De Kerstnacht van de Dokter (Vervolg.) Ik zal voor niemand buitengaan, Maria, laat die man heengaan Na eenige minuten kwam zij terug. Hij wil niet vertrekken; hij zegt dat hij u volstrekt meet zien. Dr. Zawirski besloot zelf gedaan te maken met die lastige man. In de keuken stond een oude bergbewoner bij het for nuis.-De sneeuw, die met een dikke laag zijn armen be dekte, smolt onder den invloed der warmte en vloeide van zijn bontjas. De man wendde zijn vermagerd, met lange grijze haren omgeven gelaat, naar den meester. Zijt gij het, vader Thomas Wat wilt gij Ho, ongeluk, mijnheer, mijn jongentje sterft. Ah. s het dat? Ik zal morgen vroeg bij u komen. De bergbewoner schudde het hoofd Wil mij vergeven, heer dokter; maar het schijnt- mij toe, dat de kleine, zonder u, de morgen niet zal aan schouwen. Zij zwegen beiden, gevoelden hun onmacht tegenover het noodlot. Ja, het is waarDe heer dokter zal zijn zoon red den. niet de mijne Ho!... de mijne is reeds verloren! Opnieuw heerschte tusschen hen een oogenblik van stilzwijgen, dat nogmaals door de oude Thomgs verbro ken werd Mijn zoon is nog niet verloren..., zegde hij, intus- schen zijn hoed in de hand draaiend. Ik zal morgen ochtend komen..., zeker..., heel vroeg..., ik beloof het u. Te laat, heer Maar laat dan toe, dat ik mijn eigen zoon de oogen sluite riep hij opgewonden uit. Na een pooze was hij weder kalm. Overigens wellicht te midder nacht..., voegde hij erbij. De bergbewoner zuchtte, onderwijl de dokter met mis trouwen bekijkend. En u zegdet zelf. heer, dat hier niets meer kon baten. De dokter werd einde!-jk toornig Neen, kan ik niet verhelpen En wat weet gij daarvan In alle geval, het kind leeft nog, ,en zoolang er leven is, zal ik niet weggaan, begrepen De man verfrommelde zijn hoed met beide handen, aarzelde nog een oogenblik en ging dan traag met gebo gen hoofd naar de deur. Ho, wil van God! Er wezen dan twee sterfgeval len, murmelde hij, doch met gelatenheid, zooals men zich in iets onvermijdelijks schikt. Wacht hield de geneesher hem staan. Hoest hij aanhoudend De stem is heesch, niet Gedurende de gansche dag hoestte hij veel, nu bij nacht minder. Het schijnt mij, dat dit een teeken van beterschap is. Neen... Maar gij begrijpt, het is onmogelijk..., ik kan zoo mijn kind niet laten... En hoe ademt uw zoon? Hij fluit, niet te overdreven, gelijk aan de wind dje ergens op de velden blaast, en daarna vat iets het kind bij de keel en verstikt het... Hetzelfde gelijk bij het mijne, gisteren avond... En toch, het is niet mogelijk, eisch dat niet van mij Ko men. zulke aanvallen van verstikking veel voor Hc, zij herhalen zich van tijd tot tijd. Ach mijn betreurenswaardige vriend, hoe beklaag ik u Het... zoo... er zal niets meer van hem zijn... - Het zij zoo riep plotseling de dokter uit, wiens cogen vreemd schitterden. God, genadige God, red er tenminste één En, alsof het hem ware ingegeven, liep hij in zijn studeervertrek, nam uit een kast een fleschje. met een vloeistof en terugkeerend in de kamer, waar zijn zoon lag. wendde hij zich tot zijn vrouw Indien Jan te veel zou lijden, geef hem dan van deze flesch te ruiken.... dat is alles -- Waarom zegt gij mij dit? Omdat... ik vertrek... Gij!... in deze nacht!? De kleine jongen van Thomas ligt op sterven. Mis schien zal- ik nóg juist op tijd komen. En de onze De onze het leven van de onze hangt niet meer van het menschelijk vermogen~~af. Misschien een mira kel... Bidt Verlaat ons niet - Ik moet Zij richtte zich dreigend op als een wolvin die haar jongen beschermt. Gij bemint uw zoon niet... Gij bemint uw vrouw niet... Ga weg Stefania riep hij uit. Een schrijnende smart, gelijk aan waanzinnigheid, verwrong zijn gelaatstrekken.- Ziende, dat zijn echtgenoote hem niet begreep, boog hij zich over het kind en raakte het aan met de lippen. Het kleine gelaat was nog warm, niettegenstaande de vale huidskleur. Onstuimig, als bevreesd dat hem de wil zou kunnen ontbreken, rukte de dokter zich los van het bed en, zon der nogmaals om te zien, liep hij uit de kamer. Onderweg zwegen zij b,eiden. Thomas moest elk oogenblik het paard met de leidsels aanzetten, want het vertraagde steeds, vermoeid nog van de heenreis bo vendien gingen de hoeven diep in de sneeuw, wat het loopen vermoeilijkte. In de linker hand hieH de dokter een kistje met de hoogstnoodige instrumenten, met de rechter trok hij aan houdend de wegschuivende pelsdeken op, die Maria bezorgd te voren in de slede had gelegd. Na