Uit het Pallieterland. -- Is Pallieter dood
ONS LAND IN WOORD EN BEELD
551
Oude vestingswerken- van Diest tot verdediging der plaats. Het water
dezer Vestingsgrachten wordt door de Demer aangebracht.
Nog een schilderachtig gezicht op de oude vestingswerken van Diest,
dat we in de verte zien liggen.
Neen, Pallieter is niet dood. En de stad van Pallieter,
het jolige, rende gezellige en kermisachtige Lier plezier
zal immer blijven het vettige, van boter en honig drui
pende vaderland van den wereldberoemden Vlaamschen
burger. Waarom is Pallieter niet geboren in een andere
gezapige stad van onze Vlaamsche gouwen Antwerpen,
Gent of Brugge, of een andere guitige streek uit de
Vlaanders? Waarom was 't geen Brusselaar die Pallie
ter zag tieren en zwieren in de stad van Breughel, en
hem als man van de Hoogstraat voor de wereld ver
eeuwigde Waarom Omdat Pallieter, de echte onge
kunstelde Vlaamsche pleziermaker, de volksche smeer
buik, de eeuwige kermisgast, de onverbasterde dagen
melker en zonneklopper alleen te Lier leeft en daar
alleen léven kan.
We kennen Lier reeds lang door
zijn nog gave volksche Vlaamschheid
en Vlaamsche volkschheid. Beide ge
noemde deugden volksch en
Vlaamsch, hebben daar in die stille
mooie stad heel wat bewerkt Lier,
dat blozende, lachende Kempisch
meisje, zooals het R. Van Passen
noemt, heeft tusschen zijn sierlijke
gevels en in zijn stemmige straten
heel wat kunstenaars zien naar voren
komen. Onnoodig hen allen .te noe
men, want niet slechts het Vlaamsche
land, doch heel de kunstwereld is vol
van hun luisterrijken naam Van
Boeckel de smid, Opsomer de schil
der, Veremans de muzikant, Timmer
mans de dich ter-bij-Gods genade.
Te Lier klopt het warme hart van
Vlaanderen. Wat daar gewerkt en ge
wroet wordt bij dage en in late nach
ten tot verheffing en verlossing van
ons goede volk, zal eerst later in de
geschiedenis bekend worden indien
men ooit nagaan zal wat deel in de
bevrijding van Vlaanderen elke stad
in ons land heeft bijgedragen.
En toch blijft Lier. naast al het
zingen van zijn kunstenaars en het rusteloos wroeten
van zijn werkers, de stad waar de eeuwige vreugdezon
schijnt, en waar de menschen onbekommerd leven van
Gods goede gaven. De herberg naast de kerk dat
is de synthesis van Lier, zegt Timmermans in Schoon
Lier De .herberg naast de kerk is de synthesis van
heel het Vlaamsche land, het onverbasterde. Zie. de
Breughelsche schilderijen.
Hierneven reproduceeren wij een foto die een too-
neeltje van een kermis weergeeft, waarvoor Breughel
uren 'ver zou geloopen hebben om het op doek te kun
nen brengen.
Een kermis. Heel den zomer door viert Lier kermis.
En wat kermissen!... Dat begint met Roggebrood
•in Juni, en eindigt in October met St-Gummarus. Daar-
tusschen komt om de 3 weken een nieuwe Lierekermis,
Magrietje, St-Anneke, Schippekens, Kluizekennis, St-
Bernardus, en eindelijk de laatste groote kermis van
den stadspatroon. Kluize- en Bemardus zijn de fameuste.
De maatschappijen, sociëteiten, clubs en smulgezelschap
pen sparen een gansch jaar door om met de wijkkermis
eens goed te kunnen pintelieren. Op die dagen zit het
ertegenGeen nieuwigheid als één sociëteit op een
week tijd veertig tot vijftigduizend frank door 't keelgat
jaagt in spise ende dranc
Er wordt gezegd Waar vijf Lierenaars samen zit
ten te kaarten, stichten ze een maatschappij Dat ge
beurde ook verleden jaar in een herberg op Lisp. En
daar werd geboren de de vereeniging Het Dccde
Kalf waarvan conterfeitsel hiernaast. Een sociëteit
met een vlag dat past.
St-Bemardus is df laatste en wel dé beste wijkkermis.
Dan staat heel de parochie van Lisp op stelten. Er wordt
processie gehouden en verlicht. -Eens echter het gods
dienstige voorbij, komen de orc.Itjes los. De patate-
fritkarretjes en créme-glacewageijcs komen aangehold,
en de vreedzame burgers der stad wandelen de lange
Lisperstraat in of de schemerige vesten over, op de Lis-
perpoort af. Heel de Noorderkant der stad feest mee,
en in alle herbergen wordt er met open deuren gedanst
omwille van de warmte. De kramen staan met hun schit
terende acetyleenlampen te blekkeren, en de straatjon
gens lcopen met smoutebollen of warmen rek in hun
handen tusschen de wandelaars door.
