)e Wraak der zeven-en-dertig 828 ONS LAND IN WOORD EN BEELD 't Was een snikheete dag geweest, met die verrader lijk snelle klimaats-wisselingen, zooals slechts New York ze kent. Lang voor het gewone uur hadden wij onze modellen het half-holy-day afgekondigd en waren na een verfrisschend bad naar het plat van onzen sky scraper het White House gevlucht, waar we lang uit op de borstwering gelegen, genoten van het veran derlijke perspectief dat een wereldstad steeds biedt. De zon vond, evenals wij, dat het welletjes geweest was en bereidde zich ter ruste voor. Met woekerrente nam zij het rijke coloriet, dat zij dien dag had uitgegoten over de stad, terug. De tinte lende kleuren vloeiden van de daken en gevels weg en stroomden geleidelijk naar de centrale bron van oor- spreng, waar zij ons ten afscheid een schouwspel schil derde zoo brilliant, als wij het nog nooit hadden aan schouwd. ver zijn degen beschreef een pardon door de lucht. Het was uiterst gracieus, een gebaar van onnavolgbare ele gance, waarmede hij zijn tegenstander beduidde, dat zijn uitval heusch op een vergissing berustte. Hij wees hem steeds terecht met den fijnen takt van den man van de wereld. Het was iets uiterst delicaats, de wijze, waar op hij al vechtende een tegenstander uitdaagde, hem uit den hoek wist te lokken..., er was iets subliems in de manier, waarop hij zich bloot gaf, iets wonderlijks ele gants in de wijze, waarop hij scheen te zeggen Stoot maar toe Het was inderdaad een genot hem te zien vechten. Hij moge een ongeëvenaard charmeur zijn, poseur was hij nooit. De gratie, waarmede hij zich bewoog, was een uit vloeisel van zelfbewustheid en kracht. Er was niets in zijn houding, wat zweemde naar pedanterie, hij vocht nooit -voor de galerij. De tegenstander mocht hem be- Wie beweert, dat slechts Italië aanspraak maken kan op een zonsondergang, of de Indische oceanen of de lan den van het Oosten, die heeft nog nooit de zon zien sterven in een wereldstad. De city, de nuchtere zakenstad, misschien wel de nuchterste ter wereld, maakte zich op voor den nacht. Wooiworth-building, dat daar nog steeds staat als de koning der sky-scrapers, hulde zich in een mantel van purper en rose. Langzaam vervloeide het in een warm oranje en groen om dan plotseling weg te trekken, een wazig grauw achterlatend... De zon zoog de tinten tot zich, als een spaarzame huismoeder, en borg ze een voor een op, economisch denkend aan den dag van morgen. Somber werd het grijs der gevels en vervloeide lang zaam tot een diep indigo, doch voor zij afscheid nam zette de zon nog eenmaal de geweldige sky-line-silhouet der city tegen een achtergrond van zulke kaleidosco- pische pracht, da£ Pabilio, die naast me stond, een kreet van verrukking slaakte. Brilliant is de zon van Italië, Pabilio, zeide ik, Lieftallig en zacht is de zon van Japan en het verre Oosten, maar machtig en grootsch is zij slechts in New York. Is it not wonderful en Pabilio antwoordde Si, Si Signor, en zweeg. Onbewust observeerde ik Pabilio, die met het gelaat op de handen naar iets in de verte staarde. De fonke lende gitzwarte oogen in den expressieven kop tuurden uitdagend naar iets, wat ik niet zag. Er was altijd iets uitdagends in Pabilio's blik, hij heeft inderdaad nog nooit iets anders gedaan dan uitdagen. Zijn geheele le ven was één uitdaging. Pabilio was officier geweest bij de cavalerie van het Italiaansche leger. Als cavalerie- officier had hij zich het leger uitgeduelleerd. Zijn eenigc harstocht was het vechten, en hij was een vechtersbaas bij professie. Hij vocht niet om de sport, of om de eer of om welke andere reden ook. Hij vocht... om te vechten. Hij was meester op alle wapens, en meester in den waren zin van het woord. Want nog nooit was Pabilio door iemand verslagen. Hij is de gentleman-vechtersbaas. want Pabilio blijft steeds correct. Hij was de eenige zoon van een oud ade- lijk Italiaansch geslacht en verloochende zijne afkomst nooit. Of hij bokste, dan wel den degen, het floret of den sabel hanteerde, zijn nobless oblige sprak uit eiken stoot. Hij pareerde om het genot van den uitval, of be kampen