ONS LAND IN WOORD EN BEELD
bi 5
gehad," verklaarde Ferndale. „Je moet wel een parel
zijn geweest temidden van die omgevingNeen
Nora, je vroeger leven maakt op mij volstrekt niet
den indruk dien je schijnt te denken. Ik denk er
altijd gaarne aan,"dat ge al die jaren hebt geleefd
zonder één vlek in uw leven, zonder de geringste
schaduw op uw karakter, en met die onbeschrijfelijke
bekoorlijkheid, die mij als in toovermacht gevangen
houdt en mij liefde en hoogachting voor4u inboe
zemt."
Dat was heel mooi gezegd, en het had Nora dan
ook niet weinig getroffen, maar ongelukkigerwijze
ging Ferndale voort, met een gebaar alsof hij toegaf
aan een ingeving om openhartig te zijn, en langzaam
met zachte, droevige stem
„Neen, Nora, uw verleden is ongereptHelaas
Ik zou zoo gaarne willen, dat ik van het mijne het
zelfde kon zeggen
Hij zweeg een oogenblik en vervolgde toen
„Lieve, ik heb je nog nooit over mijn vroeger leven
gesproken, omdat het voor iedereen onaangenaam
en pijnlijk is, zich dingen te moeten herinneren, die
hem niet tot eer strekken. Niettemin vind ik het
niet meer dan eerlijk, u te zeggen, welke schaduw
mijn leven heeft verduisterd."
„Vertel mij dat maar liever niet," zeide zij haastig.
Zij verlangde in het geheel niet naar een vertrouwen,
dat volgens haar meening door
een man alleen mag worden ge
schonken aan de vrouw die hem
werkelijk lief heeft.
„Toch zal ik het doen," zeide hij
na een korte aarzeling, terwijl hij
haar h^nd vatte. „Als ik het eerst
zou doen na ons huwelijk, dan
zoudt ge misschien meenen, dat
ik het tevoren had moeten zeg
gen. Toen ik nog een zeer jonge
man was, Nora, heb ik een dwaas
heid begaan. Ik maakte kennis
met een jong meisje, de dochter
van een winkelier; haar buiten
gewone schoonheid trok mij aan,
betooverde mij en bracht mij het
hoofd op hol."
„Waarom vertelt u mij dat
vroeg Nora. „Ik ken de wereld
wel een weinig, ik weet aan hoeveel
verzoeking de jonge mannen dik
wijls blootstaan, welke dwaashe
den zij soms uithale.n. De rest kan
ik daarom wel raden, en het is in
elk geval voorbij. Waarom zoudt
u zichzelf en mij onaangename
oogenblikken bezorgen, door daar
over nog te praten
„Ja, het is voorbij," zeide hij,
de hand aan het blanke voorhoofd
brengend, alsof hij de herinnering
aan die episode uit zijn leven wilde
wegvagen. „Maar toch geloof ik
niet, dat ge den vollen omvang
van mijn dwaasheid hebt gera
den. Ik.... ik trouwde met haar, Nora."
Nora schrok niet, maar zij had een gevoel, alsof
haar ledematen plotseling stijf werden. Hij die een
oogenblik tevoren nog vóór haar stond als een
ridder zonder blaam, dien zij zooeven nog op een
voetstuk van achting en bewondering had gedacht,
al beminde zij hem dan niet, deze fijne gentleman,
deze onberispelijke edelman bleek volgens zijn eigen
bekentenis niet beter te zijn dan tal van andere
mannen. Toen hij weer sprak, scheen zijn stem
plotseling dien waardigen, trotschen klank te hebben
verloren.
„Ja, ik trouwde met haar," ging hij voort op een
toon, die van bitter zelfverwijt getuigde, „maar
weldra bleek het, welk een dwaasheid ik daarmee
had begaan. Terwille van mijn naam had ik mijn
huwelijk geheim gehouden in het begin ging
alles goed, en wij leefden zoo gelukkig als een jong
paartje maar zijn kan. Mijn vrouw stelde mij echter
steeds hooger eischen en toen ik haar wenschen niet
meer kon inwilligen, wierp zij mij op zekeren dag
brutaal voor de voeten, dat zij mij nooit had be
mind, dat zij mij slechts had getrouwd in de hoop,
een voorname en rijke dame te worden en dat zij
diep teleurgesteld was, nu zij tot de ontdekking
kwam. dat ik arm was en haar niet kon geven wat
zij wilde. Ons huwelijk werd weldra tot een hel, en
tenslotte kreeg mijn vrouw aanvallen van hoog
moedswaanzin, die voortdurend heviger werden en
haar gevaarli, maakten voor haar omgeving. Zij
moest in een krankzinnigengesticht worden opge
sloten, en daar is zij, nog slechts eenige weken gele
den, gestorven.