In de café s gebeurt echter het echte kermisvieren.
De smeer- en teergezelschappen zitten daar bijeen achter
een pint, en bepraten hun soupee van morgen, en hun
roemrijke daden van voorbije jaren.
Zoo ook de mannen van Het Doode Kalf
Dertien mannen zaten verleden jaar in 't Pavil-
joentje bijeen en gingen op een gansch natuurlijke
wijze over tot de stichtig van een maatschappij die
elk jaar met den kermis een extra viering zou op touw
zetten. En die Pallieters, Breughelventen, dagemelkers,
vreetbuiken. besloten ieder jaar voor hun dertienen en
hun vrouwen een kalf te slachten, en met poot en oor
op te smullen, al moesten ze er een week lang om ziek
zijn. Er werd een president gekozen, een secretaris en
een schatbewaarder, een reglement opgesteld en een vlag
gekocht. En Het Doode Kalf >5 was geboren.
Ziet nu wat er ieder jaar gebeurt
De schatbewaarder zorgt dat er wekelijks van ieder
lid een bijdrage geïnd wordt om het kermiskalf te koo-
pen- Hij koopt het op tijd en stond, en staat ervoor in
dat het vet gemest wordt. Oj den bewusten dag in den
morgen vergaderen de leden. De venten hebben rokken
en jakken van hun vrouwen aangetrokken, en kwezel-
AFGAAN
Hoe laat gaat de trein van half zes precies
- Om vijf dertig.
Maar, de kerkklok staat op 5.27 en de postkantoor-
klok 5.32 op welke moet ik nu afgaan
Ge kunt, wat mij betreft, zelf kiezen op welke klok
ge wilt afgaan, maar ik kan u wel zeggen, dat de trein
al afgegaan is.
De foto werd om met bereidwilligheid afgestaan door
den heer Bernard Janssens, fotograaf en kunstschilder
te Lier.
mutsjes met linten onder hun kin vastgesnoerd. De vrou
wen staan in het Zondagsch pak van hun mannen* en
de muzikanten, blazers van de Sussen, Ste-Cecilia of
de Groote Harmonie hebben hun instrumenten mee.
Het kalf wordt onder luid gejuich op een koolwagen
getorscht, en de versierde boerenpaarden van den Bo-
gers rijden ermee de stad rond, en alle straten door.
De leden van Het Doode Kalf zitten ernaast op de
sponnen van de kar, en blazen helsch lawijd uit hun
beugel of piston, dat zelfs de oude kwezels aan de deu
ren komen staan kijken.
Na den triomftocht wordt het kalf in 't Pavil-
joentje afgeladen. De fotograaf komt een historische
foto nemen, die naast die der vorige jaren in de soupee-
zaal zal hangen tot een blijvende herinnering aan de
glorieuse dagen, en tot stichting der
nakomelingen.
Dan staat de lijkbidder met zijn
hoogen zijden hoed recht, en onder
aandachtige stilte van het pu
bliek houdt hij een treffende lijk
rede aan het adres van het vette kalf,
dat met groote dwaze oogen op al die
vreemde ceremoniëen rbndkijkt, en
niet weet hoe het zijn eigen houden
moet. Dat die afscheidsrede roerend
is bewijzen de hoogernstige gezichten
zoo van redenaar als van tc*.-hoor-
ders, die het ongeduld voelen krieu
welen, en veel liever met hun beenen
onder de. lange tafel zouden zitten.
Nu, aan alles komt een einde, dus
ook aan den speech. Niet zoo haast
is die afgeloopen, of tien handen grij
pen het kalf vast, en ter plaatse, on
der luid muziek en getier, krijgt het
den genadesteek. De ton bier staat in
het bereik van de slachters, en eer
ooit het kalf gevild en gevierendeeld
is, hebben de dertien ridders van
den goeden sier een vlaggeske aan
hun tong. De vrouwen komen kissen
en koken, terwijl de mannen de rest
van den tijd in de herbergen van de parochie door
brengen.
's Avonds heeft de groote gebeurtenis plaats die de
volgende dagen zal voortgezet worden, zoolang er van
het vette feestkalf nog een haartje overblijft.
Den laatsten avond worden de werkzaamheden voor
dit jaar gesloten door den voorzitter, die een treurige
toespraak houdt, waarin hij de miseries van een gansch
jaar-zonder-kalf-noch-kermis met akelige kleuren schil
dert, en dé léden van de chosteit aanzet goed te spa
ren en te vasten tegen het volgende jaar.
's Anderensdaags gaan de dertien apostelen opnieuw
werken lijk doodgewone stervelingen.
Wie zal er zeggen dat Pallieter een verzinsel is van
de Fee? A. v. B...