De Iifieffiii v&n deffi Mi(llli0infficJr Vrij naar het Engelsch van CHARLES GARVICE 420 ONS LAND IN WOORD EN BÉÉLD Zie voor den «Korten Inhoud« van dit verhaal, tot nu toe, vorig en volgend nummer. Ter herinnerine van het eeuwfeest van Z. E. H. kanunnik Lama), werd te Mechelen, in liet lokual van den heer C Cainps Vtplle Markt, een praclitige beker verspeeld met het Vogelpikspel, waaraan al de vereenigde Maatschappijen var. Mechelen deelnamen. Onto foto stelt voor het comiteit van de Mechelsche Vogelpik, welke het fees' had ingericht. Op de talel den beker. Nadat het eenvoudig maal geëindigd was, gaf mevrouw Feitman het sein om te ver trekken, maar lady Blanche wilde daarvan nog niet hooren. Haar broer schoof haar stoel in een warm hoekje van den tuin, en met een vriendelijk gebaar noodigde lady Blanche Nora uit, naast haar te komen zitten in een stoel, die daar even eens door lord Fern- dale was neergezet. „Ik ben zoo blij, dat wij elkaar van daag ontmoet heb ben," begon lady Blanche, toen haar broer en mevrouw Feitham een eindje den tuin ingewandeld waren. „Als u het goedvindt, kom ik u eens spoedig opzoe ken wij zijn immers buren, en ik heb in het geheel geen vrienden hier. Zoudt ge denken dat wij vriendinnen kunnen worden?" „Dat hangt heelc- maal van u af, lady Blanche," antwoordde Nora met een glim lach. „Ik wil het heel graag." Lady Blanche legde haar smalle, blanke hand opNora's warme, sterke.vingers. „Ik vond het heer lijk, dat u zooeven zoo openhartig waart," zeide zij, „en daarom ook wil ik zoo gaarne goede vrienden met u worden. Ook omwille van mijn broer Ed ward ben ik blij, met u kennis te hebben gemaakt. Zoo dikwijls reeds heb ik er naar verlangd, dat er iemand in de omge ving zou komen wonen, die bij hem eenige belangstel ling zou wekken. O, u moet mij niet verkeerd begrijpen. Hij 'is niet afkeerig ervan, vriendschaps banden aan te knoopen, maar hij is een zeer ern stig man, en en nu ja, n beetje anders dan andere mannen. Menschep die hem niet goed ken nen, houden hem voor trotsch en ongevoelig." Nora, die meende, dat lord Ferndale oppervlak kig wel zulk een indruk maakte, wist niet wat zij daarop moest zeggen. „In werkelijkheid echter is mijn broer de beste man ter wereld," ging lady Blanche voort. „Hij is alles voor mij geweest, vader en broer tegelijk, ik ben van kind af aan zoo hulpeloos geweest als ik nu ben, en altijd is hij goed en geduldig, hulp vaardig voor mij geweest." Haar oogen vulden zich met tranen, maar zij glimlachte erdoor heen, toen zij op bijna veront schuldigenden toon voortging „U ziet wel, dat ik goede vriendinnen met u wil zijn, anders zou ik niet zoo vertrouwelijk met u praten, miss Norton. U heet Nora, nietwaar Ja," antwoordde het jonge meisje. „Zoudt u er'iets op tegen hebben, mij bij mijn voornaam te noemen „Ja, heel graag," zeide lady Blanche, „ik heb dat gedurende de lunch reeds herhaaldelijk willen doen. Maar dan moet u mij ook Blanche noemen, hoor 1 Wij hebben dus vriendschap gesloten, voor altijd, net als twee schoolmeisjes, nietwaar Maar ik wil niet lastig voor u zijn, ik kan niet loopen en ook niet rijden, dus nu en dan „O, dat zal best losloopen," viel Nora haar met tranen in de oogen in de rede. Lady Blanche trok Nora's hoofd naar zich toe en kuste haar hartelijk. Eindelijk heb ik dan toch een vriendin gevonden," zeide zij. „Wat kan het toch vreemd gaan in de wereld 1 Wij kennen elkaar nauwelijks eenige uren o, ik word sentimenteel, zooals Edward altijd zegt.' Om over Iets anders te praten die mevrouw Feitham vind ik een lief mensch. Is mijnheer Chal- „Buitengewoon. Chalfont moet fonte ook zoo aardig haar minstens een millioen hebben „Zeker," antwoordde Nora. „Hij is heel goed voor mij geweestzonder hem zou ik niet geweten heb ben, wat ik moest beginnen." „U moet mij alles eens vertellen, daar zullen wij gelegenheid genoeg voor hebben," zeide lady Blanche. Terwijl de beide meisjes nog praatten, kwamen lord Ferndale en mevrouw Feitham langzaam door den tuin aanwandelen. Lord Ferndale had niet veel gevraagd, maar mevrouw Feitham had hem toch het een en ander over Nora verteld toen zij de beide meisjes ge naderd wdten, zeide mevrouw Feitham „Nu moeten wij toch werkelijk gaan, Nora. Het rijtuig komt daar al aan." Lady