MINNENIJD B* 49 Het Offer van den kunstenaar 652 ONS LAND IN WOORD EN BEELD Door MARIE VAN CHERT Op een wegeltje tusschen 't hooge goudgeel koren stonden zc hand in hand en vertelde Gust Dekkers, die als milicien te Brusel in garnizoen was, aan Lena Vor- den, dat hij haar beminde, haar alleen. Lena staarde droef naar het wiegelend graan en dacht aan de groote stad en de verleiding waaratan hij was blootgesteld. Ge zult me gauw vergeten, zei ze met een snik. Ik kijk naar geen andere meisjes, Lena, antwoordde hij beslist. En, trouwens, die steedsche jufferkens hebben enkel minachting voor een boer als ik. Waart ge maar een boerschoot ze uit. Maar ge zijt veel jaren op kostschool geweest en nu zijt ge zoo geheel anders als de andere jongens van cms dorp. Toch zal mijn afkomst mij altijd verraden, maar dat deert me niet, want ik wil mijn ganlsche leven een boer blijven. Dat zegt ge allemaal om me wat wijs te maken. Nee, Lena, 't is de waarheid evengoed ab dat ik, in al die maanden, dat ik nu te Brussel verblijf, met nog geen meisje ben uitgeweest. Ik peins altijd aan u en ab mijn diensttijd om is, zeg ik aan vader, dat ik met u trouw. Hij zal toch niet toestemmen, hoofdschudde ze. Gij zijt een rijke boerenzoon en ik maar een arme dienst meid, een wees, di'e geen cent bezit. Als vader er op tegen is, dan trouw ik zonder toe- Ze overweeg de woorden van Lomme. Er lag iets in, dat haar verontrustte en haar tot nadenken stemde. Waar bleef Gust als hij vrij had? Wat voerde hij dan uit? Ab hij toch eens een meisje ginds had, die. hij, zooals haar, van trouwen sprak Nee, Gust was niet slecht Maar hij was jong, knap en flink, kreeg geld van zijn ouders.God Als ze toch maar bij hem kon zijn, dan zou hij misschien niet aan andere meisjes denken. Droeve dagen gingen voor Lena voorbij. Ze hoorde niets van Gust, omdat ze hun liefde wilden verborgen houden, totdat hij weer thuis was. Nu en dan zag ze hem weer, maakten, bij het uitgaan der kerk, vlug een afspraakje voor 's middags. En stilaan kreeg ze meer vertrouwen, stelde geloof in zijn woorden. Op een Zondag zag ze Lomme na de hoogmis en vol hoop vroeg ze, of Gust ook thuis was Nee, zei hij, metzijn blik naar den grond. Gust heeft een kou... Is hij ziek schrok ze. Alleen maar verkouden.... hij wilde zich wat uit vieren, bleef bever te bed... Ze keek hem wantrouwend aan Sprak hij wel de waarheid Of bleef Gust voor een meisje Ik zou u wat moeten zeggen, fluisterde hij. Kom om twee uur den kant van het Ven uit. Ze knikte, de keel ab dicht geschroefd. Ze kon bijna raden, wat hij haar zou zeggen. Gust was niet ziek, maar hij hai kennis met een andere. Hij had haar ver geten, haar maar wat voorgelogen En 's middags, terwijl ze samen langs de weilanden Ik hen maar een knecht en toch zult ge van mij zijn, ging hij voert, haar met stevigen arm omvattend. Ze schepte, beet in de kneukels van zijn hand. Plotseling schrok hij op. Hout kraakte en een stem donderde HondIk zal u omver steken Het was Gust, die toch maar besloten had, naar huis te gaan en nu de veilden doorliep om Lena te ontmoeten. Hij zag Lena met Lomme wandelen en snelde er heen om haar ter verantwoording te roepen. Naderbij komend, had hij de worsteling bemerkt en enkele woorden van Lomme opgevangen'. Toen wist hij dat de knecht zijn medeminnaar was en begreep hij, waarom Lomme hem steeds mee naar de dancings wilde troonen en hem in gezelschap van jonge meisjes trachtte te brengen. In een oogenbHk stonden zij met getrokken mes tegenover elkaar. Lena het gevaar bemerkend en gestuwd door haar liefde voor Gust, sprong tusschen beiden, roepend Niet vechten, om Godswil niet "echten. GustZe sloeg haar