GLOBE ar=iE =ir=nr= jnr> ■Hi Verfrisschend, uitnemend fijn van smaak, onverge lijkbaar om zijne zuiver heid, is Globe de uitge lezen drank voor ieder die aan sport doet. DE ZIEL DER CITROEN ONS LAND IN WOORD EN BEELD 717 terug naar den tijd toen hij hem voor het eerst uitsprak. Haar lippen bewogen, maar ze kon niets uitbrengen, haar oogen werden vochtig en spraken dubbel voor haar. Hij greep haar beide lieve handjes, die ze gewillig, naar hem toestak, en drukte ze zacht en innig. Het was alles als bij den stond, toen hij dit alles voor de eerste maal deed bij zijn vroegere kennismaking. Nog mijn liefste bracht hij uit na een poos. Als alle antwoord drukte ze zijn vingeren, terwijl dikke tranen haar mooie oogen ontsprongen. Hij moest haar ondersteunen Och, kindje kom, zei hij, laten we gaan zitten. Liefste jongen, snikte ze, ben jij nog dezelfde Heel en ganseh, mijn lieve, antwoordde hij fluis terend, terwijl hij haar naar een bank geleidde. Tamelijk veel was ze veranderd. Een knap meisje was ze gebleven, ietswat fijner, en roet een droef trekje om haar mond. Alleen haar mooie blauwe oogen waren ge lijk gebleven, en staarden hem aan, net als vroeger met evenveel diepte. Hij was immer dezelfde. Zijn ocgan stemden echter wat dieper, wat zijn ernstig gezicht aan uitdrukking deed winnen; zijn kleeding was wat keuri ger en verriedt den rijken man. Zij nam hem op met zooveel behagen als belangstelling. Nog was hij den knappen man wiens beeld ze altijd in zich gedragen had en gekoesterd in haar eenzaamheid. Hun beider oogen en handen spraken meer dan bun mond, en vertolkten hetgeen hun geschokt hart had willen mededeelen. De liefdevlam in beider hart onder de scheiding zoo lang geborgen, laaide met nieuwen gloed op, heller dan te voren. Het scheen hem dat gansch de wereld klein was geworden voor hem, klein al de menschen en de dingen, en hij alleen groot was, groot door de dingen in zijn hart. Vaster knelde hij haar hand in de zijne en hij trok haar naar zich toe. Onstuimig klopte zijn hart, terwijl zij hem vol verwachtende aandacht bestaarde. Niets kan men mij nog doen, sprak hij, kan men ons nog doen, verbeterde hij, niets, versta je, kindje In zijn oogen lag een vreemden glans. Ze voelde zich een beetje bang. Bedaar toch jongen, suste zij. Maar het leek als was hij op het tooneel en speelde hij zijn stuk van daags te voren. Kindje mijn, zegde hij, ik heb je lief, en dat over wint alles. En, voor ze het beletten kon, gaf hij baar een zoen op haar voorhoofd. Ze wilde zich loswringen uit zijn vaste hand, maar 't ging niet. Jongen toch, knikte zij, je weet dat ik je eveneens lief heb, je weet dat ik geleden heb om je, maar wees kalm toch, we zijn hier op straat, de menschen kunnen komen. Menschen zijn stof der aarde dat ik van mijn mantel schud, declameerde hij en hij keek zoo ruw. Toe, jongentje, fleemde zij, toe, mijn liefste jon gen, je bent bij uw meisje. Hij keek haar strak in de oogen. Toen dwaalde zijn blik van haar gelaat weg, over haar slanken schouder heen in de wijdte van de laan. Hij zuchtte diep, terwijl ze hem gedurig aan zoete woorden toesprak. Kom, laat ons wat wandelen, sprak ze en stond recht. Hij scheen langzaam uit een droom te ontwaken Hij trok haar dicht tegen aan, zoodat haar hartje klopte dicht bij hem, zoo dicht, dat hij het wel moest hooren... Elsje, zei hij zacht, min je mij Och, lieve jongen. Vergeef me, zegde hij, en zijn oogen werden voch tig. Ik ben zoo raar te moede, kindje toch, je gaat toch nooit meer weg Ach, blijf bij me. Zoo langen tijd van zwarte dagen, van pijn en eenzaamheid..., laten we die vergoeden. Lang nog praatten ze gemoedelijk samen. Ze ver haalde hem naief weg hoe ze er toe gekomen was mede te spelen, hoewel ze niet wist van wie het stuk was ge schreven, maar omdat de inhoud haar er toe aanspoorde, en hoe ze met een geheime nagedachte aangedrongen had om haar ouders de uitvoering te doen bijwonen. Dus, onderbrak hij haar, ze hebben het stuk ge zien Oh, zooveel te beter, te beterherhaalde hij. Gretig-blij luisterde hij naar haar woorden die hem een groote deugd om zijn gewond hart brachten. Zij bekreunde zich niet om hetgeen haar ouders haar