de oppervlakte, maar in den grond moest worden ge zocht en ik vreesde reeds, dat ik het niet zou vin den en in veiligheid brengen, voordat het nieuws bekend werd. O, wij waren daar maar samen," antwoordde hij op Nora's verbaasden blik, ,,maar het nieuws, dat er hier of daar goud gevonden is, gaat als een loopend vuurtje rond het lijkt wel, of de vogels het verder vertellen, of de wind het meedraagt. Het kèn eenvoudig niet stil gehou den worden Ik was dan ook niet verbaasd, toen op zekeren avond een man de helling van den berg afkwam. Hij zag eruit als een landlooper ik leunde op mijn houweel en wachtte. Hij was iemand van mijn leeftijd, breed en stevig gebouwd, en ik begon maar met hem vriendelijk aan te spreken, ofschoon hij iets over zich had de blik van iemand, die vervolgd wordt dat mij niet erg aanstond. Eigenlijk zonder dat ik hem ernaar had gevraagd, vertelde hij, dat hij evenals ik naar goud zocht, dat hij tot dusver geen geluk had en half stierf van honger. Ik nam hem mee en vertelde hem alles het zou toch geen nut heb ben gehad, te trachten, het nieuws voor hem verborgen te houden, want ik kon aan de blikken die hij wierp op de plaats waar ik bezig geweest was, zien dat hij „mijn goud" had ontdekt. Het was toen kort voor dat jij geboren moest worden, en je moeder was 'n beetje angstig. Zij heette hem echter vriendelijk welkom, zooals dat daar te lande gebruikelijk was en maakte voedsel voor hem gereed. Hij at als een wolf, terwijl hij zichtbaar moeite deed om dat te verbergen. Intusschen vatte ik een plan op, en toen hij later bij het vuur een pijp rookte, deelde ik hem dat mede. Ik zeide dat ik werke lijk goud gevonden had, en bood hem aan, mijn deelgenoot te worden; wij zouden vanaf den volgenden dag samen werken en ook alles wat wij vonden, samen deelen. Verder vertelde ik hem wie ik was en wat ik tot dusver had gedaan,.... maar hij zei weinig of niets van zichzelf, en dat beviel mij niet, want in die streken zeggen de men- schen meestal ronduit, wat er te zeggen valt, tenzij zij iets op hun kerfstok hebben of in't schild voeren." Nora maakte nog een glas slappen brandewijn voor hém gereed, en nadat hij een een flinken slok had genomen, ging hij voort met hetzelfde eentonige stemgeluid, alsof hij iets herhaalde wat hij reeds vele malen had verteld „Voordat Bradshaw kwam zoo heette hij had ik reeds vrij aardig geluk gehad bij het goud maar vanaf den eersten dag, dat hij met mij samen-, werkte, leek het wel alsof het goud uit den grond werd getooverd Wij werden er op het laatst bijna bang van ik tenminste, zooveel vonden wij, en werkten als razenden, den geheelen langen, heeten dag, en als het lichte maan was, dan ook dikwijls tot laat in den nacht. Immers wij beiden wisten heel goed, dat wij die plek niet lang voor onszelf zouden houden Bovendien werd ik bezorgd voor je moe der ik wilde met haar naar een van de groote kampen trekken, waar altijd een dokter aanwezig is. Op zekeren avond zei ik dit ook tegen Bradshaw; wij hadden in een gat in den grond, waarop onze tent stond, een groot fortuin geborgen, en ik sprak met hem af, dat wij den volgenden dag alles samen zouden deelen. Mijn deel zou ik meenemen, en hij kon mij met het zijne achterna komen, of er blijven totdat wij konden terugkeeren. Hij koos het laatste. Ik vertelde dat aan je moeder, toen ik de tent binnen trad waarin wij samen woonden, en zij scheen het aangenaam te vinden, dat Bradshaw niet met ons mee ging. Weliswaar had zij nooit een woord van afkeuring over hem gesproken, maar ik wist toch wel, dat zij niet op hem gesteld was. Misschien kwam dat wel, omdat hij de gewoonte had, dikwijls urenlang met een somber gezicht te zitten staren, of omdat hij, telkens als hij het een of ander geluid hoorde het vallen van een steen of den kreet van een vogel naar zijn revolver greep." Nora had zich een weinig naar voren