ONS LAND IN WOORD EN BEELD
597
scheen met de grootst mogelijke angstvalligheid te
vermijden, om zelfs ook maar zijn naam te noemen
maar Nora meende, dat zij de reden daarvan wel
kon gissen zij zou natuurlijk ook wel gehoord heb
ben van Jack's verhouding tot Maud Delman. In
derdaad, alles scheen ertoe mede te werken, om de
herinnering aan Jack Chalfonte geheel uit Nora's
gedachten te doen verdwijnen. En toch kon zij hem
niet vergetenwant, om van Jim nog maar te
zwijgen, er waren zooveel dingen, die haar aan hem
herinnerden, dat zij telkens en telkens weer aan
hem moest denken.
Nooit ging zij door de bilbiotheek, of de stoel,
waarin hij zoo dikwijls had gezeten en die sinds zijn
vertrek door niemand meer was gébruikt, scheen
haar een verwijt te zijn van haar handelwijze tegen
over hem. Een enkele maal was zij in de deur-ope
ning van zijn slaapkamer blijven staan en had zij een
blik naar binnen geworpen ihet een gevoel alsof
daar kort geleden een geliefde doode was uitgedra
gen.
Als ze in het dorp kwam, zag zij ook eiken keer
de nieuwe huisjes, die snel hunne voltooiing nader
den, en dan herinnerde zij zich, hoe zij samen de
plannen hadden bekeken en bestudeerd. Bovendien
stelden de dorpsbewoners, die Jack bijna zonder uit
zondering gaarne hadden mogen lijden, haar meer
malen vragen omtrent den vroegeren rentmeester.
|im volgde haar steeds als haar schaduw, en hij
kon haar soms met een sineekendg uitdrukking in
zijn oogen aankijken, alsof hij als
hij het maar gekund had wel zou
willen vragen, waar zijn geliefde mees
ter heengegaan was, en waarom hij
niet terugkwam.
Ondanks haarzelve werd die invloed
van haar herinneringen steeds ster
ker, en onwillekeurig zocht Nora
troost zij bracht een groot gedeelte
van haar tijd door bij Blanche, en zoo
verdiept was zij in haar eigen leed,
dat zij niet bemerkte, dat Blanche
haar dikwijls met bezorgd-angstigen
blik gadesloeg. Ferndale's zuster was
een scherp' opmerkster, en zij had
reeds vrij spoedig gezien, dat Nora
bij haar bezoeken op Bentham Abbey
altijd veel meer haar gezelschap zocht
dan dat van haar verloofde dat
zij zelfs angstvallig scheen te vermij
den, alleen met hem te zijn.
Blanche begreep, dat er iets niet in
orde was, dat Nora het een of ander
verdriet had, hetwelk zij niet wilde
openbaren. Ferndale echter, die geen
vriend van gevoelsuitingen was en ze
daarom bij zijn verloofde ook niet
verwachtte,' bemerkte niets van de
verandering in haar.
Het liep reeds tegen den herfst, en
ofschoon er nog geen datum bepaald
was, begreep men aan weerszijden
toch wel, dat het huwelijk in het be
gin van den winter zou plaatshebben
en mevrouw Feitham begon reeds
ernstig te denken over die uiterst be
langrijke zaak Nora's uitzet.
Toen Nora op zekeren morgen, even voor het ont
bijt, het vertrek binnentrad waar zij en mevrouw
Feitham gewoonlijk de maaltijden 'gebruikten, zag
zij dat mevrouw Feitham bezig was met het lezen
van een brief van naar haar gelaatsuitdrukking
te oordeelen onaangenamen inhoud, dien zij bij
Nora's binnentreden haastig neerlegde.
Is er iets bijzonders aan de hand, lieve vroeg
Nora.
Mevrouw Feitham aarzelde een oogenbhk ze
was zichtbaar zenuwachtig en wierp een angstigen
blik op Nora, alvorens zij antwoordde „Dat weet
ik eigenlijk niet. Ik heb geruimen tijd niets meer van
Jack gehoord geen enkele mijner brieven heeft hij
beantwoord, daarom denk ik, dat hij op reis is. Nu
is hij wel een slecht brievenschrijver, maar toch zou
hij mij wel zijn adres hebben opgegeven en enkele
regels omtrent zijn wedervaren hebben geschreven.
Er is echter niets voor mij gekomen en omdat ik
nu toch wel 'n beetje ongerust ben geworden, heb
ik even aan zijn vriend, mijnheer Tredgate, ge
schreven. Dat is zijn buurman geweest, een heel
aardige en vriendelijke man."
„En wat heeft die mijnheer geantwoord? vroeg
Nora met een stem waaraan zij zooveel mogelijk
vastheid trachtte te geven.
„Hij schrijft mij, dat Jack zijn kamers heeft op
gezegd, dat hij niets meer van hem heeft gehoord en
oeen flauw vermoeden heeft waarheen hij vertrok
ken is. Hij denkt dat Jack Engeland verlaten heeft
en vindt het erg vreemd, dat Jack hem met heeft
geschreven, omdat zij zulke goede vrienden zijn, en
Jack hem anders altijd op de hoogte hield.
