ONS LAND IN WOORD EN BEELD
213
DE MENSCH ALS KUDDEDIER.
Men moet de sociale beteekenis van de radio niet over
schatten. Ze voldoet niet aan den drang der menschen om
tot een massa te behooren. Ik ontmoette menschen die in
de massa bij een loudspeaker naar de voetbaluitslagen
luisterden terwijl zij ook thuis een radio-apparaat bezaten.
Marshall D. Benick in American Journal of Sociology.
Dan. den sigarenkoker geopend op de schouw plaat
send in het bereik van den vicaris, vervolgde hij
Ik zwijg over de aankomst te Salta en de levering
der muilezels. Mijn makker en ik scheidden daar. hij om
zich te vestigen als behanger-verhuizer, ik. om in dienst
te treden als mijnwerker-goudzoeker bij een zonderling,
zekeren don Pablo. Hij bood mij vijf piasters per dag
aan en evenveel aan een Belg om een oude goudmijn
terug te vinden die nog zeer rijk moest zijn en wier
exploitatie opgegeven was ten tijden van den Onafhan
kelijkheidsoorlog. Volgens hem. had men er zich sedert
dien niet meer om bekommerd. Zelfs was de juiste lig
ging der mijn onbekend, daar al de exploitanten geval
len waren in den strijd om de Onafhankelijkheid. Een
wondere geschiedenis, zooals u ziet. Don Pablo had een
kaart der mijnstreek met aanduidingen in potlood. De
Belg en ik. we lieten hem zeggen. Het was ons gelijk
de aarde om te werken daar waar de zonderlinge het
ons zou gebieden. Indien we geen goud vonden, dan
zouden we toch altijd vijf piasters per
dag vinden, zoolang het ons lief was en
zoolang don Pablo s gekke kuur zou du
ren. Wij vertrokken uit Salta. bij een
zengende hitte, elk op een muilezel, don
Pablo aan het hoofd: een vierde muil
ezel volgde, geladen met houweelen.
schuppen. mijnstangen. handhamers, dy-
namietkartetsen. Wij gingen naar Cer-
villos. enkele mijlen verder. Wij waren
er om 11 uur 's morgens. Daar. ontbe
ten we met gebakken eieren en een goe
de flesch Cafayata. een uitstekenden
wijn dier streek. Om 2 uur, vertrek naar
het Westen in de richting van het An-
desgebergte.
Kort vóór zonsondergang, richtten wij
onze tenten op. avondmaalden met spek
en polenta, en sliepen in. dood van ver
moeienis en elk oogenblik gewekt door
de muggen. Wij vertrokken opnieuw om
5 uur s morgens in een schilderachtige
streek, wel beschut tegen de zon door
rijen acacia's, en wij bereikten, om 3 uur
van den namiddag, het doel onzer reis.
den rancho del Cardone. gevormd uit
drie hutten van gevlochten boomtakken.
Zij waren alle drie vervallen en be
woond door een man en een vrouw, bei
den in lompen gekleed. Don Pablo had
ze daarheen gebracht met het oog op
zijn opzoekingen. Beiden waren India
nen van den stam der Calchaquis en
waren herkomstig uit de provincie Ca-
tamarca.
Die arme menschen hadden ons eet
maal bereid een stuk geitenvleesch gebraden op een
houtvuur. In hun hut. hadden ze voor alle keukengerief
slechts een pava. d. i. een ijzeren waterketel en een
ijzeren kookketel. Zij waren aangesteld om te koken
voor den Belg en voor mij. Zonder lekkertanden te zijn.
waren wij ongerust. Na het eetmaal, strekten wij ons
onmiddellijk uit in een der hutten welke ons tot nacht
verblijf moest dienen. In elke hut schuilden s nachts
een deel der kudde geiten en schapen van de beide Cal
chaquis.
