Haar Ideaal
m
l>I
Het zou er wel een geweest zijn
812
ONS LAND IN WOORD EN BEELD
Langzaam viel de schemering in. Bleek-gulden ster
retjes begonnen vriendelijk te lonken uit de zacht-flu-
weelen donkerte van den hemeltrans. Alles was zoo
schoon en vredig in den zomeravond.
Droomend zat Karei Bcgers, de dertigjarige geleerd,,
in het prieeltje van zijn tuin en volgde met de oogen
zijn achttienjarig pleegkind Lena Mees. die de bloemen
besproeide wijl ze daarbij zachte liedjes neuriede.
Hoe is 't mogelijk, mompelde hij, zoo n flink
meisje en alle huwelijksaanzoeken van de hand wijzen.
Hij schudde zijn zwarte hoofd; hoe onbezonnen leek
hem toch die jeugd, daarstraks nog held ze Jan Camens,
de eenige op wie hij gehoopt had,
afgewezen en nu zong ze weer
zorgeloos alsof ze niets meer af
wist van "t gebeurde, de groote
wanhoop van den schilder Jan Ca
mens.
Het moet een andere zijn die
ze lief heeft, meende hij, misschien
een man die 'k niet ken, die 'k
nooit gezien heb. Ik moet weten,
zeker zijn, want morgen vertrekt
ze weer naar haar tante.
Hij staarde naar de opkomende
maan. die met haar raal-gele aan
gezicht de wereld scheen uit te la
chen.
He, lieve voogd, waarover
ben je nu weer aan 't droomen
Heb je lust naar de maan te rei
zen Een helderen lach steeg op
en echode in de stilte.
Karei schrok, even plooide zijn
mond tot een glimlach, en keek
haar aan als wilde hij haar ver
manen.
Lena wist wel dat haar voogd
steeds te druipen zat op die voor-
deelige huwelijken die ze steeds
koud en roerloos weigerde, daar
om trachtte zij hem af te leiden.
Omijn goede voogd kijk
eens mijn roosjes bloeien, hoe lief
ze hun kelkjes sluiten en zacht neuriend zong ze
Slaap mijn roosjes, slaap zacht,
Lena houdt bij u de wacht.
Lena, wat ben je nog een kind, glimlachte hij, kom
je niet wat bij me zitten, 't is zoo heerlijk hierZij
plaatste de bloemen in een vaasje voor hem en zette
zich over haar voogd neer.
De stilte hirlierde haar.
Zie toch eens wat bloemen rozen overal, zei ze zacht.
't Is immers 't jaargetjde der rozen, Lena
Lena zweeg en werd verlegen.
Ergens in de verte orgelde een nachtegaal zijn mees
terlied.
Lena, viel hij ineens in. Zeg me eens lieve kind,
waarom heb je Jan Camens afgewezen. Je toonde toch
steeds grocte genegenheid voor hem, en je zegde me eens
dat hij je sympathiek was. He-lder en zuiver klonken
haar lachjes.
Wel, lieve voogd, je wordt waarlijk een oude man,
altijd dat zelfde prozaïsche huwelijk.
Ja, maar Lena denk eens na dat ik binnen kort
naar Afrika meet vertrekken en al die tijd kan ik je
toch niet in handen laten van die knorrige tante, zooals
je zelf zegt.
Neem me dan mee naar Afrika, mompelde ze.
Dat kan niet kindje
Haar gelaat kreeg een ernstige uitdrukking, de don-
ker-blauwe oogen glansden dieper, al het kinderlijke
scheen op eens te verdwenen.
Zeg me eens Lena, hij plaatste zich dichter nabij,
in je voogd moog je toch vertrouwen hebben, zeg me
eens waarom heb je hem afgewezen
Ze zweeg en staarde naar de sluimerende rozen. Een
windje, vol frissche geuren van bloemen en groen,
kwam aangeslierd.
Lenafluisterde de voogd op bijna smekenden
toon.
Ach, zuchtte ze. Ik had het willen bewaren diep
in mijn binnenste, nu nochtans je me dringt zal ik...
Je mint een andere, viel hij bruusk in.
Ze hief het gouden hoofd op .en staarde diep in zijn
bruin-goedige oogen.
