'#SË
ONS LAND IN WOORD EN BEELD
Ja, dit testament heb ik eenige dagen voor zijn
dood voor hem opgemaakt," antwoordde Horton
ernstig. „Het is toen evenwel niet onderteekend,
en misschien is het uwe daarom het jongste."
Zijn oogen schitterden plotseling, toen de ware
toedracht van de zaak tot hem doordrong. „Ik
begrijp het alDe testamenten zijn beide op den
zelfden ayond onderteekend Wij zullen James en
Thomson even hier laten komen zij hebben de
documenten als getuigen mede-onderteekend, en
zij herinnerden zich, tweemaal te hebben geteekend."
Hij ging naar de bel, maar Nora weerhield hem
met een handgebaar.
„Het komt er niet op aan," zeide zij beslist.
„Het interesseert mij niet, welk testament het eerst
is onderteekend. Al de bezittingen van den over
ledene komen den heer Jack Chalfonte rechtmatig
toe, en ik ben niet van plan, hem zijn eigendom
te onthouden ik doe er afstand van."
„Wacht even Luister nu even naar mij, miss
Norton," verzocht Horton, de wenkbrauwen fron
send. „U doet er werkelijk verkeerd aan, zoo overijld
een besluit te nemen, onder den invloed van een
oogenblikkelijke ingeving. Dat kan ik, als uw rechts
geleerde raadsman, niet goedkeuren. Het is mijn
plicht, voor uwe belangen te waken."
„Ik ben u zeer dankbaar voor uwe bezorgdheid,"
zeide Nora. „Maar Jack dan.mijnheer Chalfonte
bedoel ik
„De heer Chalfonte moet voor zichzelf zorgen," ant
woordde Horton kortaf. Mijn
plicht is het; voor u te zorgen.
Nog iets anders u moet niet
vergeten, dat de heer Chalfont
een testament maakte te uwen
gunste, omdat hij een zware
schuld had af te lossen, omdat
hij verplichtingen had ver
plichtingen waarvan wij den
aard niet kennen jegens u
of uw vader. Hij zou de laatste
geweest zijn, om alleen uit
romantische overwegingen zijn
geld aan u na te laten. Als het
testament te uwen gunste het
laatst is onderteekend, dan hebt
u ook het volste recht, in het
bezit van Chalfont's nalaten
schap te blijven. Ik verzoek u,
dit niet alleen als de meening
van een rechtsgeleerde, maar
ook als die van een oprecht en
eerlijk man te beschouwen. Ik
kan niet toelaten, dat u-zichzelf
zoudt berooven van iets dat u
rechtmatig toebehoort, en dat
om toe te geven aan een dwaze,
romantische opwelling tot zelf
opoffering. Sta mij toe, de beide
bedienden te laten komen, die
de documenten hebben mede-
Nadat de beide mannen het vertrek hadden
verlaten, heerschte er eenige oogenblikken stilte.
Toen begon Nora zacht te lachen en wierp haar
schouders achteruit, alsof zij zich van een last
wilde bevrijden.
„Zijt ge nu tevreden?" vroeg zij. „Kom, meneer
Horton, u weet- evengoed als ik, dat het geld den
heer Chalfonte toekomt en niet mij."
„Ik ben zoo vrij, mijn meening nog niet uit te
spreken," zeide Horton halsstarrig. „U hebt mij
zooeven gezegd, dat u het testament achter de
brandkast hebt gevonden, en u veronderstelde,
dat het erachter gevallen zou zijn. Of zeide u, dat
de heer Chalfont het achter de kast zal hebben
verborgen Dat is niet waarschijnlijk, dunkt mij."
In sommige gevallen is een vrouw scherpzinniger
dan een man. Nora had de wenkbrauwen gefronst
en dacht ingespannen na. Men had haar verteld,
dat de heer Chalfont dood in zijn stoel was gevon
den, en zij trachtte zich in den geest voor te stellen,
wat daaraan kon zijn voorafgegaan. Eensklaps
hief zij het hoofd op en keek den heer Horton aan
met den blik van iemand, wien plotseling een licht
is opgegaan.
„Ik geloof dat ik de oplossing gevonden heb,"
zeide zij. „De heer Chalfont zal natuurlijk het
testament in zijn brandkast hebben willen op
bergen hij hield dat document dus in de hand, en
voelde zich toen plotseling ziek, zwak en duizelig.