De helft der huf heette de chiquero en was voorbe
houden aan de dieren. De andere helft was voor de
menschen. Zoo kwam het dat de Belg en ik den grond
eener halve hut kregen, met oorlof hem met dekens te
bedekken om er te kunnen slapen. Ik heb niet altijd het
Ritz-hotel bewoond, waarde heer kapelaan1
Ik bemerk het.
Ik sliep dien nacht op een schapenvacht en onder
een deken, in den wrangen reuk van geiten en schapen.
Later heb ik. als cow-boy. in stallen geslapen. Ik ver
kies den reuk der koeEn gij 7
Als zendeling, antwoordde de priester, wien deze
onverwachte vraag vroolijk stemde, heb ik natuurlijk
zoo 'n beetje overal gelogeerd. Ik deel uw meening. ik
verkies den reuk van den koestal. Maar alles is te ver
kiezen boven den reuk der hut van menscheneters..
- Hagij hebt de menscheneters trachten te be-
keeren 7
Uitsluitend. Zij rieken afschuwelijk, maar zoodra
zij de gewoonte verloren hebben menschenvleesch te
eten. zijn die dutsen niet slechter dan talrijke doolaards
in het Parijzer rimboe, waarmee wij dagelijks moeten
omgaan... Maar ga voort, mag ik u verzoeken. Ik sta
op den uitkijk, want ik voorzie periodes van uw leven
welke gij slechts in den biechtstoel rustig zult vertellen,
met het gelaat gekeerd naar God.
Ha gij voorziet zulks7 zei de verblufte Ameri
kaan. Uw vooruitzicht zal u misschien niet bedriegen
Alles is niet altijd voorbeeldig in het gedrag van een
man die moederziel alleen staat in den epischen strijd
om het bestaan Nu. bij het krieken van den dag. le
digden wij een kom koffie met geitenmelk, bereid door
de Calchaqui-vrouw. zadelden onze rijdieren en laadden
de tuigen cn ontploffingsstoffen op het lastdier, samen
met een koevel dat ons hij het werk. tegen den gebeur-
lijken regen moest beschutten. Een uur later, waren wij
in een kleine vallei die altijd nauwer werd en eindigde
in een rotsengte met steile en hoekige wanden. Don
Pablo zei ons
Ziet hoe dat schittertEr zijn goudkorreltjesHet
riekt hier trouwens naar goud'...
Ik aanzag dien man voor stapelgek. Maar. daar hij
er aan hield vijf piasters daags uit te betalen aan twee
hakkers, kon hij ze zoo goed aan mij en den Belg als
aan twee anderen geven.
Wij volgden de rotsengte die ons bracht tot een zeer
verheven rotsachtigen circus, waar wij kampeerden in
de schaduw van eenige acacia's en Sint-Jansbrood-
boomen.
Wij ontbeten met sardinedoosjes en met worst, dan
liet don Pablo ons zijn kaart vol kalbalistische teekens
zien. Ons een kruis met rooden inkt toonende, zei hij
Daar is hetHet is enkel kwestie het te vinden. Ik
keer terug naar Salta. Goede kans
Wij wenschten hem goede reis. Doch. zoodra hij
buiten zicht was. strekten wij onrs uit en vingen een
uiltje van twee uren. De hitte was ontzettend 25 gra
den centigraad en op 1610 meter boven den zeespiegel
Na ons dutje, raadpleegde ik de kaart, orienteerde mij
met het klein kompas, en zei aan mijn gezel dat. indizn
wij ons' te ver in de Cordillera's waagden, wij gevaar
liepen verloren te loopen en te sterven van honger. Hij
antwoordde mij t Ha neen!.. Daarbij ik zal nooit
Spaansch leeren in deze wilde streek. Hij was enkel
naar Salta gekomen om er Spaansch te leeren. Hij
voegde er bij dat hij lust had het af te stappen. Ik
bracht hem denzelfden avond terug naar de hutten der
Calchaquis die ons op een ellendige brei vergastten.
Dit voedsel was hem een spoorslag om nog vlugger
naar Salta terug te keeren en don Pablo vriendelijk te
bedanken.
