p
GLOBE
I
Weemoed
Verfrisschend, uitnemend
fijn van smaak, onverge
lijkbaar om zijne zuiver
heid, is Globe de uitge
lezen drank voor ieder
die aan sport doet.
DE ZIEL DER CITROEN
i
IS=i
782
ONS LAND IN WOORD EN BEELD
gewerkt hadden. Voerman, de bakker, zac met zijn
gezin aan de rijk-voorziene raiddagtafel, waaraan ook
zijn knechts en de leerjongen, alsmede het dienstmeisje
hadden plaats genomen. De baas was in een vroolijke
stemming en verklaarde, dat hij het er vandaag eens
van nemen wilde. Ze moesten allemaal de leerjongen
inbegrepen, dien middag in een dicht bij de stad gele
gen theetuin zijn gasten zijn
De arme Anna echter zou wel thuis moeten blijven,
want er moest op den winkel gepast worden. Er zou
den natuurlijk nog menschen komen, om koekjes en
krentenbroodjes, die bij de uitstapjes der burgers mee
naar buiten gingen.
Anna toonde er niet de minste spijt over, dat zij van
het feest werd uitgesloten. Zij verklaarde, dat ze altijd
liefst thuis bleef zij gaf niets om wandelen en uit
gaan.
Anna was een eigenaardig meisje. Bij 't begin van
die maand was zij in 't huishouden van bakker Voer
man gekomen. Zij was slank, flink van gestalte, met
roode wangen, heldere oogen en weelderig blond haar
Zij kweet zich met nauwgezetheid van haar plichten
als dienstbode. Alhoewel zij feitelijk nooit den minsten
lust toonde van een vrijen Zondagnamiddag gebruik te
maken, of te gaan dansen, was zij toch volstrekt geen
kwezel, maar tegenover iedereen, van den baas tot den
leerjongen toe, minzaam en toeschietelijk.
Daarom hielden allen veel van haar, en meer dan
één der bakkersknechts zou blij geweest zijn, als zij
hem iets meer dan de gewone vriendelijkheid bewezen
had. Zij was uit een onbeduidend dorpje in de groote
stad gekomen.
Werd zij door een verliefden knecht geplaagd, dan
placht zij lachend te zeggen
Wie mij trouwen wil, die moet veel geld hebben,
want ik heb geen lust, mijn heele leven honger te
lijden. Dan blijf ik nog liever dienstmeid.
Een der knechts, de LangeEduard dong met
bijzonderen ijver naar Anna's gunst. Hij kreeg het
zelfde antwoord.
Misschien zou ik u wel meevallen, als het op
geld aankwam, zei hij.
Van dien dag af behandelde de knappe Anna den
langen Eduard blijkbaar met voorliefde boven haar
overige aanbidders.
Op dien bewusten Zondag-middag dan begaf Voer
man, de bakker, zich met zijn gezelschap naar den
theetuin buiten de stad. Anna was bij den uittocht in
de keuken aan 't vatenwasschen. Toen kwamen er
klanten, de een na den ander, totdat na vier uur het
geloop ophield, aangezien, om zoo te zeggen, nu de
geheele stad naar buiten was.
Nu sloot het meisje de winkeldeur. Haar gedoe werd
plotseling geheimzinnig. Ze ging naar de trap, trok
haar pantoffels uit en sloop met onhoorbare schreden
naar boven, tot op den zolder, waar de slaapkamers
des knechts zich bevonden. Voor één er van bleef zij
een poosje luisterend staan, toen kwam er een uitdruk
king van tevredenheid over haar knap gelaat. Zij ging
de trappen weer af, trok haar pantoffels aan en ging
toen kalm naar de tweede verdieping. Hier huisde de
baas met vrouw en kind.
Zij betrad de groote woonkamer, zonder de deur
achter zich te sluiten, haalde een rinkelenden bos sleu
tels uit haar zak en trachtte de secretaire, waarin Voer
man zijn geld bewaarde, te openen.
Dit wilde haar volstrekt niet gelukken, ofschoon zij
't eene sleuteltje na het andere probeerde .Knorrig
mompelend, was zij zoo zeer in haar verdacht gedoe
verdiept, dat zij niet bemerkte, hoe een tweede persoon
achter haar rug de kamer betrad. Plotseling voelde zij
een hand op haar schouder.
Ei, ei, juffrouw Anna, wat doet ge daar
Met een kreet van den vreeselijksten angst liet Anna
den bos sleutels vallen en stond bevend voor den lan
gen Eduard.
