VROOLIJK ALLE-RLEI fa 1%.. I k ''a DE GESCHIEDENIS VAN BOER JAPIKS Oo'- %i°Ai\%Oor JrTV' ONS LAND IN WOORD EN BEELD 447 iT'ïrS A_:-'''ir"1"i "ni'i Tip fr. u sJT"ijtJ 11 ,;:sri i Poets, wederom poets, of de wederwraak HOE KON HI] OOK De spoorweg was ten gevolge van den storm en de hevige regens overstroomd en de rei ziger moest aan een klein stationnetje uit stappen. In een hevigen stortregen kwam hij aan een klein restaurant aan en zei tot de kellner Het lijkt wel de zondvloed De wat De zondvloed. Hebt ge nooit gelezen van den zondvloed, van Noach en de ark op den berg Arrarat Neen, mijnheer. Maar we hebben hier ook in drie dagen geen kranten gekregen. DE APPEL VALT NIET VER VAN DEN BOOM Dominé is inde straf gevangenis op bezoek om de gevangenen geestelijk wat op de beuren. Hij komt in de cel bij een jongen man, hoort diens misdaad aan en begint verma nend zijn betoog Nog zoo jong en alreeds op deze plaats, ongelukkige Wat zal uwe ar me vader wel van uw gedrag denken... Eerwaarde, valt de veroor deelde hem in de rede, als uwes dat persé weten wilt, kunt ge het hem zelf wel even gaan vragen. Hij zit in de cel hier naast... EEN KOOPJE Ik begrijp niet, hoe Anne er toe gekomen is om met zoo een man te trouwen ZIJ WIST HET Een middenspeier op een voetbalwedstrijd kreeg den bal en maakte daarmee een mooie msh heel het veld over. Het publiek wats wcest van enthousiasme over dit Ja, ge meet weten, ze leerde hem kennen in den spel, maar toen het hoerageroep verstomd was, bleek de uitverkooptijd, en hij leek zoo erg goedkoop, bal buiten spel geweest te zijn. DE VRIENDEN Hé, waarom zou hij nu die bal weer terugbrengen Ik ben verloofd, zeg Met Jan En bij zei, als ik vroeg de trotsche papa van den speler, die aan de hem geweigerd had, zou hij nooit weer een ander zijgrenzen stond. meisje vragen Dat weet ik niet, zei de moeder. O ja, zij zullen- Ja kind, dan waart gij zeker de allerlaatste van bis, bis hebben geroepen. zijn lijst. Kleine zus bezig vaders' kippen te voeren. WAT HIJ MOEST DOEN Klant, hevig ontdaan, loopt naar den drogist Vreeselijk mijnheer Wat moet ik deen Ik heb een flesch abdijsiroop bij u besteld en ge hebt me een flesch sublimaat gegeven, die heb ik geheel uitgedron ken, ik brand van binnen Wat moet ik doen Drogist (droog). Ge moet mij nog een kwartje be talen DOOR PIJLTJE rDOOR PIJLTJE 1 Helaas," kreet Jaap. „Nu is t gedaan, Geen varken heb ik meer, Geen honderd daalders en geen jak. Mijn hart doet mij zoo'n zeer. En waggelend ging hij naar huis, Wat viel dat loopen zwaar, 't Ging alles zoo kris kras, zoo scheef, Z'n kop bromde zoo raar. Japiks gilde Trijntje lief, Toen zij haar manlief zag. Wat scheelt u, kerelZeg me toch Wat dat beteekenen mag. En Japiks trillend, knielende, Met traantjes in z'n oog, Vertelde aan z'n lieve vrouw, Hoe 't lot hem snood bedroog. ff hLA Mijn hemel Domkop, ezelsoor, Gij rekel, gij schavuit Gebeurt dat nog eens eenen keer, Dan gooi ik u d'r uit. Maar nu volstond ze, met d'r man Van kokosnoot en koek Te doedelen met 'n potlepel (Wordt Een deuntje op z'n broek. vervolgd)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 15