Ik bleef dus alleen, besloten af en toe te hakken op
de minst warme uren van den dag. tot wanneer het mij
zou tegensteken, althans indien don Pablo het niet eer
der zou moe worden vijf piastere daags weg te gooien.
Ik voorzag mij van ingelegde eetwaren, van beschuit,
van linnen om mij te verschoonen, dit alles gekoord cn
gebonden in een zak. dien ik op den rug droeg en om
ringd van het koevel. Dan. een houweel in de rechter
hand. mijn getuig en een geladen geweer op den linker
schouder, vertrok ik voor verscheidene dagen op goed
valle het uit. Ik legde een langen weg af en maakte
halt op grooten afstand van de hutten. Ik sliep onder
den blooten hemel. De nacht was lauw en zacht. Maar
bij het ontwaken, bevond ik mij niet meer op het koevel
dat mij tot legerstede gediend had. Ik vond het veel
verder, half opgevreten, terug. Sporen van tanden duid
den aan dat het vel gescheurd en geknauwd geworden
was. Dit was. voorzeker, het werk van een vos of van
een puma. Het bracht mij tot nadenken. Indien er vos
sen of puma's, d. i. tijgerkatten, waren, dan was er wild
waarmede de vossen zich doorgaans voeden konijnen,
agoeti's. waschheren. wat weet ik al 7 En dit wild trekt
ook de wolven aan. Misschien zou een wolf mij den
volgenden nacht inzwelgen, op de rest van mijn koevel.
Ik besloot geen minuut langer te blijven en te vertrek
ken. Doch. dank zij de kaart of mijn slecht geheugen,
of door de eenvormigheid van het rotslandschap, ver
dwaalde ik. Ik moest me van rotsengtc bedrogen hebben.
Er waren er honderden welke zich kruisten Acht dagen
lang. dooide ik rond. uitgeput, mijn voorraad besparend,
en ik eindigde door in een ravijn te rollen, wiens bodem
zandachtig was en in wiens diepte een beekje vloeide
inet bet gerucht van een kleinen stortvloed. Ik leschte
mijn dorst aan zijn helder en ijskoud water, bi) het eten
van mijn laatste sardienendoosje, en ik bemerkte dat de
zon het zand op wondere wijze deed schitteren. Ik had
het voorgevoelen dat er goudschilfers moesten in voor
handen zijn. Maar ze noesten danig klein zijn Ik wist
dat men het bed van het beekje moest verleggen, het
honderd meter verder weer tot zijn natuurlijke bedding
terugleiden, dan het zand met grooten toevloed ziften
en nagaan of er goudschilfers bleven op den bodem van
de zeef. Ik had ren zeef onder mijn werktuigen. Ik be
gon met een langen gracht te delven evenwijdig aan de
beek. ik leidde er het water van het beekje in door de
scheiding tusschen de bedding en de gracht af te snij
den. Dan. doorzocht ik de bedding, zifte. waschte.
schudde mijn zeef zooveel ik maar kon Verloren
moeiteIk verliet deze plaats van vruchteloos pogen
en ik trok verder, terugkeerende naar de rotsachtige
hoogten, om zoo mogelijk van daar mijn weg te ver
kennen. er eenige spoor van woning te bemerken of er
den hongerdood af te wachten. In de verte, ontwaarde
ik een brug over een rotsengtc. Was deze brug het
werk van menschenhanden 7 Verkee-d1 Het was een
door den bliksem neergevelde boom die de beide glooiin
gen van het ravijn verbond. Plotseling, stootte mijn
schoen tegen iets als ijzer. Deze metalen klank in de
keien verwonderde mij. Ik bukte mij. Onder mijn voe
ten. bevond er zich een blok van een kilogram dien ik
opraapte. Het was een vreeselijk zware, onregelmatige
steen, met snijdende hoeken. In de holte van dien steen,
glom er metaal. Het was ongetwijfeld goud. Ik had
reeds kwart sen en pyrieten tentoonge
steld gezien aan de uitstalramen der
wisselagenten van het Goudland welke
den goudzoekers de opbrengst hunner
jacht afkoopen. Ik sidderde, mijn handen
beefden. Ik hield in mijn handen het be
gin van mijn fortuin Mijn ziel werd
deze van alle goudzoekers in plaats van
deze te Wijven t. ,jco zon
der anigheid noch gretigheid welke zij
eet» oogenblik te voren was.
