ONS LAND JN WOORD EN BEELD 693 verzocht haar met een gebaar, plaats te nemen. „Hoe heette die patient, zuster?" vroeg zij toen. „Hij werd Bill Jones genoemd, maar ik ben ervan overtuigd, dat het niet zijn ware naam was. De an dere werklieden zullen hem dien waarschijnlijk ge geven hebben." „Hoe lang was hij reeds op het eiland?" vroeg Nora. Mevrouw Feitham stond bij deze woorden kaarsrechthaar gefronste wenkbrauwen waren als een zwijgend protest. „Niet zoc lang, eenige weken geloof ik," antwoord de zuster Ruth. ,,Het moet wel een vrij korten tijd zijn geweest, want zijn handen waren nog niet zoo hard en ruw als die van de andere mannen." Nora zweeg eenigen tijd, terwijl zij nadenkend den blik op den grond gericht hield. „Heeft hij niets over zichzelf verteld.over zijn familie Zieken zijn gewoonlijk zeer mededeelzaam, nietwaar „Bijna altijd," antwoordde zuster Ruth. „Neen, hij heeft mij niets verteld over zichzelf, zijn levens geschiedenis of zijn bloedverwanten. Hij is trouwens zeer langen tijd bijna onafgebroken bewusteloos geweest en heeft veel geijld." Zij hield op en sloeg de oogen neer, terwijl een licht blosje haar wangen kleurde. „Hebt u hem dan misschien eens of meerdere ma len iemands naam hooren noemen, meerdere namen wellicht vroeg Nora. „Een oogenblik," zeide zij haastig, toen zuster Ruth de lippen vast opeenklemde en ontkennend het hoofd schudde. „Ik weet, dat ver pleegsters zeer terecht den stelregel huldigen, dat alles wat een patient zegt, bij of buiten bezinning, geheim moet blijven, en ik wil u daarom even zeggen, dat mevrouw Feitham zich zeer ongerust maakt over een neef van haar, die plotseling verdwenen is. Wij ik bedoel zij - heeft zeer be-, paalde en ernstige redenen om graag te weten waar hij zich bevindt. U begrijpt natuurlijk wel, dat de gelij kenis die u meent op te merken, haar belangstelling moetinboezemen. Denkt u nu, dat u mij moogt zeggen of uw patient een of meerdere namen heeft genoemd „Ja, mij dunkt van wèl," ant woordde zuster Ruth halfluid. „Het gebeurt anders natuurlijk nooit, ik bedoel, dat een zuster evengoed moet zwijgen over hetgeen zij van een patient hoort, als een dokter en een geestelijke, maar in dit geval meen ik wel een uitzondering te mogèn maken. Eén naam heeft hij telkens in zijn ijlkoortsen herhaaldden naam „Nora". Mevrouw Feitham uitte een kreet van verrassing; Nora deinsde achteruit en keek strak voor zich uit. Zij had méér gehoord dan zij had verwachtHaar lippen beefden, haar gelaat werd beurtelings rood en bleek, en gedurende eenige oogenblikken scheen zij niet tot spreken in staat te zijn. Weldra échter herstelde zij zich zij haalde diep adem en zich tot mevrouw Feitham wendend, zeide zij op volmaakt kalmen toon „Het is natuurlijk mijnheer Chalfonte." „O lieve was alles wat mevrouw Feitham kon uitbrengen. „Ik ben er volkomen zeker van," zeide Nora, even kalm als tevoren. „Hoe lang duurt het, eer u en mevrouw Feitham op dat eiland kunnen zijn, zuster?" „Denkt u werkelijk, dat u door mij.... riep zuster Ruth opgewonden uit. „Hoe gauw kunt u er zijn informeerde Nora kalm. „Vanavond nog de afstand is niet zoo groot. Een auto. Nora ging naar de bel. „Ik zal dadelijk een auto bestellen, zuster, u moet dadelijk gaan lunchen. Hierheen, als u wilt." Zij opende de deur van de eetkamer en sloot die achter de verpleegster. Daar na wendde zij zich weer tot mevrouw Feitham, die zich in een fauteuil had laten vallen. Zij was te zeer van streek om goed te kunnen denken. „U moet dadelijk gaan, lieve," meende zij. „Het is Jack.... mijnheer Chalfonte; ik ben er zeker van. Hij is ernstig gewond en heeft u noodig." „Maar..maar lieve," begon mevrouw Feitham. „Ik kan niet alleen gaan." „De zuster.stelde Nora voor, maar mevrouw Feitham schudde afwijzend het hoofd. „Neen, lieve, gij moet met mij meegaan. Ik heb u noodig, en zou zonder u niet kunnen gaan. De eene schokkende gebeurtenis is gevolgd op de andere. O Nora, weiger toch niet