m ONS LAND IN WOORD EN BEELD komen en een sombere blik in zijn oogen. Toen hij zich echter weer naar haar omwendde, was daarvan niets meer te sbespeuren. Hij streelde zachtjes haar wang en zeide ,,Het spijt mij, dat ik een schoonen droom van je moet verstoren, Blanche. Ik ben geenszins van plan, verliefd te worden op je vriendin." Hij zweeg even, en ging toen, den blik op den grond gericht en met een harden trek om den mond voort Ik trouw nooit HOOFDSTUK XIII. Jack was in de hal toen Nora en mevrouw Feitham terugkeerden. „U bent laat," zei hij, toen hij de twee dames ont moette. „Ik was juist al van plan iemand uit te zenden om eens te kijken waar u zoolang bleef." „O.... we hebben een ongelukje gehad," zei mevrouw Feitham lachend, „een ongeluk en een avon tuur." Ze vertelde Jack van de gebroken streng, de ontmoeting en de lunch met de Ferndales. Nora stond naast haar. Ze trok langzaam haar hand schoenen uit doch zei niets. „Een avontuur, inderdaad," zei Jack opgelucht. „Ik ken Lord, Ferndale slechts bij naam natuurlijk. Hij is erg afgezonderd, en een soort kluizenaar. Ze hebben me eens4 verteld, dat hij nauwelijks met ie mand spreekt en zelden ergens naar toegaat." „Dan is het ook nog mooier van hem zulk een gastvrijheid te toonen," zei Nora. „Ik ben heel blij, dat ik Bentham Abbey heb gezien, 't is een heerlijk oud landgoed." „En Lady Blanche is een heel innemende gastvrouw," zei mevrouw Feitham. „Zij en Nora konden heel goed met elkaar overweg, is 't niet Nora." Nora knikte bevestigend. „Ik vind het heerlijk, dat Nora nu een vriendin van haar eigen leeftijd zal 'hebben en het zal Lady Blanche goed doen eens uit haar schuilplaats te komen. Heb je al geluncht Jack „O ja," zei Jack, „en £ik moet nu naar Londen. Is er misschien iets, dat ik voor u kan doen misschien kan iklinten of iets dergelijks.... Ik ben er heel goed in thuis.... Is 't niet Mabel?" „O.... gaat u heen?" zei Nora, onwille keurig. „O.... maar, natuurlijk.... ik be doelde," ze bloosde verlegen, „ik heb al zoo veel van uw tijd in beslag genomen." „Niet om van te spreken," zei Jack. „Ik denk wel dat ik morgen weer terug zal zijn," voegde hij er over z'n schouder bij, toen hij wegging. Jim volgde hem. Jack keek naar den hond en aarzelde. „Als 't goed is, zou ik hem graag achter willen laten, daar ik morgen toch reeds terug kom." „Natuurlijk is dat goed," zei Nora, „ik wil hem graag hier hebben/' Jack beduidde het dier terug te gaan. Jim was zeer verwonderd en staarde z'n meester verbaasd aan, doch Nora knielde naast hem neer, nam zijn kop in haar handen en mom pelde „Hij komt terug, hij komt terug, Jim," en Jim liet zich in haar zachte armen opnemen, na een zacht gejank en een blik uit z'n trouwe oogen van den een op den ander, en likte haar gelaat met z'n zachte roode tong, als of hij zeggen wilde „O.. natuurlijkik wil bij u blijven.... maar, maar ziet u.hij is een oude vriend van mij.Maar nu is 't heel goed....!" en Nora, die zijn honden taaltje scheen te begrijpen, fluisterde: „Ik weet 't wel, Jim Op z'n weg naar het station passeerde Jack Del- man's huisje. Maud zat aan 't venster en ze kreeg een blos op haar gelaat en haar oogen verhelderden toen ze hem zag. Jack nam z'n hoed af en knikte haar een tweetal malen toe, als om haar te verzeke ren, dat hij zijn belofte nog niet vergeten had en toen hij in Londen aangekomen was, ging hij direct naar French en vroeg den vriendelijken jongeman, een dozijn tooneelstukken voor hem uit te zoeken, waarin rollen waren, die geschikt waren voor een jong meisje. Dit was een tamelijk onduidelijke aanduiding en Jack moest uitleggen, wat voor 'n soort meisje het was waarvoor «tiij de tooneelstuk ken moest hebben. De jongeman scheen te begrij pen wat verlangd werd en Jack wilde reeds het adres opgeven waaraan het gekochte gezonden moest worden, toen hij zich Maud's verlangen om geheimhouding herinnerde. Hij vertrok daarom met de tooneelstukken in zijn binnenzak. Toevallig