gingen verwijten over conventies en gedrag en zoo meer. Ze was aan hem. Lijden ging ze, maar ook strijden, nu nog meer voor hem, en met waren meisjesmoed, dat ging men zien. Men was wel niet meer in het tooneelstuk, maar ze was toch sterk door haar en zijn liefde, die heur hart met haar gloed verwarmde. De toekomst blikte ze aan met een vastberaden wil haar weg op te gaan met haar jongen, spijts storm en tegenkanting. Het bleef niet lang uit. Doch alles stuitte .af op de borstweer van haar vernieuwde kracht, en weldra on dervonden de ouders dat er niets aan te doen was. Men mocht haar voor de voeten werpen wat men wil, niets gaf ze er om, ze stoorde zich aan geen praatjes. De triomf van Ram Begg's stuk was een kleine ver maardheid voor hem. Haar ouders, die nu eerst verna men wie de schrijver van dit tooneelstuk was. en die de uitvoering hadden bijgewoond, voelden nu de ware beteekenis er van, en de mogelijke toepassing op bun eigen houding tegenover him kind. Niettegenstaande hun MEN MAAKT ZE NA. doch men zal nooit de Chlcorei Trappisten Vlncart evenaren. 334 fierheid en tegenzin, moesten ze toch bekennen, aan zich zelf dat de jonge schrijver menigmaal handig den nagel op den kop had geslagen en hun toestand zou nu erg belachelijk kunnen worden, moest Elza dit eens willen uitbuiten tegen hen. Dit alles ergerde hen, natuurlijk, en bezorgde hen met een hoop onprettige gedachten, een niet-wenschelijk vooruitzicht. Toen de meid den bezoeker aandiende, bekeken mijn beer en madame elkander met een verwonderden, onder- vragenden blik Wat nu Hem afwijzen Moeilijk; maar wat... stoutmoedigheid De dame stelde zich recht en wierp hooghartig haar hoofd in de nek, en ging traagzaam heen; dit beteekende dat de hooge klok ging luiden. Ze bekeek haar man nog eens met een veel- beteekenenden blik, als wou ze zeggen Ik zal hem wel alleen baas kunnen, blijf je maar hier, je ziet er veel te verbauwereerd uit waarop mijnheer, die met den op zijn neus afgezakten bril, al over de glazen hleen, even uit zijn dagblad naar haar toe keek, scheen te ant woorden Doe maar mijn duifje, ga je gang, ik ver trouw ten volle je spraakvaardigheid Ja, zij ging hem ontvangen, want hem afwijzen, dorst 2ie maar half, wel wetend dat zij hem moeilijk om den tuin kon leiden en hij haar uitvluchtsels wel kon vernietigen. Van uit de hoogte bezag ze hem. Hij boog. Het trof haar dat Rom Begg er zoo elegant gekleed uitzag. Wie den jongen man zoo zag staan met gepaste voornaamheid zag dade lijk dat hij hier te doen had met een knap en rijk jong- mensch, en die niet makkelijk aan te pakken was. Zijn kalme en vastberaden blik wees op zijn beslist karakter, ten spijte van wie er zou tegen stooten. Het onderhoud was kort. Haar koelheid belette hem nochtans niet zakelijk te spreken. Mijnheer werd bijgeroepen en in beider bijzijn ging hij geen wegen om, maar vroeg zon der aarzelen naar de hand hunner dochter. Verbazing Stilte... Wat te antwoorden? Heer en vrouw lagen met een verwondering, die hen belette iets uit te brengen, maar, gjeen nood, hij gaf hen tijd tot bedenking. Weldra ging hij terugkeeren. Wat was er voorgevallen tusschen pa en ma Nie mand wist het. Alleen dit had Elsje gezien, dat er een stormige woordenwisseling was geweest, waarbij ma een paar malen buiten gevlucht was, hoog-rood, om wat lucht te scheppen misschien, en om dan wat kalmer en beslister weer den aanval te wagen. Slotsom Eerst stilte, natuurlijk, na storm gaat de wind liggen, en na regen schijnt de zon. Dan, drie dagen nadien kwam pa verlegen aan zijn dochter zeggen ja..., dat... hm, dat hij hij noemde niet wie, maar ze wist het toch heel goed dat hij wel zou mogen komen, en hij voegde er nog eenige kleine banale aanbevelingen bij. Gevolg Eenigen tijd nadien scheen de zon van bui ten naar binnen, en, het was verloving... en... na al het doorgestane leed... de bruiloft! October 1926. EDI. VOORZORG - Waarom zet gij kunstbloemen op tafel? - Uit voorzichtigheid. De gasten zijn vegetariërs. In goede instellingen wordt enkel Globe geschonken, maar mijdt U voor na maaksels in tweede rang huixen.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1927 | | pagina 13