Een oogenblik stond het jonge meisje besluiteloos voor zich uit te staren, met gefronste wenkbrauwen en haar tanden in haar onderlip gedrukt. Toen haalde zij de schouders op, alsof zij te kennen wilde geven, dat zij er niets aan kon doen. „Vooruit dan maar Ga nu eerst iets eten, ik zal dadelijk klaar zijn." Een auto van veertig paardenkracht is voor de meeste menschen een vervoermiddel met voldoende snelheid, maar ofschoon de chauffeur bevel had gekregen, zoo snel mogelijk te rijden, scheen het Nora op sommige punten, waar de vaart noodzake lijk moest worden vertraagd, dat het voertuig kroop in plaats van reed. Zij dacht zoo intens na, dat zij aan spreken niet dacht, en mevrouw Feitham eerbiedigde haar zwij gen, want zij begon iets te vermoeden van hetgeen er in Nora's brein omging. En toch was Nora zélf zich er niet van bewust. Nog zoo kort geleden had zij haar verloving met een anderen man verbroken, en nu begaf zij zich naar hem, van wien zij had ver ondersteld dat hij zijn liefde aan Maud Delman had geschonken. Ja, men had zelfs beweerd, dat hij met dat meisje er vandoor was gegaan Maar als dat waar was, waarom bevond hij zich dan niet bij haar, waarom werkte hij dan als een gewoon arbeider op dat bijna onbekende eiland Hadden zij twist gehad Zou hij reeds genoeg van haar hebben Al die mogelijkheden overwoog Nora, en zij verwierp ze de een na de ander. Er was een geheim in het spel, maar één ding stond vastdat Jack Chalfonte, die zich altijd een trouw vriend tegenover haar had getoond, thans voor zijn dagelijksch brood werkte als een gewone ar- „Het zou mij tenminste niet verwonderen, als het op een moord uitdraaide," ging de man voort. „Zij dachten aanvankelijk, dat hij het wel zou winnen, maar nu gaat het niet zoo goed met hem. Jammer, want hij is een prachtkerel, groot en recht en sterk, en zoo goed gebouwd Ik heb hem over gezet, toen hij kwam, dus ik had de gelegenheid om hem eens goed op te nemen. Maar tegen een met volle kracht toegebrachten slag met een spade is zelfs zulk een man niet bestand „O laat hem toch zwijgen fluisterde mevrouw Feitham handenwringend. „Heeft men den dader reeds in handen vroeg Nora, wier gelaat doodsbleek was geworden. De man van de boot schudde ontkennend het hoofd. „Voor zoover ik weet niet. Hij was een verloopen sujet dronken natuurlijk. Dat is na tuurlijk geen verontschuldiging," voegde hij er haastig bij. „Dronken of niet, als men iemand neerslaat is men daarvoor verantwoordelijk." „Maar hij is toch nog niet dood!" viel Noraden man bijna heftig in de rede. „Neen, gelukkig niet," gaf de man opgewekt toe. „En zoolang er leven is, is er ook hoop, zegt men." Het gesprek was niet gepaald geschikt om de dames te bemoedigen, en mevrouw Feitham was een onmacht nabij. Nora moest stevig haar hand vasthouden en haar be moedigende woorden in het oor fluisteren. De landingsplaats was nu spoedig bereikt en juffrouw Ryan, die de boot reeds had zien naderen, kwam de dames begroeten. „Wij zijn gekomen ombegon Nora, maar nog bijtijds hield zij den naam in, die haar reeds op de lippen zweefde en vroeg: „Wilt u zoo goed zijn, mij te zeggen hoe het met hem gaat S „Slecht, mejuffrouw," antwoordde juffrouw Ryan hoofdschuddend. „Hij is nog zeer zwak en gaat eigenlijk achteruit. Maar er is geen reden tot ongerustheid," voegde zij er snel bij, ziende dat Nora de oogen sloot en haar vingers den arm van mevrouw Feitham omklemden. „U komt na tuurlijk Bill Jones mijnheer Jones bedoel ik bezoeken, nietwaar Hij is in die hut daar. Zal ik even gaan zeggen, dat u er zijt „Neen, neen," zeide Nora, wier verlangen om Jack te zien, nu een ware marteling was geworden. „Wij zullen zelf wel gaan. Deze dame is een bloedverwante van hem en ik ben een vriendin." „U zult hem daar wel vinden met mijn dochtertje," zeide juffrouw Ryan. „Hij en Molly zijn dikke vrienden, hij noemt haar „zijn klein meisje." De uitdrukking op Nora's gelaat veranderde, en juffrouw Ryan die