dineerde, de leider van Thespis dien avond in de Sportclub en Jack die vroeger eens aan hem voor gesteld was, ging naast hem zitten. „Wat ik vragen wou.... Telby, is er tegenwoordig nog al kans voor. een meisje op de planken „Voor een millioen wel, Jack," zei de heer Telby. „Natuurlijk als ze talent heeft en wat meer van too- neel af weet „Het meisje waarover ik nu denk...;" De heer Telby knipoogde hem als begrijpend toe en glimlachte. „Oh..neeniet wat u bedoelt," zei Jack, „'t is alleen maarbelangstelling, va derlijke belangstelling." „Ja, zoo begint het altijd," merkte de heer Telby wijsgeerig op, en staarde naar de zoldering. „U behoeft er niet aan te twijfelen," zei Jack. „Ik meen heusch wat ik zeg. Maar luister eens. Ik denk dat ze talen.t heeft, ofschoon ik niet veel van haar afweet, maar ze is erg handig en ik zou haar graag willen helpen als 't mogelijk is. Ze is geheel „Dilettanten-spelmompelde de heer Telby, met een zucht van gelatenheid. „Neen, ik geloof niet, dat ze het al zoo verheeft kunnen brengen. Ze heeft in 't geheel nog geen onder vinding, maar ze is een heel lief en aantrekkelijk persoontje, haar stem is heel goed en ze heeft een gezicht met uitdrukking...." „Jack, dat hebben ze allemaal," zei de heer Telby op dezelfde spottende wijze, „en dan denken ze allemaal, dat ze voor het tooneel geknipt zijn, maar als dat meisje wat jij bedoelt, ongewone bekwaam heden heeft, dan is er best een kansje voor haar. Ik kan natuurlijk niet meer zeggen, voordat ik haar eeni- ge woorden hoor spreken. Dan ben ik natuurlijk beter in staat om er over te oordeelen." Ik begrijp het," zei Jack, „nuikhebenkeletooneel stukken voor haar gekocht. Ik zal haar zeggen, dat ze enkele gedeelten moet leeren en misschien wilt u dan met haar afspreken wanneer u haar eens hooren wilt." HET SCHAAKSPEL Naar eene schilderij van H. Bisput. „Met genoegen," zei de heer Telby. „Wat ik zeg gen wou, heb je gezien dat de East Oceans tot vijf gestegen zijnOpardon ik vergat, datje een vriend van Chalfont bent geweest...." „'t Is afgesproken dus," zei Jack zachtjes en hij veranderde van onderwerp, want hij was blij, voor Nora, dat Chalfont's geluk niet met hem was weg gegaan. Jack vertrok den volgenden morgen naar Chertson en onderweg bracht hij een bezoek bij de Delman's. Maud rende naar de deur om hem te be groeten, haar wangen gloeiden en haar oogen keken hem vol verwachting aan. „Moeder is naar 't dorp gegaan," zei ze, „o hebt u ze gekocht „Hier zijn ze," zei Jack, en hij overhandigde haar het pakje tooneelstukken. Ze maakte het pakpa pier met bevende vingers los en bladerde dan door de lange gele boekjes. „O.hoe goed van u.er zooveel te koopen en er zijn er enkele bij die ik al zoo graag had willen hebben. Hoe kan ik u danken...." „Laten we daar maar niet over spreken," zei Jack, en hij vertelde haar verder van de belofte van den heer Telby haar te willen ontvangen. Ze leunde tegen den muur en keek hem aan met schitterende oogen. ,,'k Heb nog niemand gekend, die zoo vriendelijk was als u, mijnheer Chalfonte," zei ze. „Ja, ja.. ik zal enkele, stukken leeren en ik hoop.Maar ik zal erg zenuwachtig zijn. Ik heb nog nooit voor iemand gereciteerdik ben bang, dat ik het den eersten keer er niet goed af zal brengen." „O nee...." zei Jack bemoedigend„heusch daar ken ik u te goed voor." Twijfelend schudde ze het hoofd, haar oogen ter neergeslagen, dan hief zij ze smeekend naar hem op. „Mijnheer Chalfonte.... ik schaam me om nog meer te vragen dan wat u al voor mij gedaan hebt om u nog meer te plagen u die het zoo druk moet hebben. Maar als u mij zoudt willen overhooren een van de hoofdstukken maar...." „O.... maar," trachtte Jack haar te overtuigen en niet verbaasd te kijken. „Ik kan zooiets niet beoordeelen en zou u niet kuhnen zeggen of u het goed of slecht deed." „Natuurlijk weet u dat," zei ze, terwijl ze hem ön- geloovig aanzag. „Niemand zou 't beter weten: U hebt al zoo veel