arm om zijn hals. Doch Lomme, door haat en jaloezie gedreven, stak toe en trof Lena in den rug. Zij uitte, een pijnlijken kreet, wankelde en stortte, alvorens Gust het kon verhinderen, op den grond. Lomine vluchtte en Gust, zijn mes wegwerpend, knielde bij haar neer en riep om hulp. Het dorp was in rep en roer. Lomme Van Hoorn had met Gust Dekkers willen vechten en toen, Lena Vorden, die het gevecht wilde kuierden, vertelde Lomme, dat Gust, in zijn vrije uren voorkomen, gevaarlijk gestoken. Zij was naar de hoeve stemming. Of ik neem u, of niemand. En nu die tranen 's avonds naar de dancings ging en dat de meisjes van Dekkers gebracht en werd daar verzorgd, omdat zij, maar eens afgeveegd, zei hij glimlachend, terwijl hij haar blozend, rond ge zicht. met kussen bedekte. Ah De leeuwerik ken in het korenriep een stem, niet zonder bit terheid. Wel, wel. Gust plukt een kollehloem Beiden keken onthutst naar Lomme Van Hoorn, die als daglooner bij de boeren ging werken, doch nu, evenals Gust sol daat was, in hetzelfde regiment ingedeeld en in dezelfde kazerne gehuis vest was als deze. En is 't geen schoo- ne kollebloem vroeg Gust trotsch. Lomme keek met don keren blik naar Lena, die, verlegen, eenige aren door haar hand liet glij den. Niemand kende hun liefde. Zij hadden zich tusschen het hooge graan veilig gewaand. Ik wilde net komen zien, of ge gereed waart mee te gaan, zei Lomme. We moeten op tijd bin nen zijn, of 't is koeks- kens knabbelen. Is 't al zöö laat keek Gust op zijn honloge. Moe- om hem heen fladderden als vlinders rond een bloem, der zal mijn knapzak wel gevuld hebben en ab gij hem Doodsbleek had ze geluisterd DE PLOEG VAN VICTORIA F. C. (BEVORDERING). Van links naar rechts - Huysecom (sportafgevaardigde), Siaens, Kaye, Vandenbosch, Raé, Cuypers, Wynants, Verdeyen, Morren, J. Nackaerts, Spieesters, Th. Nackaerts (kap.) en M. Kaye. door haar tusschenkomst. wellicht het leven van Gust gered had, of hem verhinderd had een moor denaar te zijn geworden. De rijkswacht had Lomme aangehouden. Hij zou waarschijnlijk door de militaire rechtbank gevonnisd worden. Door de goede zorgen en de liefde van Gust. was Lena na eenige maanden genezen en werd, toen de diensttijd van Gust om was, op de hoeve van Dekkers hun bruiloft gevierd... JUIST ANDERSOM Rechter. Schaamt gij u niet? Dat is nu al de acht ste maal, dat ge op het be klaagdenbankje zit. Aangeklaagde. Daar kan ik toch niet aan doen, mijnheer de rechter: de po litie brengt mij telkens hier. ZIJN STANDPUNT Professor. Zeg mij eens, mijnheer de kandi daat, wat vindt ge de beste uitvinding tot nu toe Kandidaat. De bank van leening. Mr de professor. diaagt krijgt ge een flink deel van de boter, het spek en van al wat er zoo al inzit. Gij komt nooit iets te kort, mompelde Lomme. Doch Gust had 'dit blijkbaar niet gehoord. Hij had zich naar Lena gewend, wilde haar nog een zoen geven, Toen viel ze uit, ofschoon ze hem al half geloofde Dat is niet waarGe liegtge liegtGust zal dat niet doen Hij schokschouderde Ga zelf kijken. Ga van avond of Maandag naar de haar nog veel zeggen en vragen, maar Lomme bleef in danszaal op den Antwerpschen steenweg en ge zult hem hun nabijheid als hun schaduw. Toen denkend aan. het daar zien. gezegde van Lena, zei hij Hij begluurde haar om te zien, welke uitwerking zijn Zeg eens, Lomme, wij zijn bijna altijd bij elkaar, woorden op haar hadden, overtuigd, dat zij, de simpele hebt ge ooit gezien, dat ik te Brussel met een ander boerin, toch niet naar Brussel zou durven gaan om Gust meisje?... te bespieden. Even draalde Lomme, toen antwoordde hij Zij overwoog in stilte Wat zou het baten om te Nee, nog niet...,maar