Mevrouw Feltham wierp een blik op een post
scriptum, dat als volgt luidde
Ik heb eenige malen bezoek ontvangen van een
jonge dame, Grace Lawles geheeten, die buitenge
woon verlangend scheen te zijn, de tegenwoordige
verblijfplaats van den heer Chalfonte te weten.
Maar misschien had ik dit niet moeten srhrijven.
Mevrouw Feltham dacht ook, dat hij dat inder
daad niet had moeten doen, en zij achtte het niet
raadzaam, dat post-scriptum aan Nora voor te le
zen, ofschoon het heel goed mogelijk was, dat die
jongedame in uitsluitend zakelijke relatie met Jack
Chalfonte stond.
„Ik moet bekennen, dat ik mij eenigszins onge
rust maak," zeide zij. „Het is niets voor Jack om
zich zoo weinig om anderen te bekommeren, en hij
weet natuurlijk wel, dat ik ongerust word als ik niets
van hem hoor."
„Waarom vroeg Nora met gefronste wenk
brauwen. „Het is voor een jongen man toch niets on
gewoons om plotseling op reis te gaan, en het is
zeer onwaarschijnlijk, dunkt mij, dat den heer Chal
fonte een ongeluk zou zijn overkomen."
„O neen, dat niet," stemde mevrouw Feltham
toe met een lachje, dat ietwat gemaakt klonk. „Mis
schien is er wel niemand beter in staat voor zich
zelf te zorgen dan hij. Maar ik vind het wei vreemd,
dat hij mij in het geheel niet geschreven heeft, waar
hij zich bevindt en- wat hij doet. Wellicht is hij ziek."
Nora ondervond een hevige bekoring om het
raadsel voor mevrouw Feltham op te lossen door,
zoo kalm als zij kon, te zeggen „Mijnheer Chalfonte
is ervan door met Mand Delman."
Zij wilde echter mevrouw Feltham niet- kwetsen
en zeide daarom „Dat acht ik niet waarschijnlijk.
Mijnheer Chalfonte is zeer sterk en gezond, en daar
om kan ik mij moeilijk voorstellen, dat hij te ziek
De kleine chauffeur in zijn „trapmobiet". door trappen op pedalen voortbewogen, door zijn
vader zelf gemaakt.
zou zijn om te schrijven. Bovendien zouden ande
ren dat dan toch voor hem kunnen doen."
„Ja, dat is waar," zeide mevrouw Feltham met
een zucht. „Nu, ik begrijp er in elk geval niets van.
Wat denk je ervan, lieve, zou ik eens naar de stad
gaan en meneer Tredgate een bezoek brengen
Ja, dat zou ik u aanraden," zaide No'ra, ,of-_
schoon ik voor mij geloof, dat er geen reden tot
ongerustheid bestaat. In Australië gingen de man
nen soms op reis voor weken, maanden zelfs, en ge
woonlijk kwamen zij gezond en wel terug, terwijl
men al dien tijd niets van hen hoorde."
Dat geloof ik graag, maar wij zijn hier niet in
Australië, m'n lieve," merkte mevrouw Feltham
hoofdschuddend op. „Ik zal dus vanmorgen-maar
even naar de stad gaan."
Nadat zij vertrokken was, liet Nora haar paard
zadelen. Zij ging niet naar Bentham Abbey, maar
reed over de heide naar een der meest verwijderd
liggende boerderijen. Gedurende dien eenzamen
rit trachtte zij de gedachte aan Jack uit haar brein te
verdrijven...", tevergeefs! Ook poogde zij zichzelf
ervan te overtuigen, dat hij harteloos was, omdat hij
zich niet bekommerde om de onrust van zijn nicht.
Toen Nora zich.... moe en lusteloos, op den
terugweg bevond, werd zij aangehouden door- den
ouden Fleming, die voor zijn woning stond en blijk
baar op haar had gewacht. Hij was reeds zeer oud,
zijn gestalte was gebogen en de hand, die hij aan zijn
pet bracht, beefde van zwakheid en zenuwachtigheid.
Nora had hem reeds eenige malen gesproken, en toen
zij zag, dat hij haar blijkbaar iets wilde vragen,
hield zij haar paard in en groette hem vriendelijk.
„Goedenmiddag, mijnheer Fleming. Hoe gaat het
ermee Wou u mij spreken
„Als u het mij niet kwalijk neemt,- miss Norton,
ja," dat zou ik wel graag willen," antwoordde hij
stamelend. „Neen, hét gaat met mij niet al te best.
Ik word mui en zwak, ziet u. En bovendien maak ik
mij erg bezorgd over mijn zoon Stephen."
„Dat spijt mij zeer, mijnheer Fleming," zeide Nora,
onwillekeurig de- wenkbrauwen fronsend want
herinnerden niet de eersie woorden van den ouden
man reeds weer aan Jack Chalfonte En zoo was
het bijna bij eiken stap, dien zij deed
Ik hoop, dat uw zoon niets overkomen is?" vroeg
zij.
