No. 28 Vrij naaf het Engelsch van CHARLES GARVICE 692 ONS LAND IN WOORD EN BEELD 13 ONZE BUITENLAND-SERIE Devon. Een moment uit een jacht in het Engelsche graafschap Devon. De honden volgen het spoor van het wild langs de Dart-rivier. ZIE VOOR DEN „KORTEN INHOUD" VAN DIT VERHAAL HET VOLGEND NUMMER Ja, dat is het. Damersfield heeft mij maar heel kort geschreven over het ongeluk, omdat hij veronderstelt, dat ik het reeds weet, maar hij vraagt mij of ik weet waar Jack zich bevindt." „Jack fluisterde Nora, zich weer om wendend naar het raam. „Ja. Het is noodig dat Jack nu terstond naar zijn oom gaat, omdat hij nu de erfgenaam is." „O ja, dat begrijp ik," zeide Nora, de wenk brauwen fronsend. „Daar dacht ik niet aan .Wat denkt u te doen Ik weet het niet," antwoordde mevrouw Feitham. „Ik heb een telegram aan Damersfield gezonden, want ik moest hem wel laten weten, dat ik niet weet waar Jack op het oogenblik is. Nu zal ik maar even overleggen met mijnheer Horton. Och lieve, ik zou zoo graag willen weten wat er met hem gebeurd is „Laat mij je helpen, Mabel," verzocht Nora. „Wat kan ik voor je doen „Dankjewel, lieve. Je bent altijd zoo vriendelijk en hulpvaardig. Ik moet aan rouwkleeding denken, en dan zal ik ook wel naar Damersfield dienen te gaan ofschoonmisschien is dat niet noodig, want wij zijn niet zulke naaste familie en er zullen wel veel menschen zijn. De hoofdzaak is. dat ik spoedig Jack's verblijfplaats ontdek." Nora zond dadelijk een telegram naar Horton en liet hem daarin verzoeken, terstond te komen. Meer wist zij op dat oogenblik niet te doen. Het was een opluchting voor haar, dat zij zich nu eens met het leed van een ander kon bezighouden. Kort voor den lunch, terwijl de beide dames nog steeds spraken over het droevig ongeluk, trad Forbes, de butler binnen en zeide tot mevrouw Feitham „De verpleegster is aangekomen, mevrouw." „De verpleegster?" herhaalde mevrouw Feitham ietwat verbaasd. „O ja, nu herinner ik het mij al. Die zou hier in het dorp komen wonen. Zij zou al eerder gekomen zijn, maar werd door een ernstig geval teruggehouden. Ik moet haar even gaan ontvangen." „Laat mij dat maar doen, üeve," stelde Nora voor. „U. bent zoo zenuwachtig...." Mevrouw Feitham stemde dankbaar toe, en Nora begaf zich naar de ontbijtkamer, waar zich niemand anders bevond dan zuster Ruth. „Ik ben blij dat u gekomen zijt, zuster," zeide Nora, die dadelijk ingenomen was met het aan gename uiterlijk van de jonge vrouw. „Mevrouw Feitham is een weinig van streek zij heeft slecht nieuws ontvangen en kan u daarom niet te woord staan. U zult echter ongetwijfeld alles wel per brief met haar geregeld hebben, nietwaar Ik meen, dat u in het huisje naast de kerk zoudtgaaij wonen dat is geheel voor u in orde gebracht. Hebt u een lange reis gehad U blijft zeker bij ons lunchen „Niet zulk een lange reis," antwoordde de zuster op Nora's eerste vraag, „maar wel een lastige. Ik moest telkens van een ander vervoermiddel gebruik maken." „Waar komt u vandaan vroeg Nora. „O, van een vreemde plaats," luidde het ant woord, „van het eiland Wenfleet, in Essex. Een afgelegen plaats, en daardoor vrijwel onbekend." „Ik heb er nog nooit van gehoord," zeide Nora. „Was u daar voor een ernstig geval U is immers langer opgehouden dan u verwachtte, nietwaar „Ja, het was een zeer ernstig geval," antwoordde de verpleegster met een zucht. „Een moordaanslag. Men had iemand met een spade op het achterhoofd geslagen, en het zou ongetwijfeld doodelijk zijn geweest, als mijn patiënt niet een buitengewoon sterke jonge man was geweest." „Dat klinkt inderdaad verschrikkelijk, zuster," zeide Nora, die evenwel niet zoo erg onder den in druk was. Zij had reeds heel wat wonden gezien van haar leven ,,Wie was die jonge man „Een van de werklieden, die bezig zijn met het maken van een nieuwen dijk op het eiland," ant woordde zuster Ruth tamelijk kort, alsof zij er niet gaarne over sprak. „U zult zeker wel even uw hoed en mantel kwijt willen