Ach, Eduard, om 's hemels wil, verraad mij niet
Ge wilde zeker probeeren, ook zonder het lastige
toegift van een man geld en goed te veroveren
Zonder te antwoorden, sloeg de betrapte dievegge de
oogen naar den grond, blozend, met gebogen .hoofd.
Zij zag er in deze houding allerbekoorlijkst uit. Eduard
vatte haar smeekend gevouwen handen en zei, terwijl
hij troostend haar wangen streelde
Verraden zal ik u niet..., ik houd te veel van u;
dat zult ge trouwens wel weten, 't Zou u trouwens
nooit gelukt zijn; er zit op die secretaire een nieuw
kunstslot, en den sleutel ervan geeft de baas niet uit
zijn handen. Maar we moeten hier vandaan. Er kon
wel eens iemand komen, die het niet zoo goed met u
meent, als ik. Ik ben opzettelijk thuis gebleven, om een
woordje in vertrouwen met u te spreken. Ik heb tegen
den baas gezegd, dat ik hoofdpijn had.
Willoos liet Anna zich de trap af leiden naar de
keuken. Nog altoos heel verbouwereed, ging het meisje
zitten, terwijl de knecht bleef staan, met zijn rechter
hand haar kin" in de hoogte hief en haar diep in de
oogen keek
Ik heb u lief, Anna, wilt ge mijn vrouw worden
Dit aanzoek kwam, na het voorgevallene, niet on
verwacht. Nochtans sloeg het slimme meisje de oogen
neer en zeide
WAT IS HIJ LEKKER, WAT IS HIJ LEKKER,
de filter klaargemaakt met korrels Trappisten Vln-
cart. 334
Aan* V...
De avond komt zoo droef, zoo droef gegaan,
IEn met den avond waast ons weemoed tegen
Ik hoor in 't ruischen van het regenlied,
De oude boo men we en en langs de wegen.
Van mist en nevel en van avondzwart.
De weemoed schrijdt uit al de grijze dingen,
IEn uit de stilte treedt de eenzaamheid
Ons tegen in wat late herinneringen,
Want van herdenken wordt de avond zwaar
De oude beelden doen van heimwee schreien.
Droef drijft de avond 'langs de wegen voort
En schuift en weent in donkere boomenrijen.
Dees' avond is zoo zwart, zoo weemoedzwaar
Van laat herdenken en van laat betreuren.
Ik ga, en cfoor net ruischend regenlied,
Hoor ik een wijsje van verlangen neuren.
Rich. JAENEN.
Dat kunt ge niet meenen, Eduard
Maar meisje, denkt ge misschien, dat ik uw plan
van zooeven kalm zou hebben opgenomen, als ik niet
zoo verschrikkelijk veel van u hield
Nu ja, Eduard, ik mag u ook wel, en ik moet u
nu wel dankbaar zijn... Maar wat zal er van komen?
Wij zijn immers allebei straatarm.
Zoo, denkt ge dat vroeg Eduard met een vroo-
lijken lach.
Er zouden immers jaren moeten verloopen, eer
wij konden trouwen.
Maak u daar over niet bezorgd. Ik ben niet arm
Wat zegt ge
Ik ben zelfs in 't bezit van een heel aardig
sommetje.
Van wien hebt ge dat
Dat is mijn zaak't Is voldoende, dat ik het heb.
Dus we zijn nu verloofd
Ge zijt dus werkelijk rijk, Anna was opgestaan,
en legde hare hand op zijn schouder. Toe Iaat mij
uwe schatten eens zien
Hier in huis heb ik ze natuurlijk niet. Ik wil het
voor niemand weten. Trouwens wij moeten buitens
lands, liefst naar Amerika gaan, wanneer wij van onzen
rijkdom te zamen genieten willen. Ik zal binnenkort
mijn betrekking opzeggen en vooruit reizen. Gij gaat
dan later ook weg en volgt mij. Reisgeld voor u zal
ik hier laten.
Dat zal me een leventje wordenriep het meisje
en klapte in de handen. Maar ik zou toch graag eerst
dat geld van u willen zien. Wie weet, of ge me niet
maar wat wijs maakt
(Slot volgt.)
In goede instellingen wordt enkel Globe
geschonken, maar mijdt U voor na
maaksels in tweede rang huizen.
\i :C—ifrÈ/~