„Dat is de reden, waarom ik niet eerder heb ge
sproken ik had u lief vanaf den eersten dag dat ik
u zag, maar moest die neiging onderdrukken, omdat
ik gebonden was. Je hebt misschien mijn gedwongen
koelheid en teruggetrokkenheid in dien tijd wel op
gemerkt. Nu dat alles voorbij is, nu het leed van vele
jaren de straf is geweest voor mijn jeugdige onbe
zonnenheid, vind ik troost in uw ongerepte liefde."
Er heerschte geruimen tijd stilzwijgen na die
woorden. Nora had een gevoel, alsof haar hart tot
een klomp lood was verstard, zóózeer- had de des
illusie haar aangegrepen.
„Spijt het je, dat ik je dat alles heb verteld, Nora?"
vroeg hij, haar koelheid en zwijgen opmerkend.
„Neen ja, tóch, antwoordde zij met een stem
die haar zélf hard en onaangenaam in de ooren klonk.
„Het was immers niet noodig?"
„Dat weet ik wel," stelde hij haar gerust. Ik weet,
dat uw liefhebbend hart medelijden met mij heeft,
al heb ik aan eigen schuld te wijten wat mij over
kwam. Toch ben ik blij, dat ik alles heb verteld,
want dat heeft een last van mijn ziel genomen, en
eerst nu voel ik, dat er niets meer tusschen ons
staat."
Niets meer tusschen hen Het scheen Nora juist
toe, dat een hooge scheidsmuur plotseling tusschen
hen was opgerezen
„Je zult nu ook begrijpen," ging lord Ferndale
voort, „waarom ik niet anders dan achting kan heb
ben voor je vroeger leven, je armoede en geringe
maatschappelijke positie. Bij mijn leven vergeleken
Nora, laten we hierover nooit meer spreken. Dikwijls
heb ik het gevoel gehad, dat nooit die donkere
wolk, welke mijn leven overschaduwde, zou wegdrij
ven, maar onze wederzijdsche liefde heeft mijn leven
verhelderd, heeft het weer mooi en licht gemaakt.
Ik wil nu aan niets anders meer denken, dan aan de
MIENTJE MET HAAR KAMERAADJES.
Een aardig huiselijk tooneeltje, zooals we het in iedere familie kunnen zien en waarnaar dus iedereen
met belangstelling kijkt, omdat hij er iets in vindt, dat hem herinnert aan eigen huis, aan eigen kinderen.
jaren van vreugde en zonneschijn, die onze toekomst
belooft."
Hij boog zich over haar heen en kuste haar op het
voorhoofd Nora had haar hoofd zoover afgewend,
dat zijn lippen de hare niet konden aanraken.
Toen hij heengegaan was, liep Nora geruimen tijd
onrustig in het vertrek heen en weer. De lichte be-
toovering, waarin hij haar tot dusver had gevangen
gehouden, was nu verbroken. Zij was niet verloofd
met een man, op wiens verleden niet de geringste
smet kleefde, en dien zij, eenmaal getrouwd zijnde,
geheel en al haar eigendom zou kunnen noemen;
even dwaas had hij gehandeld als vele andere man
nen, door lichtzinnig een huwelijk aan te gaan vèr
beneden zijn stand en nog wel met een meisje, dat
hem niet liefhad
In een mateloos verlangen, weer vrij te zijn, strekte
zij haar armen wijd uit. Vrij En toch, hoe kon zij
haar vrijheid terug verlangen, waar de man wien
zij haar woord had gegeven, die haar liefhad, zoo
openhartig tegenover haar was geweest.... terwijl
haar geld zijn oude, vervallen bezitting zou her
stellen
Het mag vreemd schijnen, maar op dat oogen
blik wenschte Nora zichzelf terug in de wildernis
van Australië, in Melbourne, in de Londensche
achterbuurt waar haar verblijf was geweest, wenschte
zij in elk geval ergens ónders te zijn, opnieuw arm
en onaanzienlijk. Op dat oogenblik van bittere
ontgoocheling, toen heel haar wezen in verzet kwam
tegen een huwelijk met lord Ferndale, scheen het
haar toe, dat het fortuin, haar zoo onverwacht ten
deel gevallen, haar eer tot vloek dan tot zegen was.
Zij waschte haar gelaat en ging naar beneden.
De deur van het eenvoudige werkvertrek van den
heer Chalfont stond open en zonder zich ervan be
wust te zijn wat zij eigenlijk wilde of deed, ging zij
naar binnen en liet zich neervallen in den ongemak-
kelijken stoel, waarin Chalfont altijd placht te zitten
als hij aan zijn werk was. De strenge eenvoud die
in het vertrek heerschte, de totale afwezigheid van
alles wat naar weelde zweemde een weelde, die
overal elders in het huis zoo duidelijk aan den dag
trad deed haar goed, omdat zij haar herinnerde
aan haar eigen armoedig leven van vroeger.