met handen en voeten, met zijn geheele lichaam, Pabilio vocht met zijn oogen. Er was iets wonderlijks in die oogen vanaf het saluut tot het touché Ze sloegen den tegenstander de sabel of den degen uit de vuist..., ze maakten hem hulpeloos als een kind, ze ont wapenden hem geheel..., hij las er zijn doodvonnis in... Zooals ik reeds zeide, Pabilio had zich het leger uitge duelleerd. Nadat hij zijn uitdagings-woede zoover had doorgevoerd tot hij op één dag in drie duels twee tegen standers doodde en de derde zwaar verwondde, was hij genoodzaakt de wijde zee over te steken en vestigde hij zich in New York als professor in de noble art of self- defence. Of het zijn persoonlijken moed, dan wel zijne aangeboren hoffelijkheid was, er bleef geen deur voor hem gesloten. Hij telde zijn leerlingen weldra onder de upper-ten van de upper-hundred. Pabilio werd in de salons een bezienswaardigheid, die alle andere beroemd heden in de schaduw stelde. Het stroomde weldra uit- noodigingen van de eerste theaters om in het openbaar op te treden. Vooraanstaande figuren in de film-wereld boden hem fabelachtige honoraria, maar Pabilio wei gerde hoffelijk, doch beslist. Zijn kunst was een elite-kunst, zij was niet met goud te betalen. Hij gaf zijn kunst in besloten kring en voor Si, Si Signor, antwoordde Pabilio, en zweeg. Pabilio heeft zijn zwijgzame avonden en op dergelijke tijdstippen is het aanknoopen van welk gesprek ook bij hem een ten doode opgeschreven onderneming. Dies zweeg ook ik. Ik keek naar beneden en zag hoe New York zijn nacht zon opstak, deze nachtzon, die hoe oneindig romantisch cok, niet haalt bij de poëzie van haar, die ter ruste ging. Plomb en zwaar stond daar de doode massa der silhouet ten tegen het scheidende licht.Maar het was niet van lan gen duur.New York wenschte de aangekondigde rust nog niet. Het nam zelf het palet ter hand en gaf de massa's schaduw en relief.De stad leefde op in zijn nieuw coloriet, zijn mondain avond-kleed. Het lichtende penseel gleed eerst over Broadway en Fifth-Avenue, dan streek het langs de gevels der city waarlangs lichtende tinten snel naar boven gleden. Ze kronkelden zich langs de ge bouwen tot hoog in de lucht. Het is het eenige, wat in deze nuchtere stad niet systematisch geschiedt, 't Scheen of de jachtende haast soms heelie verdiepingen vergat. Tien tot vijftien verdiepingen verdwenen soms in het zwart van den nacht, waarboven dan plotseling hel ver licht, als zweefde zij in de ruimte, de kroonlijst opdook. Daarboven schilderde het geheimzinnige penseel zijn machtige, gloedvolle reclames. Het brilliante penseel van het licht streek plotseling in de theaterbuurt, 42 street, in breede banen zijn ge heele palet uit. Het werd een sprookje van wondere ma gie voor wie het voor het eerst aanschouwde en zelfs ons, die hier avond aan avond zaten, bracht het steeds opnieuw in extase. Ik wendde me tot Pabilio en zeide OP HET WATER uitgezcchte gezelschappen. Hij vocht om het genot van het vechten, l'art peur l'art. Tct na een driejarig verblijf in Amerika de oude harts tocht wederom boven kwam. Pabilio moest iemand uit dagen. Hij zocht, hij speurde, hij lokte uit, doch nie mand gaf hem voet in het nuchtere land van den dol lar. Het maakte hem nerveus, het irriteerde hem in hooge mate, het bracht hem buiten zichzelve en... voor het eerst in zijn leven vergat hij zich. Op zekeren dag was hij de gast van een zijner vrienden, in Toronto, een man, wiens naam stond boven aan de lijst der machtigste handelsmagnaten der Vereenigde Staten, en hij belee- digde zijn gastheer, die verre van een gunstige reputatie bezat, door op infame wijze een openlijke toespeling te maken op de wijze, waarop deze zijn fortuin verdiend had. Pijnlijke stilte en verontwaardiging onder alle gas ten, doch voor Pabilio, die in spanning op de uitdaging wachtte, begreep, wat er feitelijk gebeurde, was hij op zakeüjk-correcte wijze aan de deur gezet en vanaf dien dag stond hij maatschappelijk onder het hoofd necro logie genoteerd. Waar hij ook kwam, waar hij zich cck meldde, overal stootte de groote Pabilio het hoofd, tot cp zekeren nacht