ONS LAND IN WOORD EN BEELD 645 de vrouwen, en hij wist ook, dat dit meisje de waar heid sprakde waarheid, waarvan hij de gevolgen onvermijdelijk zou moeten dragen Hij ging naar het venster en keek naar buiten. De droefheid die op dat oogenblik hem geheel en al beheerschte, die duidelijk leesbaar was op zijn gelaat, mocht zij niet zien Edelman in merg en been, als hij was, dacht hij in de eerste plaats aan haar hij wist dat zij leed, en jwilde haar leed niet nog vergrooten Een snik deed hem zich snel omwenden, maar voordat hij den stoel had bereikt waarin zij zich had laten neervallen, had hij zijn zelfbeheersching volko men herkregen. ,,Niet schreien, Nora, wat ik ie bidden mag," zeide hij ernstig. „Ge behoeft mij ook niets meer te zeggen, want ik weet alles Ach, je gezichtje is immers als een open boek, en daardoor komt die slag niet zoo onverwacht voor mij. Den laatsten tijd heb ik uit kleinigheden dikwijls meenen te moeten afleiden, dat ge.Hij scheen het niet te willen uitspreken na een oogenblik zwijgens ging hij voort „Boven dien heeft Blanche mij ook reeds eenige malen ge waarschuwd, en zij zal wel niet verwonderd zijn-, als zij hoort wat er gebeurd is." Nora droogde haar tranen, stond op en stak hem met hartelijk gebaar beide handen toe. „Och, wat is u toch goed zeide zij, een snik onderdrukkend. „U spaart mij nog zooveel u maar kunt. Lord Fern- dale, ik sta beschaamd over mijzelf, over mijn onge voelig en koud hart...." Hij schudde glimlachend het hoofd, nog steeds haar handen vasthoudend. „Dat is het niet," zeide hij. „Ik heb uw hart niet kunnen winnen, en dus ben ik het eigenlijk, die de schuld draagt. Ik had moeten .zien, hoe het met u ge steld was, dat ge alleen maar achting voor mij koes terde en geen liefde." Hij fronste plotseling de wenkbrauwen en liet haar handen los. „De menschen zullen wel zeggen, dat het engagement verbroken is omdat ge plotse ling arm zijt geworden..^." Hij hield plotseling op, kleurde en wierp het hoofd in den nek. „Ik vraag u vergeving dat was een gedachte, een edel mensch onwaardig." „Dat niet alleen, maar ze is ook onrechtvaardig en ongemotiveerd," zeide zij met gloeiende wangen en een trotschen blik. „Niemand, die u kent, zal u ooit in staat achten tot een handeling of zelfs maar een gedachte, die niet nobel is." „Dank u," zeide hij eenvoudig. „Voordat ik heen ga, mag ik misschien nog wel vragen wat uwe plan nen voor de toekomst zijn Kan ik wellicht iets voor u doen, u in het een of ander van dienst zijn Ik heb toch wel het recht, u mijn diensten aan te bie den, nietwaar?" „Het volste recht," bevestigde zij. „Maar toch kunt u mij niet helpen. Ik heb trouwens reeds een plan gemaakt, namelijk om met mevrouw Feitham samen te gaan wonen." „Dat doet mij groot genoegen," zeide hij. „Zij is een goede vrouw, zij houdt van u en zal stellig goed voor u zorgen." Hij nam zijn hoed en bleef nog eenige oogenblikken met neergeslagen oogen staan. Toen trad hij op haar toe en reikte haar de hand. „Vaarwel dan," zeide hij. „Verontrust uzelf niet over mij, want ik heb tenminste toch eenige vergoe ding voor het verlies dat ik lijd.... de herinnering aan den schoonen tijd, toen ik meende, in een aardsch paradijs te leven, een herinnering, die mij altijd zal blijven. En wees ervan verzekerd, Nora, dat ge uzelf niets te verwijten hebt. Ge hebt gehandeld zoo als elke rechtgeaarde vrouw in zulk een geval be hoort te doen. Vaarwel." Hij boog het hoofd tot zijn lippen heel even haar hand aanraakten toen verliet hij het vertrek, niet haastig, maar langzaam en met opgeheven hoofd. Nora liet zich opnieuw in den stoel vallen en liet den vrijen loop aan haar tranen. Nog nooit was zij zoo op het punt geweest, hem lief te hebben, als nu, want eerst thans besefte zij, welk een nobel mensch zij van zich weggezonden had. Zoo nobel was hij, dat hij zelfs geen poging had willen doen, om haar besluit aan het wankelen te brengen. Zijn eigen liefde voor haar had hij geheel weggecijferd, hij had slechts aan haèr