tooneelstukken gezien en bent zoo knap." „Heusch, ik weet er niets van," zei Jack. „Maar als u het nu heel graag wilt," voegde hij er gelaten bij, „wil ik u wel «ens hooren. Hoe lang kan het duren, voordat u een stuk geleerd hebt een week „Een week Och nee, een dag een paar dagen maar," antwoordde Maud, met haar diepen muzika- len lach. „Den volgenden keer als u komt, ken ik alles van buiten. Omaardat ik daar niet aan denk." Er kwam een verdrietige uitdrukking op haar gezicht. „Waar zullen we gaan. Niet hier moeder zou 't gauw te weten komen en dat mag niet, voordat ik met m'n pogingen succes gehad heb." „Ja, dat is een vervelend geval," zei Jack pein zend, hopend dat de repetitie wellicht niet door zou gaan, maar z'n hoop verdween al gauw, toen Maud hem vlug, doch een weinig beschroomd, toefluisterde: „Kan u mij niet ontmoeten in het bosch, mijnheer Chalfonte, bij den gevallen boom die door den bliksem neergeslagen is, weet u wel Als u overmorgen komen wil 's middags om vier uur." „....O.... ik vraag u te veel," brak ze plotseling af. De blos verdween van haar wangen, en een zucht kwam van haar lippen. Haar bedroefde gezichtje was teveel voor Jack. „Nee, nee, ik zal komen," zei hij. „Kom.... kijk niet zoo treurig,.heusch ik kom graag. Haar gelaat verhelderde en ze uitte een lichten kreet van blijdschap. „O wat is u goed wat is u goed," fluisterde ze. „Ik zal alles heel goed leeren. Maar u wilt wel een weinig geduldig met me zijn, niet te hard „Ik ben bang, dat ik misschien veel te zacht zal zijn," zei Jack, meer tot zich zelf dan tot haar. Toen knikte hij haar vriendelijk toe en vertrok, terwijl ze hem nakeek met een bekoorlijke uitdrukking op haar lief gezichtje. Toen Jack den ingang van het landgoed had bereikt, ging hem een man voorbij met een ruw uiterlijk en van een krachtige, ge drongen gestalte. Jack herkende hem als den zoon van een der pachters, Stephen Fleming. Hij was een flinke, knappe jongen, maar een nietsnutter, zat veel meer dan goed voor hem was in de herberg en stond bekend als een ruziezoeker. Jack knikte hem evenwel vriendelijk goe dendag en vroeg „Hoe gaat het, Fleming Fleming nam zijn pet af voor Maud, die met een koel knikje zijn groet beantwoordde en de deur terstond daarop sloot. Op Jack's vriendelijken groet, antwoordde hij met een half onverstaanbaar gegrom, hetwelk door Jack werd toegeschreven aan een minder goede bui. Het was toch eigenlijk schande, dacht Jack bij zichzelf, dat zulk een flinke, knappe kerel zooveel avonden zoek bracht in de „Blauwe Dragonder". Lang voordat Jack Chertson Hall had bereikt, was hij Maud Delman reeds vergeten. Jim kwam hem springend van vreugde tegemoet en rende telkens heen en weer tusschen hem en Nora, die inmiddels op de breede trappen van het landhuis was verschenen. „Hij is toch niet lastig geweest vroeg Jack. „O neen, integendeel," stelde Nora hem gerust. „Het is een lief dier en ik ben blij, dat u hem hier gelaten hebt." „Och, het is voor hem hier ook veel aangenamer dan op mijn kamers. Hier kan hij ravotten zooveel hij wil. en bovendien nog achter de ratten en ko nijnen aanjagen." „Ik zou hem wel graag hier willen houden," zeide Nora. „Maar zoudt u hem niet missen vroeg zij op een toon, die Jack het hart sneller deed kloppen. „O, dat komt er niet op aan," antwoordde hij. „Als u hem hebben wilt, dan geef ik hem u graag cadeau." „Neen," zeide zij, hem een oogenblik peinzend aanziende. „Maar ik wil hem wel graag hier houden als u weg bent. Hij heeft dan niet alleen een meester, maar ook een meesteres." Terwijl zij dit laatste zeide, bedekte een donker- roode blos haar wangen, toen zij haar woorden goed besefte. Maar Jack was tactvol genoeg, om te doen alsof hij haar verlegenheid niet had bemerkt. Zij begaven zich naar de bibliotheek en nadat Jack de noodige papieren te voorschijn had ge haald, begonaen zij de zaken te bespreken. (Wordt voortgezet

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 5