wij gaan niet altijd samen uit. gaan zien, wat hij ginds uitvoerde Als hij niet meer vol frischheid en teven strooide en dat Dus, ge wilt zeggen, dat ik misschien toch, zonder van haar hield, zou ze hem toch met van voornemen dat gij het weet, uitga beet Gust, met een hooge kleur kunnen doen veranderen. van opkomende drift. Ge zijt een duts, beweerde Lomme, om u door zoo Lomme haalde de schouders op 'n rijken boerenzoon den kop op hol te laten brengen. De stad is groot... Ge kondt toch wel begrijpen, dat hij met een andere Djing ra-fa-ra-djing djing-djong Blij schetterend kadanseerde het militaire orkest over het zonbesclvenen oefeningsplein van het kleine garni- zoenstadje, dat heerldjk-frisch door een gordel van water omsloten was. Beladen met ransel en geweer marcheerden de solda ten in de heeie atmosfeer van zon en opstuivend zand. Doodmoe door de twee volle uren oefening die ze hadden doorgemaakt en toch fikseh en monter stappend onder de krachtige tonen van het Entre Sambre et Meuse het blij rimpelend water op zijn kleine baarkens voort rolde tot het in alle hoeken echös wekken kon die stil letjes meedeinden op de maat van ra-ra-djing. w Oef! Dat was nu eindelijk toch het sein tot den af- Lena keek naar Gust, die zich opwond. Hij was voor bedoeling u zei, dat hij van u hield. Die rijke boeren- toc^ naar de kazeme.Men zag het de mannen aan dat de groote taak van eiken dag achter den rug lag. Nog eeme kleine halve uur en iedereen zou weer kunnen uitrusten van de hitte en vermoeienis, alleen de muzikanten had den nog een heele taak voor zich. Het ging daar nog van zich in 't zweet blazen met de gloeiende zon boven hun hoofden en die scherpe, flikkerende stralen hunner parmantig gepoetste instrumenten in de half toegeknepen ocgen. En het vreeselijke dirigentenstokje zwaaide maar zijn opvliegendheid in het dorp bekend. Bang legde ze zonen zoeken immers een rijke boerendochter? haar hand op zijn arm, zei met een gedwongen glim- Zijn woorden drongen maar half tot haar door. Ze lach was zielsbedroefd en deed alle mogelijke moeite om haar Dat zegt hij maar om te plagen. Ga nu gauw naar tranen te weerhouden. Liefst was ze weggevlucht, ver huis. Gust, anders haalt ge den trein niet meer. weg, om alleen te kunnen zijn. Lomme lachte. Zijn lach klonk valsch. Lena, zei hij, dicht bij haar gelaat. Gust omhelsde Lena herhaalde malen, terwijl Lomme Ze keek hem aan, schrok van den gloed in zijn oogen. toekeek en met forsche hand eenige halmen knakte. Laten wij samen dit jaar kermishouden vroeg hij, - - Sindsdien bestond er geen vriendschap meer tusschen haar wild in zijn armen trekkend. Ik hou van u, ik moet aldjd boven nun hoofden, hier hielp geen vermoeidheid de beiden miliciens. u hebbenhijgde hij, terwijl ze zich verweerde om zich en bezweet Z1in> scherpe oogen en ooren kontroleerden Lang oogde Lena Gust na, Zijn flinke gestalte scheen los te rukken. vinnig, dat wisten ze maar al te best. langer te zijn door de uniform. Telkens zag hij nog even Gij, gijriep ze met afschuw. Tusschen de fluitblazers der eerste rei stapte eene heel om en zwaaide met zijn muts hoog boven het graan. Hij hield haar polsen omklemd, siste tengere, haast meisjesachtige figuur, men kon zien dat Even later hoorde ze het gefluit van den trein, die Ja. ik en niemand anders het hem moeilijk viel de groote stappen dèr anderen bij hem naar de stad voerde en in haar geest volgde ze hem Laat me los, laat me los kreet ze met afgewend te houden. Een dieptreurige trek lag over zijn jong op zijn reis. gelaat. gelaat en zijne oogen keken weemoedig voor zich heen.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1927 | | pagina 12