gedacht, en met echte grootmoedigheid had hij elk woord vermeden,dat haar leed zou hebben ver groot, als een mèn had hij zijn lot aanvaard, zonder een woord van tegenspraak of verwijt. XXVI. Tack lag doodstil, akdig stil, met z'n lange armen wijd uitgestrekt, zijn vingers diep in het zand gegraven. Boven hem scheen de volle maan als een zilveren schijf aan den hemel geen geluid verbrak de stilte van den avond. De mannen waren reeds bezig aan den avond maaltijd, en het was Molly, die het eerst haar groo- ten speelkameraad miste. „Bill is er niet moeder," zeide zij, en toen ze niet dadelijk antwoord kreeg, trok zij aan moeder's schort en herhaalde haar opmerking wat dringender. „O, hij zal wel dadelijk komen, Molly, maak je maar niet ongerust," antwoordde haar moeder nu. Maar nadat Molly nog vijf minuten had gewacht zonder dat „Bill" was komen opdagen, hield ze het niet meer uit, en toen ze nog eens aan haar moeder vroeg, waar haar vriend toch wel bleef, stond het hui len haar nader dan het lachen. Om haar te kalmee- ren, vroeg haar moeder aan de mannen, of iemand van hen hun kameraad wellicht had gezien. Een der mannen antwoordde, dat hij Bill naar de beek had zien gaan, en juffrouw Ryan verzekerde Molly nog maals, dat Bill wel dadelijk komen zou. Maar Molly was niet gerustgesteld, en na een poos je sloop zij ongezien naar buiten en ging haastig naar het plekje waar zij en Jack zoo dikwijls samen had den gezeten om te kijken naar het kabbelende water of om er steentjes in te gooien. Slechts eenige minuten later werd de stilte ver scheurd door een vreeselijken kreet, de deur van de loods werd met een heftigen ruk opengeworpen, en Molly snelde naar binnen, hevig ontsteld roepende IN DE KAST. Hier verstoppen, hier vinden ze ons nooit! „O moeder, moeder, ik heb Bill gevonden Hij is dood.ginds bij de beek ligt hij, heelemaal in het bloed De mannen sprongen verschrikt op, juffrouw Ryan greep het verschrikte kind om haar te kalmeeren, en de mannen begaven zich haastig naar buiten, toen zij zich van den eersten schrik hadden hersteld. Geen van hen sprak ook maar een enkel woord, toen zij eenige minuten later bij het beweginglooze, met bloed bedekte lichaam stonden en dat langzaam en voor zichtig optilden. „Hij is nog niet dood, maar ik vrees dat het heel weinig scheelt," meende tenslotte een der mannen. „Hier is een gemeene streek uitgehaald," bromde Walsh, de oude werkman die het eerst vriendschap met Jack had gesloten. Zijn oogen fonkelden van toorn, en het zou er voor den misdadiger stellig slecht hebben uitgezien,als hij op dat oogenblik daar aanwe zig was geweest. „Iemand moet hem een zwaren slag op het hoofd hebben toegebracht. Wie kan dat ge daan hebben De mannen zagen elkaar aan, niet wantrouwend, maar vragend, want Jack met zijn altijd prettigen glimlach, zijn vriendelijke en openhartige manieren, had zich aller vriendschap weten te verwerven. Toen zij elkaar aanzagen, misten zij voor het eerst den nieuwen werkman, die door zijn ruwheid en altijd stuursch gezicht bij niemand in de gunst stond. „Waar is die kerel, dien wij Pitcher noemen vroeg er een. De vraag, en de stilte die erop volgde, waren veelbeteekenend. Eenigen der mannen wisten zich spoedig te herinneren, dat de man dien zij Pitcher noemden, verschillende malen steelsgewijze een vijandigen blik op Jack had geworpen. Met een voorzichtigheid, die men bij de ruwe gezellen niet zou hebben verondersteld, droegen zij Jack naar de hut. Bij de deur kwam juffrouw Ryan hen reeds tegemoet zij had Molly naar bed gebracht, en de mannen konden het kind nog hooren schreien en snikken. Het was niet de eerste maal dat juffrouw Ryan een zwaargewonde zag, en zij was dan ook zeer kalm, al kon men aan haar bleek gelaat wel zien, dat het droevig voorval een diepen indruk op haar had gemaakt. „Neen, dit is geen geschikt verblijf, voor iemand in zulk een toestand," zeide zij nadenkend. Zij herinnerde zich weldra, dat op eenigen afstand van het verblijf der mannen een kleine