gebogen; zij hield haar handen gevouwen in haar schoot en keek recht voor zich uit.. denkend aan haar moeder, die ze nimmer had gekend. „Ik ging heen, maar Bradshaw bleef bij het vuur zitten rooken. Kort daarna begaf ik mij ter ruste, en ik sliep als een mormeldier geen wonder, als men den geheelen dag in de felle zon sjouwt en ploetert." Hij hield even op, en nu scheen zijn gezicht nog grauwer te worden, zijn lippen beefden en fiij beet heftig op zijn pijp. „Toen ik 's morgens buiten kwam, was Bradshaw er niet. Hij was ook niet in zijn tent, en evenmin op de plaats, waar wij werkten. Hij was wèg „Wèg herhaalde Nora, vreezend wat er komen zou. „Hij had het paard en den wagen meegenomen, en ook" zijn stem klonk heesch en schor, en hij bak*, woedend de vuist ,,het goud Alles, behalve een klein zakje stofgoud, nog geen duizendste van wat wij hadden „Arme vaderbeklaagde Nora hem. „In zijn tent vond ik een stukje papier, dat ik altijd heb bewaard." Met bevende hand haalde hij uit zijn binnenzak een enveloppe te voorschijn en nam daaruit een vuil stuk pdpier. „Dit is het." Met halfluide stem, die hij tevergeefs trachtte, eenige vastheid te geven, las hij „Ik heb er anders over gedacht, maat. Ik ga naar het Zwaluwenkamp, en zal zorgen, dat een dokter en een verpleegster bij je komen. Dat is veel beter voor je vrouw dan reizen. Het goud heb ik meegenomen, omdat ik niet meer terug kom daar zijn redenen voor Jij zou het toch maar opgemaakt hebben. Je deelgenoot, Bradshaw." Norton vouwde het papiertje zorgvuldig weer op, alsof het een kostbaar document was, en stak het in den zak. Er heerschte stilte, terwijl de oude man met zijn diepliggende oogen in het vuur staarde. Toen fluisterde Nora droevig „Moeder, arme moeder „De dokter en een verpleegster kwamen inder daad," ging Norton op somberen toon voort, ,,en toen werd jij geboren. Maar ofschoon ik trachtte, voor je moeder verborgen te houden wat er gebeurd was, wist zij het mij toch te laten vertellen, en..och, ik denk, dat die slag te zwaar voor haar was." Een oogenblik weigerde zijn stem hem den dienst en hij schraapte zijn keel. „Ik was zelf bijna gebroken, en heb dat blijkbaar niet goed kunnen verbergen.Voor mij was het verlies van het goud nog niet het ergste, maar wel,-dat mijn deelgenoot, dien ik steeds als een kameraad had behandeld, mij bedrogen en be stolen l\ad. Wij hadden weken, maandenlang samen gewerkt, gegeten, gerookt en gepraatik was hem gaan vertrouwen en zelfs genegenheid voor hem gaan koesteren, en nu scheen het, alsof ik het vertrouwen in de menschen had verloren,alles was zwart en donker voor mij geworden. Ik hield mij zoo goed mo gelijk, totdat je moeder stierf. Toen was mijn laatste weerstandsvermogen gebroken en men heeft mij later verteld, dat ik veertien dagen lang te keer gegaan ben als een razende krankzinnige. Toen die vreeselijke aanval eindelijk voorbij was en ik terug keerde naar het goudveld, was dat door zoekers overstroomd,- want natuurlijk was het nieuws zeer snel bekend geworden en had een groot aantal avon turiers daarheen gelokt. Zij hadden er echter weinig pleizier van het was alsof er een vloek op die plek rustte. Geen gram goud werd er meer gevonden, en weldra verlieten allen dan ook die plek. Geheel al leen bleef ik achter." Er heerschte een lange pauze Nora kon de tra nen niet weerhouden, die haar langs de wangen stroomden, en het was haar onmogelijk, ook maar één woord uit te brengen. In den geest zag zij den ongelukkigen man, wien zijn levensgezellin ontval len was, bedrogen en bestolen door hem, dien hij zijn vriend waande, alleen in die woestenij, belast met de zorg voor een moederloos kind, en zij voelde een diep medelijden, rechtmatige verontwaardiging ook. „Op zekeren dag," ging Norton na eenigen tijd verder, „zat ik, met jou op mijn knie, aan den rand van het goudveld, tóen een sheriff kwam aanrijden