„Dat weet ik niet," antwoordde de oucje man
•hoofdschuddend. „Ziet u, miss, dat is het hem juist
ik heb in het geheel niets meer van hem gehoord den"
laatsten tijd. Hij is plotseling vertrokken, heeft mij
nauwelijks vaarwel gezegd en niet eens verteld waar
hij heen ging. Dat was niets voor hém want of
schoon hij wel eens dwaasheden kon uithalen, zooals
dat bij jongelui wel eens meer voorkomt, is hij toch al -
tijd een goede zoon voor mij geweest. Nu dacht ik,
dat hij misschien naar een van de koloniën zou zijn
gegaan, maar bij nader inzien lijkt mij dat toch niet
waarschijnlijk."
„Waarom niet
„Wel miss, omdat hij in het geheel geen bagage
bij zich had en voor zulk een reis niet was toegerust.
Reden om zonder iets te vertrekken had hij niet,
want wij zijn niet zoo arm, dat wij hem niet van het
noodige zouden hebben kunnen voorzien als hij had
weggewild. Neen, ik vrees dat hij naar Londen is
gegaan en nu daar op de een of andere manier in de
knel is geraakt. Londen is een verschrikkelijke stad
voor jonge mannen, vooral als zij zoo zijn als mijn
zoon."
„Heeft hij niet geschreven vroeg
Nora ietwat verstrooid zij dacht
aan de vreemde overeenkomst tus-
schen Jack's stilzwijgen en dat van
Stephen Fleming.
„Neen miss," antwoordde de oude
Fleming hoofdschuddend.
„Geen letter, zelfs geen briefkaart
heeft hij mij gestuurd. Weet u, toen
hij wegging, was hij niet heeleinaal bij
zijn volle verstand. Ik bedoel niet,
dat hij gek was, maar.och ziet u,
Stephen was dol op een jong meisje
hier in hef dorp. Misschien kent u haar
'wel, Maud Delman heet zij."
„Ja, dien naam heb ik wel eens
gehoord," antwoordde Nora kort,
terwijl zij fecht voor zich uit staarde.
„Juist, miss. Een heel net, fatsoen
lijk meisje, dat uitstekend bij Stephen
paste. Ik had niet anders verwacht
dan ddt zij een paartje zouden worden,
maar er was nog iemand anders
Hij zweeg plotseling, verward en
verlegen, omdat hij zich waarschijn
lijk herinnerde dat Jack Chalfonte
miss Norton's rentmeester was ge
weest en hij daarom niet teveel van
hem mocht zeggen.
„Nu miss, sommige meisjes doen wei
eens domme dingen, en nu geloof ik,
dat zij het ook gedaan' heeft. In elk
geval, zij wilde van Stephen niets
weten, en dat bracht hem totaal van
de wijs. Ik ben er zeker van, dat het
meisje de oorzaak is van zijn plotseling -
vertrek."
Er heerschte eenige oogenblikken stilte toen ging
de oude man met bevende stem voort: „lk dacht
zoo bij mezelf, miss, of u mij zoudt willen helpen om
Stephen terug te vinden. Zulke rijke, voorname
menschen als u kunnen zulke dingen veel gemakke
lijker gedaan krijgen dan wij, gewone, onwetende
menschen. Als Stephen niet terugkomt, dan gaat
het hier op de boerderij verkeerd en zal ik er spoedig
afmoeten. En waar kan ik dan nog terecht In het
oude-mannenhuis 1 Och miss, help mij toch als u
kunt 1"
De droefheid en hulpeloosheid van den ouden
man ontroerden Nora en zij knikte toestemmend.
Toen wendde zij haar hoofd af, terwijl zij zeide
„Ik begrijp het wel, mijnheer Fleming uwilt.dat
ik zal laten onderzoeken, waar uw zoon zich bevindt,
nietwaar Goed, ik zal doen wat ik kan, en ik denk
dat het wel niet zoo moeilijk zal zijn om te ontdekken
of hij naar de koloniën is gegaan of naar Londen.
Wees nu maar niet bang dat u van de boerderij zult
weg moeten hoor. Uw familie is daar reeds zooveel
jaren geweest, niet
„Bijna tweehonderd jaar, miss," antwoordde de
oude man, terwijl hij een vergeefsche poging deed,
zijn gebogen gestalte op te richten. „En wij hadden
toch telkens een contract voor niet langer dan één
jaarMijnheer Chalfonte de jonge meneer bedoel
ik.. zeide indertijd, dat wij de boerderij niet be
hoefden te verlaten,' zoolang wij de huur betaalden.
Dat zijn z'n eigen woorden 1 Hij was een goed mensch
en altijd even vriendelijk, ondanks zijn gebreken
u, niet dat hij er veel had, maarnu ja, enfin
wij allen wisten, dat wij op zijn woord konden ver
trouwen."
„Ja," zeide Nora-, terwijl zij een plotselinge pijn
in het hart voelde. „Mijnheer Chalfonte had gelijk, li
behoeft de boerderij niet te verlaten. Ik zal trachten,
uw zoon te vinden, en als hij terugkomt is alles weer
in orde. Maak u maar niet ongerust hoor."
(Wordt voortgezet)