Het testament moet daarbij uit zijn hand gevallen
onderteekend, miss Norton." MOOIE VOORDRACHT TE KORTRUK. Onder drukke bijwoning en
Zij knikte toestemmend, en |jng, hield onlangs E.-P. Berthold in het Middenstandshuis te Kortrijk
weldra verschenen Thomson en dracht met prachtige gekleurde lichtbeelden over de kleine H. Iheresia Het gezellig avond- lijk zou zijn, Stephen Fleming
feestje besloot met eene schitterende apothéose der geliefkoosde heiligi
nu niets afschrikwekkends voor mij in de weten
schap, dat ik mijn eigen levensonderhoud zal moeten
verdienen. Ja, ik heb mij zelfs nimmer geheel op
mijn gemak gevoeld temidden van al die weelde."
Zij lachte.
„Altijd heb ik de gedachte bij mij gehad, dat
ik pronkte met andermans veeren. Erger" en
bij deze woorden werd zij ernstig „ik heb immer
gevoeld, dat ik de plaats innam, die den heer Chal
fonte toekomt, dat ik een indringster was."
Zij zweeg eenige oogenblikken en ging toen op
zachter toon voort„Het testament te mijnen
gunste werd door den heer Chalfont gemaakt op
den avond, waarop hij het bezoek van mijn vader
ontving. Mijn vader meende, dat de heer Chalfont
hem benadeeld had. Natuurlijk weet ik niet, wat
er op dien avond tusschen hen is voorgevallen,
maar ik heb dikwijls bij mijzelf gedacht, dat mijn
vader den heer Chalfont misschien heeft bedreigd,
hem wellicht heeft gedwongen tot het maken van
het testament. O, ik weet wel, wat u zeggen wilt:
dat ik de nalatenschap heb aanvaard. Maar er
wès geen ander testament, en de heer Jack Chal
fonte zou natuurlijk geweigerd hebben hij hééft
dat trouwens gedaan! om ook maar één cent
aan te nemen. Nu echter bewezen is, dat het ver
mogen van den heer Chalfont hèm toekomt....
O, ik kan er met vreugde afstand van doen
„Maar lieve, ge vergeet lord Ferndale.. den man
met wien ge zult trouwen," merkte lady Feitham op.
Nora bloosde en sloeg de
oogen neer. „Ik zal niet met
hem trouwen," antwoordde zij
halfluid, „en dat zal ik hem
terstond laten weten."
„Lord Ferndale zal zich daar
bij wel niet neerleggen," ver
onderstelde mevrouw Feitham.
„Ja, dat zal hij wèl," ant
woordde Nora bijna onhoor
baar. „Maar daarover zullen
wij nu maar niet meer spreken."
Zij wendde zich weer tot Horton
en vroeg „,U zult natuurlijk
dadelijk den heer Jack Chal
fonte in kennis stellen van het
geen er gebeurd is, nietwaar
Horton, die tegen den schoor
steenmantel leunde en de hand
tegen het voorhoofd hield als
iemand die zich niet wèl ge
voelt, liet een kort, grimmig
lachje hooren.
„Dat zou ik zéker doen,"
antwoordde hij, „als ik maar
wist, waar ik hem kan vinden
Hij heeft Londen verlaten, en
misschien ook Engeland wel.
Om èndere reden had ik hem
graag willen spreken, maar ik
heb geen spoor van hem kunnen
levendige belangstel- ontdekken."
zijne boeiende voor- „U zei dat het heel gemakke-
James.
„Zijn dit uwe handteeke-
ningen vroeg de heerHorton.
Beide mannen antwoordden bevestigend.
„Kijk er nu nog eens goed naar, bestudeer ze
zeer zorgvuldig, alvorens te antwoorden op mijn
volgende vraag," ging Horton voort. „Welnu
Thomson, kunt ge mij ook zeggen, of ge eerst dit,
of eerst het andere document hebt onderteekend
Thomson hield zijn gezicht niet verder dan vijf
tien centimeter van het testament af, en schudde
toen aarzeleijd het hoofd.
„Ik geloof, dat ik dit het laatst heb geteekend,
mijnheer. Als ik mij goed herinner, was deze hand-
teekening iets donkerder van kleur, ook wat dikker
geschreven dan de andere. Met volle zekerheid
kan ik het echter niet zeggen, want het licht van
de lamp was niet zeer helder."
„Goed," zeide Horton. „Nu u, Jamesgoed
kijken hoor l Neem er maar gerust den noodigen
tijd voor, en zeg mij precies en ronduit wat je denkt."
James bestudeerde zijn handteekening onder het
testament zenuwachtig en opgewonden, maar na
een oogenblik werd hij plotseling kalm en zich
oprichtend, zeide hij op zeer beslisten toon
„Dit papier heb ik het laatst geteekend, mijnheer."
„Hoe weet je dat?" vroeg Horton snel en op
scherpen toon.