met een aantal van zijn helpers. Zij zochten Brad shaw! Niet voor niets had hij dien vreemden blikin zijn oogen van iemand, die achtervolgd wordt. Ik hoorde nu, dat hij op de vlucht was voor de justitie, toen hij bij mij kwam hij had gestolen en een man dood geschoten Zij hebben mij nog een papier opgege ven, waarop stond, hoe hij eruit zag. Hier heb ik het." Hij haalde weer een ander papier uit den zak, en las het haar voor „Hier staat alles op, lengte, breedte, kleur van zijn haar en oogen.... èllesNu kon hij zich natuurlijk wel vermommen, maar aan een brandmerk dat hij eens in het een of ander kamp had gekregen, op zijn linker-beneden- arm, kon men hem toch altijd her kennen. Ik kreeg met eenige moeite dat papier van den sheriff los, en al dien tijd heb ik er over nagedacht, hoe ik hem zou kunnen vinden, en wat ik zou doen als ik hem gevonden had." Hij zweeg en stak zijn pijp weer aan, die reeds eenigen tijd geleden uitgegaan was. Zijn hand beefde nu niet meer, en een onheilspellend licht fonkelde in zijn oogen. „Den volgenden morgen vertrok ik, met jou in mijn armen. Ja, als ik jou toen niet had gehad, dan zou ik mis schien krankzinnig geworden zijn Nora legde met teeder gebaar haar hand op zijn knie, maar zij kon nog niet spreken van ontroering. „Hij scheen niet alleen het goud, maar ook het geluk meegenomen te hebben, want na dien tijd heb ik nimmer meer goud kunnen vinden, hoeveel moeite ik ook deed. Ik sleepte mij voort van het eene kamp naar het andere, door allerlei werk een weinig melk voor jou en een korst brood voor mijzelf verdienend intusschen dacht ik altijd aan hèm Zoo voor zichtig mogelijk informeerde ik overal naar hem, maar nergens kon ik iets omtrent zijn verblijfplaats te weten komen. In het Zwaluwenkamp vond men wel den wagen en het paard, maar de man was verdwenen. Ik ging naar Melbourne en kreeg daar werk in een stal. Al dien tijd zwierf ik in de buurt van voorname hotels en restaurants rond, zoekend naar mijn man. Want hij was nu natuurlijk rijk, en als een goudzoeker het zoover gebracht heeft, dan wil hij het geld ook uitgeven.... dat is wel te begrijpen. Op zekeren dag vond ik eindelijk zijn spoor; een be diende op het kantoor eener scheepvaartmaatschap pij, met wien ik opzettelijk goede vrienden was ge worden, vertelde mij, dat de man op wien de beschrij ving die ik gaf, paste, naar Engeland was vertrokken. Hij herinnerde zich heel goed, dat de man voort durend om zich heen keek als iemand, die vreest dat hij achtervolgd wordt. Dat moest hij zijn Ik nam dadelijk het besluit, hem te volgen het duurde wel lang, eer ik het noodige geld bij elkaar had maar, eindelijk had ik het toch. Tot laat in den nacht moest ik werken, en vermoedelijk als gevolg daarvan, werd ik ziek en heb ik die zwakke borst gehouden." Nora stond op en trok zijn hoofd tegen haar borst. Hij liet dit zonder tegenstand toe, maar was blijkbaar te zeer verdiept in zijn gedachten, om haar liefkoozing te beantwoorden. „Men zei, dat ik wel zou sterven, maar ik wist wel beter Ik was er vast van overtuigd, dat ik niet zou sterven, voordat ik hèm had gevonden en ter ver antwoording geroepen. Daarom wilde ik blijven leven. Toen ik hersteld was, vertrokken wij, dat wil zeggen, nadat ik genoeg geld bij elkaar had. En Nora, toen ik die groote stad zag, met haar millioe- nen inwoners, toen drong het tot mij door, hoe moei lijk, zoo niet onmogelijk het zou zijn, om daar mijn man te vinden. Moedeloosheid greep mij aan en die heeft mij ook lichamelijk geen goed gedaan. Er is een tijd geweest, dat ik verlangde naar den dood, waarin ik het voor jou beter vond, dat je maar niet langer opgescheept zou zitten met een onnutten, zieken vader(Wordt voortgezet) „Ik zal je eens iets vertellen, Nora,' zeide hij toen, „iets dat ik jarenlang voor mij heb gehouden

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 5