-- Ik hou cr niet van te spreken ever ^zekere dingen,
ik beken, Jan Camens is een flinke, verstandige jongen,
heel sympathiek dan?...
Waarom, waagde hij in te brengen.
Waarom 7 omdat het alleen den kunstenaar is die
ik in hem min, niet de persoon, en als ik zijn persoon
moest liefhebben, zou ik om den kunstenaar niets geven.
Maar Lena, dat had je wel gekund later, eerst den
kunstenaar, later den mensch.
Later, later, riep ze op sarcastischen toon uit.
Neen, mijn floede voogid, neen, ik hou niet van Jan
Camens omdat, hij...
Omdat..., hijgde hij.
Mijn ideaal niet is
Lena, kind hoe kun je ook zou romantisch zijn
Dat weet ik wel, maar ik kan niet gelukkig zijn
zonder zelf lief te hebben
De naderenden nacht omhulde haar met een mysterie
nevel.
Eens heb je me gevraagd of ik wel eens aan mijn
echtgenoot dacht. Ik denk er soms aan, ik denk er altijd
aan, ik heb er aan gedacht van toen 'k nog heel jong
was. Toen dacht ik reeds Mijn man moet ik met hart
en ziel liefhebben, hij meet mijn alles, mijn ideaal zijn,
aan wie ik mijn heele leven schenken zal, mijn heele
leven omdat ik hem alleen maar hebben zal. Andere
meisjes hebben hun ouders, hun broers en izusters, ik...,
ik heb niemand cm te beminnen dan hem, hij die mijn
man zal worden. O! hij. mijn ideaal
Lena hield op, haar stem beefde in de nauwelijks ge-
Hoeradaar komt papa
fluisterde woorden, de heilige snaar van haar diepe ziel
had getrild en ze sidderde, ze vreesde...
Ik durf niet verder, sprak ze tot zich zelf.
Waarom, drong de voogd aan, waarom, heb je
Twee broeders, waarvan d'eene
een grooten bluffer was
zoo kwam dan menigmalen
een leugen hem van pas),
die waren eens te zamen
met vrienden aan den praat.
Ze spraken over alles
en nog wat, zooals 't gaat.
Zoo was 't gesprek gekomen
op cetzaals en dies meer,
en ieder wist het zijne
en ieder zegde 't weer.
Ik heb, zoo sprak die broeder,
met ijd'le grootspraak toen,
om de andere cetzaal-vitters
den baard weer af te doen;
ik heb. niet lang geleden
in Frankrijk nog geweest;
daar werd 'k eens uitgenoodigd
op een familiefeest.
En daar zag ik een eetzaal
van veertig meter lang
en Broer dacht bij zichzelven
Hij is weer aan den gang,
en om hem in te toornen
trekt hij eens met diens kleed.
Beschaamd liegt de andre verder
En drie.... drie meter breed.
Och kom, zegt een der vrienden,
drie breed en veertig lang
Maar zeg dat was geen eetzaal,
dat was verdraaid een gang.
O maar, hernam de bluffer,
hersteld van 't voorval toen;
Had hij, (dit was zijn broeder)
mij even laten doen,
het had, ge kunt 't gelooven,
geen gang gebleven dan,
ik maakte er wis en zeker
een prachtige eetzaal van.
Duffel. Edmond Fierens.
dan geen vertrouwen in mij, voel je dan niet dat ik je...
fat ik een vriend voer je ben
Zij haalde diep adem, als wilde ze met de rozen
geuren haar haart verkwikken.
O mijn goede pleegvader, je zul me gek vinden,
maar ik zeg je hier dingen die *k voor me zelf had wil
len houden, bewaar ze ook voor u en weet, dat geen
anideren man. hoe hoogstaand, hoe voortreffelijk hij ook
is, mij zal kunnen bewegen, neen, geen enkele dan alleen
hij waarvoor ik alles, alles offeren zou, die ik zelfs tot
in Afrika zou kunnen volgen, lachte ze schalksch.
Karei greep haar hand.
Zeg me zijn naam, Lena, dat ik tenminste weet
wie hij is, want ik voel dat hij bestaat, dat hij je kent.
Ze wist niet wat doen, keek doelloos naar de gulden
flikkerende sterren.
Hendrik Maarten, zei ze snel.