dat met vrouwelijke scherpzinnigheid dadelijk begreep, voegde er op kalmen toon bij „Zij is pas negen jaar." De lichte wolk die op Nora's gezichtje was ge komen, verdween onmiddellijk weer bij die gerust stellende mededeeling, en zij ging met mevrouw Feitham naar de hut. Voor de deur bleef zij staan zou het tenslotte toch niet beter zijn geweest, dat juffrouw Rvan hem even had gewaarschuwd Zij luisterden, maar geen geluid van stemmen werd gehoord. Nora klopte op de deur en toen zij geen antwoord kreeg, duwde zij de deur zachtjes open. Er was niemand in de hut. Het jonge meisje haalde diep adem en liet haar oogen snel in het rond gaan onwillekeurig vergeleek zij dit meer dan eenvoudige verblijf met de weelderig ingerichte vertrekken, die Jack op Chertson Hall had bewoond Nu, hij zou daar spoedig weer zijn.! „Hij is er niet, lieve," zeide mevrouw Feitham met zichtbare teleurstelling. „Wat moeten we nu doen „Hij kan niet ver weg zijn," antwoordde Nora geruststellend. „Wees maar niet angstig, Mabel, het is duidelijk dat hij zich beter en sterker voelt, anders zou hij niet buiten de hut zijn. Willen we maar naar binnen gaan en daar op hem wachten of zullen we probeeren of we hem kunnen vin den „O, laten we maar liever hier wachten," zeide mevrouw Feitham, met moeite een lichte huivering onderdrukkend, toen zij, over haar schouder heen kijkend, eenige ruw-uitziende werklieden zag nade ren. Zij gingen naar binnen en mevrouw Felttfam liet zich op den stoel vallen, die naast het bed stond, terwijl Nora naar het venster ging en haar blik over het eentonige, boomenlooze landschap liet gaan. Zij kon juist de landingsplaats van de boot zien en merkte op, dat een andere boot het eiland naderde. Er zat slechts één passagier in.... een vrouw. (Wordt voortgezet.) Aan den slootkant. beider, dat er een laffe moordaanslag op hem was gepleegd, en hij nu gevaarlijk ziek lag. Nora was een trotsch meisje, maar op dit oogenblik moest toch haar trots wijken, en bovendien genoot zij er reeds bij voorbaat van, dat hij uit haar mond het nieuws omtrent zijn erfenis zou vernemen, en dat gaf haar het gevoel, dat zij tenminste een gedeelte af loste van de schuld van dankbaarheid tegenover hem. Op elk ander tijdstip zou het kleine aardige dorp, vanwaar zij per boot naar het eiland moesten oversteken, en dat zij tegen vier uur in den middag bereikten, Nora's onverdeelde belangstelling heb ben gehad. De prachtige auto met de in livrei gekleede bedienden bracht alle dorpsbewoners op de been, en terwijl mevrouw Feitham en Nora haastig een kop thee gebruikten in de landelijke herberg, verzamelden de nieuwsgierigen zich voor de deur en staarden met open mond naar de auto eu de jonge dame met het bleeke gelaat, die strak voor zich uitkeek en den indruk maakte dat zij iets bijzonders op het hart had. Velen volgden de dames eenige oogenblikken later, toen zij zich naar de boot begaven. Mevrouw Feitham keek zenuw achtig naar het breede water er was een vrij sterke wind opgestoken die tamelijk hooge golven opjoeg. „Er zal toch geen gevaar bij zijn, lieve?" vroeg zij fluisterend. „Die boot lijkt mij zoo klein en het water golft zoo." Nora hoorde die vraag nauwelijks, want haar oogen waren strak gericht op het eiland, waar de gewonde Jack Chalfonte verblijf hield. „U komt toch zeker weer terug vroeg de man die de dames zou overzetten. „Dan zal ik bij het eiland wachten. Ik hoop, dat u mij de opmerking niet kwalijk neemt, maar wij zijn niet gewend, zulke deftige menschen hier te zien." Het was duidelijk, dat de man graag wilde weten, wat de dames op het eiland kwamen doen. „En er is niet veel bijzonders te zien op het eiland Wenfleet. Misschien komt u in verband met die moordzaak," voegde hij erbij op een toon die zijn nieuwsgierig heid verried. Mevrouw Feitham huiverde. Onwillekeurig her haalde zij dat afschuwelijke woord, nauwelijks hoorbaar.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1927 | | pagina 5