En ziedaar dat er een stem welke als
uit den hemel viel mi) de volgende vraag
in het Spaansch stelde
HewelVriendje 1 Heeft men een
goede vangst gedaan 7
Ik liet mijn blok vallen en stelde er
den voet op. zooals de tijger zijn zwaren
klauwpoot plant in de prooi welke hij
buit gemaakt heeft, zoodra er een leeuw
verschijnt, gereed om hem zijn aas te
betwisten. In mijn geest was dit terrein,
reeds, het mijne. Ik had het veroverd.
Met welk recht verscheen er een mede
dinger Ik bekeek den indringer. Zijn
tronie voorspelde me niet veel goeds. Hij
was gebaard, harig: zijn gluipoogen loer
den schuins van onder zi|n breed geran-
den hoed; hij was gekleed met een jas
cn een broek van ternauwernood gelooid
leder, hier en daar nog voorzien van
koehaar: een gordel gevuld met patro
nen omringde zijn magere heupen. Een
rtenszak proppensvol pyrieten - dit
bleek uit de onregelmatigheid en de
scherpe hoeken van het gespannen doek
hing aan een schouderriem. Hij hield een geweer tei
hand. Had hij mijn vondst gezien 7 Sedert hoelang nam
hij van uit de hoogte mijn vreugde, mijn ontroering
waar Ik kreeg een opwelling van toorn. Ik was mij
zelf niet meer meester. Zijn armen schetsten een bewe
ging. Zijn handen die het geladen geweer vasthielden
kwamen terug tot zijn borst, en ik hoorde het gekletter
van den zekerheidshiel. of ik meende het te hooren. Ik
was vlugger dan hij. Mijn geweer rustte geladen tegen
een rots. Ik vatte het. legde aan. vuurde. De man viel1
Drommelskreet kapelaan Loquin.
Sakkersantwoordde de vennoot van Peter Gol
den. Gij weet niet wat het is een goudkei te vinden, na
acht dagen eenzaamheid, en dan plotseling een gewa
pend goudzoeker te zien verschijnen Wat moest Je
gws inziens, doen
Gij hadt hem misschien den weg kunnen vragen 7
Hij zou er mi) een gewezen hebben dien ik nog
geen lust had te beloopen. dien des doods.
Gij hebt verkozen hem dien weg te loonen. zonder
te weten of hij hem wcnschte te bewandelen, vóör hel
oogenblik bepaald door God..
Liever hij dan ik VoorzekerWaarom heeft hi
het gebaar geschetst van aan te leggen 7 Rn wat be
duidde dat gekletter 7
Is het wel de beweging van aanleggen welke qi;
gezien hebt 7 Hebt gij wel het gekletter gehoord 7
Ha Ik heb niet willen wachten om d< juistheid
mijner meening nader te onderzoeken. Ik ben overtuigr
dat het wel zijn bedoeling was mij ad parres te doen
verhuizen. Hij heeft, alleszins, ongelijk gehad een be
weging te schetsen. Want ik. in den twijfel
IWordt voortgezet.
WAT IS ERGER.
Tijdens een gedachtenwisseling over zelfmoord zesde
mevrouw Galli-Curci dut studenten in de muziek nooit
zelfmoord plegen. Ze had er wel bij mogen voegen, dat
hun buren het soms wel doen. Macon Telegraph.
TWEE VRIENDEN
Deze jeugdige paardenfokker mag met recht trotsch zijn op zijn pracht-exem-
plaar. Het is John, van den heer Gossens, het schoonste paard uit het land
van Waas, dat overal de eerste prijzen behaalt.