Hendrik Maarten, dien naam
had hij nooit gehoord, wie was
hij, hoe zag hij er uit. Hij moest
wel een verheven mensch zijn om
het ideaal van zijn moeilijk pleeg
kind te zijn.
Een poos voelde hij jaloersch-
heid voor dien idealen man.
't Wc~dt koud, drong Lena
aan, ik ga., naar binnen.
Ze stond op om hem goeden
nacht te wenschen en toen ze hem
haar voorhoofd aanbood om den
dagelijkschen nachtzeen, fluisterde
hij
Ik kan je niets anders op
't hart drukken dan dat ik vóór
alles jou geluk, jeu levensgeluk
wil, Lena
Lang had Karei over den on
bekenden Hendrik Maarten nage
dacht, hij zou er met de tante
over spreken, misschien kende de
ze den jongen man. Toen 's ander
daags, de tante kwam om haar
nichtje af te halen, verzocht Karei
haar in zijn studeervertrek te ko
men en vroeg haar of ze Hendrik
Maarten kende. Neen, zij ook had
rr nimmer van gehoord. Hoe was
het dan mogelijk dat Lena, die nooit dan in gezelschap
harer tante uitging, dien Hendrik kende.
Karei deed Lena dadelijk roepen.
Lena, zoo begon haar tante, na haar een droog
goeden morgen gegroet te hebben. Zeg mij wel eens
wie die Hendrik Maarten is, jij heb ook altijd van die
grillen die heelemaal niet passen, zooveel voordeelige
huwelijken afwijzen voor misschien een nietdeug, een
arme stumperd.
Lena was gekrenkt, boos keek ze cp.
- Ik dacht dat men altoos zei dat vrouwen geen
geheimen kunnen bewaren, mijn voogd. Ha, ha, de man-
men, vertrouw hen maar, moest ik daarom mijn heele
hart uitstorten, onder een gedempten snik liep ze de ka
mer uit, bij de deur keerde ze zich nog eens om en riep
driftig Al wat ik gisteren vertelde zijn leugens, loutere
verbeelding. Hendrik Maarten bestaat niet. Ik vond het
alleen een genoegen over zulke dingen te spreken in die
romantische omgeving weg was <ze, en liet tante en
voogd in verwonderde woede achter.
't Kind is zenuwachtig, meende Karei.
Och. besloot tante, ik heb immers altijd gezegd dat
ze niet wel wijs is, ze loopt hoog op met Hamlet van
Shakespeare en ze tracht aan iedereen walvisschen en
schapen in den hemel aan te wijzen 1 en met een korten
groet verliet ze Karel's woning.
Morgen vertrek ik met mijn schip naar Afrika,
zei Karei Bogers 's avonds.
Dat deed Lena schrikken en aarzelend vroeg zc
Mag ik mee
Neen, klonk het kort maar beslist.
Zij antwoordde niet, maar staarde doelloos door het
venster naar verre, onbekende werelden, twee groote
tranen biggelden langs haar wangen. Hij. de voogd, ge
baarde 't niet te merken.
Ik heb Rose bevel gegeven, ging hij een weinig
later voert, de bovenkamer in orde voor de gouvernante
te maken, dan hoef je niet naar tante te gaan en kun je
gedurende mijn afwezigheid hier blijven,
Ze keek hem aan met groote traanoogen, doch sprak
geen woord.
Ik zal je wel leeren altoos je eigen zin doordrij
ven Ik ga nu naar mijn schip om te zien of alles klaar
is en... als ik je soms niet meer >zie... vaarwel!
Ach, mijn voogd, snikte zij, ik wist niet dat je
zco hard tegenover mij kon zijn: hij duwde haar terzij
en verliet het vertrek.
Lang bleef Lena alleen zitten weenen. Ze dacht aan
de eenzaamheid, de stilte, de duisternis die volgen zou.
Ach, begreep hij dan niets in haar. niets of wilde hij
niets begrijpen. Neen, het moest, het zouZe lachte
dcor haar tranen heen, wat een puik idéé ook. Ja, alles
zou ze doen voor 't ideaal, hem volgen zelfs tot in
Afrika had ze hem eens gezegd. Blij verrast sprong
ze recht, op een draf holde ze de trappen op naar de
kleerkast van haar jongen voogd. Gelukkig, ze was
epen.
Zenuwachtig doorzocht ze de kleeren en haalde