Blanche stak Nora de hand toe haar wan gen, die anders wasbleek waren, hadden nu een licht blosje, en haar mooie, groote oogen schit terden. Lord Ferndale keek haar aan met een uit drukking van voldoening op zijn gelaat. „Het gesprek met u heeft mijn zuster goed ge daan, miss Norton," zeide hij. Ik^hoop dat u en zij elkaar nog dikwijls mogen zien." Nora wist hierop geen antwoord te geven dan een glimlach, en lord Ferndale bracht haar en me vrouw Feitham naar het rijtuig, waar hij afscheid nam van de dames. Toen Ferndale bij zijn zuster was teruggekeerd, 'stak hij een sigaar op, en.... zeide niets. Wat een mooi, lief en beminnelijk meisje, Ed ward 1" zeide lady Blanche geestdriftig. „Vind je het niet wonderlijk Je hebt toch gehoord wat zij zélf aan tafel zeide, namelijk dat zij zoo arm is geweest. Hoe zou zij dan...." „Ja, daarover heb ik ook reeds gedacht," zeide hij' Het schijnt haast onverklaarbaar, dat zij, of schoon in een geheel andere omgeving grootgebracht, toch de fijne beschaving en voorname manieren van den adelstand bezit. Zij is werkelijk een dame. misschien wat openhartig „O neen, Edward, dat vind ik juist aantrekkelijk in haar 1 De meeste meisjes zouden in haar plaats alles doen om te vergeten en te doen vergeten, dat zij arm zijn geweestzij is niet van dat soort. Ik veronderstel, dat zij zeer rijk is, Edward nagelaten. Lady Blanche loosde een diepen zucht. „Een millioen 1 Zooveel, Edward Zij keek hem even aan en beet zich toen op de lippen, waarna zij haar blik liet dwa len door den verwaar loosden tuin, liet rus ten op het half ver vallen huis. „Vind je haar sym pathiek, Edward vroeg zij toen be deesd, bijna verlegen. Hij keek op, alsof die vraag hem had gewekt uit gedachten aan iets heel anders. „Miss Norton O jawel. Zij is in elk geval interessant." „Interessant? Is dat alles wat je van haar kunt zeggen, Edward Heb je dan niet opgemerkt, hoe mooi zij is Ia, zij is zeer mooi." Na dat, op ietwat korten toon gegeven antwoord, heerschte er stilzwijgen tus- schen die twee. Lord Ferndale stond op en liep met lang- zamen tred den tuin door en weer terug, terwijl lady Blan che hem met pein- zenden blik nakeek. Hij bleef naast haar stoel staan, en een lichte glimlach tin telde in zijn oogen. „Koppelaarster 1" zeide hij. Zijn zuster bloosde en lachte. „Ach, Edward, waarom niet fluisterde zij, bijna smeekend. „Vind je het dan niet meer dan natuurlijk, dat ik „In deze jonge en mooie erfgename een goede partij zie voor je broer," viel hij haar in de rede. „M'n beste Blanche, je bedoeling is zoo doorzichtig als glas 1 Ik zie wel, wat er al dien tijd, dat het meisje bij je was, door je hoofdje heeft gespookt. Jij bent dadelijk op haar verliefd geworden, en nu verwacht ■je van mij zoo'n beetje hetzelfde. Je dacht, dat zij een uitstekende vrouw voor mij, en een bewonde renswaardige meesteres op Bentham Abbey zou zijnalsof ik niet tevreden zou zijn met de tegenwoordige Ien je hebt óók gedacht beken het maar eerlijk, Blanche hoe heerlijk het zou zijn, met haar geld ons landgoed weer in zijn vroegeren toestand te kunnen brengen, aan den ouden familienaam nieuwen glans te geven door haar goud." Haar oogen vulden zich met tranen, en aanstonds greep hij haar hand, die hij hartelijk drukte, terwijl hij op een' toon van zelfverwijt zeide „Vergeef mij, Blanche! Ik heb het te ruw ge zegd. Maar mijn veronderstelling was wèl juist, nietwaar „Ik dat geloof ik wel, Edward," stamelde zij. „Maar was het dan zoo ongerijmd, dat die gedachten in mij opkwamen Zij is zulk een lief meisje, heeft een gezichtje als een schilderij, en een karakter. „Wat heb je in dat eene uurtje wel niet ervaren over haar karakter vroeg hij met een ietwat droevigen glimlach. ,Wij vrouwen doorzien elkaar spoedig, Edward, en "ik ben er zeker van, dat zij even goed is als mooi. Niemand kan anders doen dan van haar houden. O, Edward, denk er toch eens aan, wat zou het zijn, „Als ik ertoe kon besluiten, miss Norton tot vróuw te vragen. Zeg het maar gerust," lachte hij. Zij hoorde echter wel, dat het een gedwongen lach was, en hij wendde zich om, starend over den tuin heen naar de prachtige boomen in het park. Er was een donkere uitdrukking op zijn gelaat ge-

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 4