Uit eerbied voor den vroegeren bewoner van
Chertson Hall was dat vertrek in precies denzelfden
toestand gelaten als waarin het tijdens zijn leven
verkeerde. Terwijl Nora daar zat en haar blik liet
gaan over de eenvoudige meubels, de steenen pijpen
op den schoorsteenmantel, kwam de, wensch bij
haar op, dat al de weelde die haar omringde, plot
seling zou verdwijnen, dat zij vrij zou zijn om haar
leven in te richten zooals'zij wilde, te trouwen met
wien zij verkoos.... of het in het gehéél niet te
doen
Ongeveer een half uur had zij zoo gezeten, toen
zij een zwakke brandlucht meende te bespeuren..
Zij wierp een blik door het vertrek, maar er was niets
te zien, dat die lucht kon veroorzaken. In den haard
brandde geen vuur, want ofschoon het reeds herfst
was, behoefde de kamer niet te worden verwarmd,
omdat de zon erin stond: Half werktuigelijk stond
zij op om een onderzoek in te stellen naar de oorzaak
van de brandlucht. Spoedig had zij ontdekt, dat ze
afkomstig was van den muur achter de brandkast.
Zooals in de meeste vertrekken van het huis,
waren ook hier de muren met houten paneelen be
kleed, en Nora veronderstelde, dat een of meer der
paneelen achter de brandkast' op de een of andere
manier in brand waren geraakt. Zij
dacht een oogenblik na, wat er nu
moest gebeuren, toen de deur ge
opend werd en James haastig bin
nentrad. Op liet zien van zijn
meesteres bleef hij staan en sta
melde:
„O miss, neem mij niet kwalijk,
nraar de ketel in de distilleer-kamer
is stuk en ik rook een sterke brand
lucht, en nu was ik bang, dat deze
muur aan het branden zou zijn
gegaan, en...."
„Je bedoelt zeker, dat de schoor
steen in brand staat Laat eens
zien: de distilleerkamer grenst juist
aan dit vertrek, nietwaar
„Jawel miss," antwoordde James.
„Misschien is er een steen van den
oven losgeraakt, waardoor het vuur
bij het hout kon komen."
Bij deze laatste woorden werd
de brandlucht plotseling zeer merk
baar sterker, en een lichte rook
wolk kwam achter de brandkast
te, voorschijn.
„Daar hebt u het al, miss!" riep
James verschrikt uit. „Het hout
staat in brand achter de safe
Wat moeten we nü beginnen?"
„Roep dadelijk 'n paar bedien
den,. en waarschuw Forbes even,
dat de muur achter de brandkast
in brand staat. De kast moet
terstond weggehaald worden
terstond, verstaat ge
James holde weg als een bezetene en nog geen
minuut later waren Forbes, de butler en een half
dozijn bedienden in' de kamer.
„De brandkast moet dadelijk van zijn plaats ge
nomen worden," beval Nora met de kalmte en
zelfbeheersching van iemand die reeds meermalen
in een lastig geval heeft verkeerd.
De mannen wierpen twijfelachtige blikken op de
zware massa ijzer en staal, maar op Nora's: „Vlug 'n
beetje asjeblieftpakten zij toch terstond aan, en
aan hun vereende krachten gelukte het, de brand
kast eenige decimeters van den muur te verwijderen.
Daarbij bleek dadelijk, dat in een van de paneelen
een groot gat was gebrand.
„Dat dacht ik wel zeide Nora. „Breng ter
stond eenige emmers water.... vlug!"
De een maakte nog meer haast om aan haar
bevel te voldoen dan de ander, en Nora knielde neer
om de plek nader te onderzoeken. Terwijl zij dat
deed, viel haar oog op een met stof bedekt papier,
dat blijkbaar op den grond gevallen was toen de
brandkast verwijderd werd. Werktuigelijk nam zij
het papier op en stak het tusschen haar blouse.
Een minuut later kwamen de mannen terug met
eenige emmers water, die op het brandende hout
werden leeggegoten. Een luid gesis, nog wat rook,
en daarmee was de brand gelukkig gebluscht.
„Er is gelukkig weinig schade aangericht, miss,"
zeide Forbes. „Wij hebben het vuur in de distilleer
kamer ook uitgemaakt, dus er is nu geen gevaar
meer. Niemand kon er iets aan doen miss; het huis
is reeds zoo oud
„Dat weet ik, Forbes, het is in orde hoor," zeide
Nora. „Wij zullen een steenen muur, een brandvrijen,
tusschen dit vertrek en het aangrenzende laten ma
ken. Wat is dat
Dat was de brandspuit van het dorp, door ste
vige kerels getrokken, die met bekwamen spoed
naar het terrein van „den brand," kwamen.
„O, de brandspuit," zeide Nora met een glimlach
„Dat zal een teleurstelling voor hen zijn! Geef hun
wat bier en iets te eten, Forbes,-en zeg hun dat zij
bedankt worden." (Wordt voortgezet.)