ik zal even bellen," zeide Nora, die wel be greep dat de verpleegster niet gaarne verder óver haar patient werd ondervraagd. „O, doet u maar geen moeite als ik mag, wil ik liever mijn mantel even op een stoel leggen, want ik wil graag dadelijk na de lunch het dorp even gaan bekijken en dan naar de woning gaan." „U denkt er juist zoo over als ik," zeide Nora met een glimlach. „Als er iets te doen valt, dan doe ik het maar liefst dadelijk. Ik hoop dat u het dorp aar dig zult vinden, de menschen zijn goed en vriende lijk. Er zijn gelukkig meestal weinig zieken, maar vooral ook voor de kinderen is veel zorg noodig. Wat scheelt eraan vroeg zij, zichzelf onderbre kend. Zuster Ruth, die zich naar de andere zijde van het vertrek had begeven om haar mantel op een stoel te leggen, was plotseling blijven staan en staar de met kennelijke verbazing naar een portret in kabinet-formaat, dat op een tafeltje stond. Het was een portret van Jack Chalfonte de heer Chalfonte had dat daar tijdens zijn leven zelf neer gezet, en het behoeft wel geen betoog, dat Nora er geen oogenblik over gedacht had om het weg te nemen. „Neemt u mij niet kwalijk," zeide zuster Ruth blozend. „Dat portret.... ja, het is natuurlijk belachelijk, en ik moet u werkelijk mijn verontschul digingen aanbieden..maar het vertoont een bui tengewoon sprekende gelijkenis metmet den patient dien ik vandaag heb ver laten." Op dat oogenblik werd de deur van het vertrek geopend en trad mevrouw Feit ham binnen. „Ik voel mij nu weer wat beter, lieve," zeide zij tot Nora, „en daarom meende ik er goed aan te doen, even kennis te komen maken met de zuster en haar te zeggen hoe ik alles heb geregeld. Wat is er aan de hand vroeg zij, van de een naar de ander kijkend. Want de oogen van de verpleegster waren nog steeds op het portret gericht, en Nora, wier gelaat blecker was dan gewoonlijk, staarde haar ver wonderd, bijna ontsteld aan. „Aangename kennismaking, mevrouw Feitham," zeide zuster Ruth, die blijkbaar niet weinig verlegen en in de war was. „Het spijt mij, dat ik niet eerder kon komen, maar het laatste geval dat ik ter be handeling kreeg was van ernstigen en langdurigen aard. Bovendien herstelde de patient niet zoo spoe dig als de dokter en ik hadden gehoopt en verwacht. Ik heb dat reeds aan miss Norton verteld." „Zij heeft een jongen man verpleegd, die bijna vermoord werd door een slag op het hoofd met een spade.... een kadewerker," zeide Nora met foon- looze stem en terwijl zij den blik nog steeds op de verpleegster gericht hield. „En zij zegt, dat die pa tient sprekend gelijkt op het portret van Jack.. van mijnheer Chalfonte bedoel ik." Mevrouw Feitham rekte haar gestalte een weinig uit en fronste de wenkbrauwen. Verwondering en zelfs een lichte verontwaardiging stonden op haar gelaat te lezen. De veronderstelling, dat er eenige gelijkenis zou bestaan tusschen „haar" Jack en een gewonen arbeider was bespottelijk De nieuwe ver pleegster zag er zoo beschaafd en ontwikkeld uit, dat mevrouw Feitham niet alleen verwonderd, maar ook eenigszins teleurgesteld was. „Ik verzoek u om verontschuldiging," zeide zuster Ruth, die zelf zichtbaar ontstemd was over haar ver meende „domheid". „De woorden waren mij uit den mond voordat ik mij ervan bewust was. Desniet temin," hield zij vol, „is er een vreemde gelijkenis." Nora ging het vertrek door, nam het portret en gaf dat zuster Ruth in de hand. „Bekijk het eens goed en zeer aandachtig," zeide zij op zeer kalmen toon. „Denkt u nog steeds dat er gelijkenis bestaat „Stellig! En zelfs zoo sterk, dat zij tweelingbroe ders zouden kunnen zijn," antwoordde de zuster zonder eenige aarzeling. „Maar zusterEen gewone werkman zeide me vrouw Feitham halfluid en zacht-verwijtend. „Mijn patient wès geen gewoon werkman, me vrouw, hij was een heer," zeide de zuster met een tikje geestdrift in haar stem. Nora nam haar het portret weer uit de hand en

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1927 | | pagina 4