een tocht van een uur hield het voertuig eensklaps stil voor een eenzaam huisje. Het scheen dat binnen iemand de belletjes had gehoord, want de deur werd geopend, en op de drempel verscheen een vrouw. Zij hield een lamp vast, waarvan zij de vlam zorgvuldig tegen de wind beschute. Is het de dokter vroeg zij. Hij is het. Uit hare borst ontsnapte een zucht van verlichting. Sp,el liep zij vooruit en leidde de twee mannen in een vertrek, waar van uit een hoek het gereutel van een stervend kind doordrong. Drie kwaart uurs gingen voorbij... De dokter deed de geneeskundige werktuigen bijeen en maakte zich gereed om te vertrekken. - Zal hij leven vroeg de vrouw. Ik denk het wel. Morgen zal ik terug hier zijn. r De heer dokter wil dan terugkeeren? vroeg Thomas. Onmiddellijk. Want vergeef mij, heer, het dier is zeer afgemat, zegde h:j éichter het oor krabbend. De dorpeling, die nu gerustgesteld was nopens zijn kind, zorgde nu voor zijn bezit. Hij was echter uit ganscher harte de redder toe gedaan en haalde uit een vuile vod een diep verborgen goudstuk, dat hij waarschijnlijk bewaard had voor de slechte dag Hij stelde het den dokter ter hand, doch deze wees het af. N.een, mijn vriend! niemand kan mij de tocht van heden nacht vergelden. De terugreis werd weer stilzwijgend ondernomen, doch ei was nu leven op de weg, hetgeen anders zelden voor viel. Elk oogenblik ontmoetten zij groepten die met lan tarens voortstapten. In het woud flikkerden ook lichtjes hier en daar. De inwoners uit de naburige dorpjes spoed den zich naar de Kerstnachtmis. Eenigen zongen in koor oude kerstnachtliederen. En wanneer zij de slede voorbij gingen, riepen zij opge wekt Vroohjk Kerstfeest Dr. Zawirski antwoordde niets, en de oude Thomas, nog gansch verzonken in gedachten over zijn geredde, eenige zcon, scheen de vroolijken stemmen niet te hoo- ren. Zij trokken door een klein stadje. Op de markt plaats, tegenover de kerk, stond een kruis, waarop een figuur in natuurlijke grootte van de lijdende Christus. Het was of zijn naakt lichaam samentrok onder de koude sneeuwvlokken, maar uit de oogen vloeiden stroomen van onbegrensde goedheid en liefde voor de menschen, hier op aarde... Door de vensters van het heiligdom straalde een schit terend licht. Het kind Gods Werd geboren, herinnerde zich de dok ter in die stonden, en zijn hart werd plotseling vervuld met weemoed. Gij ook hebt geleden... Gij hebt geleden, Christus!... In het gemoed van de doktér kwam een vreemde gewaarwording. Het gansche verloop der vorige dagen, het harteleed, de wanhoop verzwondt langzamerhand en verdreef de smarten die hij had geleden. Een gevoel van gelatenheid en ongekende rust vervulde zijn hart. Het gedacht aan zijn kleine Jan v.erliet hem zelfs in dit oogenblik niet; maar in de pijn, die de herinnering aan hem veroorzaakte, was geenszins bitterheid .En het ver wonderde hem, dat hij kalm, zonder uitzinnige droefenis kon denken dat hij nooit zijn zoon meer zou zien met de levensvlam in de mooie oogen, dat hem voortaan deze gouden straal zou ontbreken, die eens het geluk zijner dagen uitmaakte. De slede hield stil voor het huis. De dokter liep naar de kamer. Van op de drempel drukte hém zwaar de eenzaamheid en kilte van den dood. Bij hun doode lieveling zat moedeloos, het hoofd op de borst gebogen, de moeder neergeknield. Hij knielde naast haar... en gedurende een lange pooze bleven zij in vereenigd gebed. Toen stond hij op. Met zijn sterke armen richtte hij zijn vrouw op, vol goedheid, vol medegevoel. Stefania..., mijn geliefde! hij drukte haarc aan zijn borsr. Gij waart er nietsnikte zij en tranen vloeiden overvloedig over haar wangen. Doch na een oogenblik ging de kalmte en gelatenheid van den echtgenoot ook tot haar over. Vol vertrouwen drukte zij zich tegen hem aan en voelde dat zij in dit edel hart immer genoeg kracht en moéd zou vinden om de grootste smarten van het verdere léven te doorstaan. 602 ONS LAND IN WOORD EN BEELD HiernaastOok de echtgenooten Froqueten Potzen hebben hunne gouden bruiloft gevierd. Deze brave lieden worden met een aan- I schouwd als zijnde de oudste inwooners van Schaerbeek. Ook heelt deze gemeente op waardige wijze het bruidspaar feestelijk onthaald. Op 16 November 1.1. vierden de echtgenooten Frans Smet en Justine Steeman hunne gouden bruiloft te Calcken. Hierbij eene foto der beide oudjes omringd van hunne talrijke familieleden

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1926 | | pagina 10