„Omdat ik hier 'n beetje geknoeid heb, mijnheer,"
antwoordde James, met den vinger naar een kleine
inktvlek wijzend. „Er zat een haar of iets anders
aan de pen, en toen ik begon te schrijven, maakte
ik dat vlekje. Ik herinner mij nog heel goed, dat
ik de pen aan mijn mouw heb afgeveegd, want
mijnheer Chalfont zeide schertsend en met den
vriendelijken glimlach die hem eigen wasDat
is mijn jas, die je daar bederft, James."
„Waarom heb je mij dat dan niet gezegd toen
ik je er eenige maanden geleden naar vroeg
zeide Horton boos. „Dank je, je kunt nu wel gaan,"
voegde hij er op den drogen toon van een onder-
zoekingsrechter bij.
hierboven afgebeeld
en op den bovenkant van de brandkast terecht
gekomen zijn. Een plotselinge tocht.... het ven
ster stond altijd open, en dikwijls stond de wind
erop!.... kan dan het papier tusschen de achter
zijde van de kast en den muur hebben geblazen.
Niemand, die dat ooit heeft kunnen weten."
„Het is mogelijk," gaf de heer Horton toe. „Ik
maak er mijzelf nu een ernstig verwijt van, dat ik
destijds de brandkast niet van haar plaats heb
laten halen. En ik geef u de verzekering, dat het
vertrek overigens uiterst nauwkeurig is doorzocht
het is echter nimmer bij mij opgekomen, dat het
testament achter de brandkast verborgen kon zijn.
Welke reden kon de heer Chalfont trouwens gehad
hebben, om het document te verbergen
„Och, het komt er niet op aan," antwoordde Nora
schouderophalend. „Ik vind dat ge uzelf niets te
verwijten hebt. Niemand immers zou eraan gedacht
hebben, dat het testament achter de brandkast lag
U ziet intusschen wel, dat ik gelijk had, meneer
Horton, en ik moet u ook nog zeggen, dat het mij
niet spijt.... dat het testament gevonden is
bedoel ik."
„Niet spijt!" herhaalde hij geërgerd. „Maar
beseft u dan wel goed, dat dit" hij sloeg met
de vlakke hand op het testament „u alles ont
neemt alles
„O jawel," antwoordde Nora opgewekt. „Ik
heb immers tijd genoeg gehad om erover na te
denken O, u moet niet schreien, lieve Zij
wendde zich tot mevrouw Feitham en sloeg met
teeder gebaar haar arm om den hals van haar
moederlijke vriendin. „Men zou, naar uw houding
te oordeelen, gaan denken dat ik ter dood veroor
deeld was! Natuurlijk weet ik heel goed, dat ik
nu weer straatarm ben, en ik ben niet zoo dom,
dat ik niet zou begrijpen, wat dat beteekent; maar
ge moet niet vergeten dat ik in armoede ben groot
gebracht en er dus aan gewoon ben. Er is dan ook
terug te vinden," herinnerde
Nora hem. „Dan zal het toch
zeker niet moeilijker zijn, den
heer Chalfonte op te sporen? Ik zou graag willen,
dat hij terstond van de veranderde omstandigheden
in kennis werd gesteld. Het is niet eerlijk, hem een
minuut langer dan noodig is buiten het bezit van
zijn vermogen te laten. Ik heb dat reeds veel te
lang gedaan," voegde zij er op bitteren toon aan
toe.
„Zeg niet zulke dwaze dingen, miss Norton,"
vermaande de notaris. „U gaat in dit opzicht
absoluut vrij uit. Kunt u mij een van beiden eenige
mededeeling doen aangaande de tegenwoordige
verblijfplaats van den heer Jack Chalfonte
Mevrouw Feitham schudde het hoofd en zuchtte.
Nora zag den notaris aarzelend aan plotseling
echter scheen zij een besluit te nemen, ofschoon
zij hevig bloosde, toen zij zeide
„Misschien als u Maud Delman zoudt kunnen
vinden, dat zij u eenige inlichtingen kan verschaf
fen."
„Maud Delmanherhaalde Horton met van
verbiazing hoog opgetrokken wenkbrauwen. „Denkt
u
„Ik denk dat zij het u wel kan zeggen," zeide
Nora op koelen toon. „Haar moeder zal haar adres
wel weten. Kom Mabel, laten we nu zorgen dat
mijnheer Horton een kopje thee krijgt. Als hij dat
gehad heeft, zal hij misschien een beetje minder
boos zijn en mij kunnen vergeven."
Bij dit zachte verwijt haalde Horton de schouders
op en spreidde met een gebaar van verontschuldi
ging beide handen uit.
,,M'n waarde miss Norton, de meening is vrijwel
algemeen verspreid, dat notarissen geen hart heb
ben. Als dat waar was, zou het voor ons veel ge
makkelijker zijn, onze zaken te behandelen. U zult
toch wel niet verwachten, dat de plotselinge ver
andering in uwe levensomstandigheden mij niet
spijt
(Wordt voortgezet)