hut stond, en verzocht hen, Jack daarheen te brengen, terwijl anderen de noodige meubels en beddegoed zouden overbrengen. Twee van de mannen waren dadelijk naar het vasteland gegaan om een dokter te halen, en bij de kade aangekomen, hadden zij een ont dekking gedaan, die zij wel hadden verwacht. Een van de booten was verdwenen, blijkbaar gestolen door den gevluchten Pitcher. Juffrouw Ryan maakte het kleine, bescheiden verblijf zoo huiselijk als zij kon, nadat zij de wonde had gewasschen en zoo goed mogelijk verbonden. Men moest hem een verschrikkelijken slag hebben toegebracht, die oogenschijnlijk het leven van den jongen man nu aan een zijden draad deed hangen, want hij lag volkomen bewegingloos en met lijk bleek gelaat op het bed dat juffrouw Ryan inder haast voor hem had gereedgemaakt. Natuurlijk hadden de mannen, die op weg waren gegaan om den dokter te halen, hem niet thuis ge troffen dat gebeurt dikwijls in ernstige gevallen, maar hij kwam dan toch eindelijk, en het bleek aldra uit de ernstige uitdrukking op zijn gelaat, dat de gewonde er leelijk aan toe was. „Ernstig geval, zeer ernstig," luidde zijn ietwat overbodige opmerking. „De man die dit gedaan heeft, had een moord in den zin, en ik ben er nog volstrekt niet zeker van, dat het daar niet op uit draait." „O dokter en het is zoo'n flinke jonge man, zoo goedhartig en altijd zoo vriendelijk," zeide juf frouw Ryan medelijdend. „Dat geloof ik graag," antwoordde de dokter, die evenals zoovelen in zijn beroep, een scherp opmerker was. „Deze jonge man is een héér!" „Het verwondert mij niet, u dat te hooren zeggen," zeide juffrouw Ryan. „Hij was heel anders dan de anderen.... niet dat die niet deugen, maar och, het is nu eenmaal wat ruw volkje, en hij sprak altijd zoo beschaafd en vriendelijk. Mijn dochter^ tje is dol op hem, en dat 'is geen wonder ook, want hij heeft er heel goed slag van, met kinderen om te gaan. Och dokter, probeer toch, hem te redden „Natuurlijk zal ik dat doen," antwoordde de arts met een glimlach, „maar als hij er doorkomt, zal hij dat veel meer aan zichzelf-te danken hebben. Het is een prachtkerel, ijzersterk en met spieren als van staal. Ik heb nog maar zeer zelden iemand ontmoet, die zoo kerngezond en sterk van inhoud is als hij. Er zal zoo aanstonds een verpleegster komen.... ik hoop dat zij niet lang wegblijft. O ja, alles wat u gedaan hebt was goed. Wij zullen zijn haar nog even wegknippen, dan kunnen we de wond beter zien. Drommels, wat een leelijke klap is dat geweestDat moet met een spade gedaan zijn, denk ik." Zijn veronderstelling bleek juist te zijn, want men vond spoedig de bebloede spade op eenigen afstand van de plaats waar de laffe aanslag was gepleegd. Toen de verpleegster kwam, had Jack reeds hooge koorts en ijlde hij zonder ophouden, en de mannen die niet ver van het geïmproviseerde ziekenhuisje in kleine groepjes bij elkaar stonden, konden meermalen zijn kreten en luid geschreeuw hooren. Menig scheldwoord werd geuit aan het adres van den laffen bandiet, en het zou hem on getwijfeld slecht zijn vergaan, als hij den mannen in handen was gevallen. De verpleegster was nog jong, maar zij had een goede leerschool doorloopen, en haar kalmte, zelf beheersching en kundigheid vervulden den dokter met bewondering. „Denkt u, dat hij de reis zal halen, dokter?" vroeg zij op zekeren dag, nadat de arts den patiént langdurig had onderzocht. „Ik weet het niet. Soms denk ik van wel, en dan weer twijfel ik eraan. Hij heeft veel voor deden kijk hem maar eens aan Maar wij heb ben nog tegen iets anders te strijden dan alleen die wond en de gevolgen. De man heeft een prachtig gestel, maar hij moet bepaald iets op het hart hebben. U hebt natuurlijk wel gezien dat hij een héér is?" Zuster Ruth knikte. »Ja>" de dokter peinzend voort. „Het is natuurlijk mijn zaak niet, en evenmin de uwe, maar ik vraag mij dikwijls af, wat hem hierheen gevoerd kan hebben." (Wordt voortgezet)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1927 | | pagina 5