een artist, die laat van een bal huiswaarts keerde, hem uitgeput en verkleumd aantrof op een bank in Central Park. Hij nam hem mede naar het White house het groot artisten-verblijf op Madison Avenue en. in dit Mekka der onafhankelijke New Yorker kunstenaars werd Pabilio mét open armen ontvangen. Want hij was een der hunnen, een meester, een artist in zijn vak en hier, temidden der zijnen ontwaakte in Pabilio wederom de nobele gentleman, die hij altijd geweest was. Vanaf dien dag kwamen eiken avond de 37 artisten, die het White house bewoonden op het plat van hun sky-scraper bijeen, waar Pabilio hen inwijdde in de ge heimen zijner kunst. Het élan, waarmede hij zich aan zijn taak wijdde, de fanatieke wijze, waarop hij zich gaf, wierp weldra rijkelijk vruchten af. De 37 meesters op het penseel van White house werden meesters op alle wapenen, waarop Pabilio voor onoverwinnelijk gold. Het keurkorps van White house vestigde zijn roem op een nieuw terrein. Het werd het onoverwinnelijke keur korps van den grooten Pabilio. Doch in den boezem van dit korps werd op zekeren dag een tragisch geheim ontdekt. Pabilio was de groote Pabilio niet meer. Pabilio's oog .was niet onfeilbaar meer, zijn hand niet meer zeker. Was het de moreele klap van den handels-magnaat, die hem geknakt had Of was het het vuur van den hartstocht, dat bij gebrek aan voedsel in het nuchtere land doofde? Wat er van zij, in het korps werd èen geheim verbond gesloten, waarbij Pabilio voor eeuwig onoverwinnelijk werd verklaard. Maandelijks hielden de 37 leden der exclusieve White house artisten club een expositie in den grooten salon van hun huis op Madison Avenue, dat steeds besloten werd met een geanimeerd bal op het dak van hun sky scraper dat voor deze gelegenheid in een brillianten roof-garden werd herschapen. Dan was de Bohème grand seigneur Pabilio in zijn element. Hij nam de honneurs van het huis waar en deed dat met al de gratie van den geboren edelman. Want ieder, die iemand was in New York en zelfs van ver daar buiten, gaf daar acte de présence. De haute finance en de upper ten gaven daar elkander rendez vous. En de aristocraat Pabilio recipieerde minzaam en correct met den eeuwigen glimlach van een vorst. Hij leidde hen langs de geëxposeerde kunstwerken, hield den draad van het discours, opende het bal en presideerde de tafel. En wel genoode, doch öngewenschte gasten, wist hij taktvol door urenlang antichambreeren op een afstand te houden. Totdat... op de achtste expositie der White house club plotseling de handelsmagnaat, die Pabilio had vo gelvrij verklaard, binnentrad, vergezeld van zijn secre taris, een stoere Canadees. Even ontstond een pijnlijke stilte, doch de eeuwig correcte, onverstoorbare Pabilio bleef de situatie meester, klemde den monocle in het oog en leidde zonder een spier te vertrekken den nieuwen gast in. Zonder eenig incident nam Pabilio zijn plichten als gastheer waar, totdat het oogenblik aanbrak, dat hij in den Roof-garden zijn usantieele openings-speech houden zou. Onder ademlooze stilte verzamelden zich de vier honderd genoodigden om den grooten Pabilio, want hem te hooren spreken was steeds opnieuw een gebeurtenis op zichzelf. Want Pabilio hield niet van phrases, noch hield hij 'zich op met gemeenplaatsen. Zijne geestige rede was zoowel uit literair, als uit politiek oogpunt steeds wederom een merkwaardigheid, een kunststuk vaak, dat zonder eenige verkorting den volgenden och tend door de geheele New Yorker pers werd weergege ven. Aan het einde van zijn toespraak gekomen, hief hij het glas, wendde zich onverwacht tot den handelsmag naat, die op drie pas afstand van hem stond, en zeide Doch noch de ontwikkeling der techniek, noch de exploratie der onbekende gebieden door de wetenschap zal de wereld ook maar één stap verder brengen, zoo lang er in haar schaduw parasieten vegeteeren, zooals deze deze..., hij sprak het woord niet uit, Pabilio verloor nooit uit het oog, dat er dames aanwezig waren, doch smeet het gevulde glas Amerika's grootsten indus-

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Ons Land | 1927 | | pagina 12