Arbeiders, Werkvrouwen, op straat
Socialistisch weekblad voor het Arrondissement Aalst.
Op 26 November, voor het behoud van het Krisislonds
TEGEN OORLOG VOOR WERELDVREDE t
Redevoering
19e Jaar 47. (Tweede Oplapte)
Prijs per nummer centiemen.
12 November 1922.
RECHT EN VRIJHEID
ANNONCEN
Rechterlijke 4 fr. por regel.
Reklamen 0,25 fr. per regel.
Vermindering van prijs voor annoncen die meer
maals verschijnen.
Alle briefwisselingen moeten olke week vóór
Woensdagavond, 8 ure, ingezonden worden.
De strijdpenning die dezelfde week moet ver
schijnen, moet ingediend zyn, vóór Dinsdag
middag.
REDACTIE EN ADMINISTRATIE
Weidestraat, 14, GENT
Verantwoordelijke uitgever,
J. BEKAERT, Weidestraat, 14, GENT.
Ongetoekende brieven wordon niet opgenomen.
Berichten over werkstakingen en grieven moe
ten door de Vakbonden gestempeld zijn.
ABONNEMENTSPRIJS
3 maanden fr. 3,20
6 4,00
1 jaar 7;so
BUITEN BELGIE.
I jaar fr. 15,00
Men abonneert zich op alle postbureelen.
Uitgesproken door gezel Alfred Nichels, in de Kamer, op Dinsdag 31
October, tijdens de ondervraging der gezellen Missiaen en De Bunne
aan den Minister van Economische Zaken.
Gezel Nichels. Mijne hoeren,
ik wensch hier de klachten der
opgeëischten mede te deelen.
Die klachten werden mij overge
maakt door een aantal van die gede
porteerde werklieden, die niet alleen
te klagen hebben over de traagheid
waarmede hunne zaak wordt behan
deld,maar tevens over de misbruiken
die zij aan te stippen hebben en die
zij meestal toeschrijven aan de spaar
zaamheid, die de heer minister aan
den dag zou leggen met een onvol
doend getal bedienden aan de be
trokken griffie te hechten.
Die klachten hebben eenen alge-
meenen aard, maar zij doen zich toeh
het meest voor in mijn arrondisse
ment, 't is te zeggen in het rechter
lijk arrondissement Dendermonde,
waar de gedeporteerden van Aalst
en van de omliggende buitengemeen
ten hunne vonnissen hooren vellen.
Die klachten zijn meestal betrekke
lijk op do eerste vonnissen,waardoor
eene maandelijksche vergoeding van
200 frank voor ziekte is toegekend
geworden, bij toepassing van de
eerste wet, het is te zeggen voor de
maanden gedurende zü zijn ziok ge
weest na hunne opeisehing.
De wet die later door de Kamer is
gestemd geworden, op 25 Juli 1921,
kent aan die opgeëisehten eene ver
goeding toe van 300:frank per maand.
Men heeft dus in het ministerie enkel
na te zien hoeveel maanden ziekte
betaald werd aan die opgeëischten,
voor hoeveel maanden hun een opleg
van 100 frank moet gegeven worden,
gezien* hun bekomen vonnis het ge
tal maanden ziekte vermeld.
Om dit gemakkelijk werk
te verrichten werd tot heden
door het ministerie nog niets
gedaan.
De heer minister zal nochtans er
kennen dat het niét mentchlievend
is dat die opgeëischte werklieden,
die zoo heldhaftig en manhaftig op
eefie vaderlandslievende wijze ge
weigerd hebben te werken voor den
vijand, moeten wachten om die ver
goeding van ziekte te bekomen. Wij
kopen dus dat de heer minister hier
van rekening zal houden en voldoe
ning schenken aan die brave werk
lieden.
Ik zegde ook dat er te langzaam
gewerkt wordt en dat die traagheid
ten nadeele is niet alleen van vele
ongelukkige opgeëischten, maar ook
van vele weduwen wier echtgenoo-
ten en kinderen aan het front zijn
geblevon na maanden en maanden
geleden te hebben en gemarteld te
zijn geworden door den Duitschen
vijand.
Hier wil ik een geval aanhalen van
eene weduwe met twee kleine kin
deren. Indien de heer minister be
lang wil stellen in deze zaak, dan zal
ik hem de namen en de adressen van
de belanghebbenden bezorgen die ik
kom op te sommen.
Ik spreek van eene arme
weduwe met twee kleine
kinderen die, na anderhalf jaar
ziekte van haren man, nog geen uit
spraak heeft bekomen en bijgevolg
geene vergoeding. Deze zaak is reeds
anderhalfjaar aanhangig niettegen
staande neerlegging sedert langen
tijd van het verslag van don doctor
bewijzende dat de ziekte het gevolg
is van de deportatie.
Een andere opgeeischte klaagt dat
zijne zaak reeds van 18 Januari 1822
is opgeroepen geworden, dat de doc
tor zes dagen daarna zijn verslag
heeft ingediend on dat er tot nu toe
nog geen vonnis is geveld. Eeno an
dore zaak van denzelfden aard is
gedagteekond van Maart 1921, en
sedert anderhalf jaar vraagt deze
man ook Baar zijn vonnis. Eq or
komt niets van.
Ziehier een ander geval
Een vader van twee kinderen werd
opgeroepen door de rechtbank op 14
Juni 1921. Tot heden wacht die vader
ook naar de rechtmatige vergoeding
van zijne opeisehing. Er is nog geen
vonnis geveld.
Een ander vader van zeven kinde
ren die nog altfjd ziek is word voor
de rechtbank geroepen op 27 April
1921. Tot heden is er ook nog geen
vonnis uitgesproken en daarom kan
die ongelukkige tot nu toe geen h®t
minste voorschot bekomen.
Een opgeeischte krijst so t. li. in
validiteit, toegekend door een doctor
over meer dan een jaar.
Be zaak komt voor de rechtbank
de rechter neemt niet aan dat die
opgeeischte 80 ten honderd werkon
bekwaamheid heeft, alhoewel het
verslag, waarbij dit bestatigd werd,
opgemaakt was door een wettig, door
de rechtbank aangestelden doctor.
Ik meen dat, wanneer een doctor
zweert voor de rechtbank oen echte
en waarachtige verklaring af te leg
gen, die moet geloofd worden en dat
zijn verslag moet aangenomen wor
den ik meen dan ook dat het niet
betaamt aan een rechter het verslag
van dien doktor in twijfel te trekken.
Dat is nochtans gebeurd, vermits de
rechter enkel 80 t. h. invaliditeit
toegekend heeft tot den dag dat het
verslag neergelegd werd en daarna
een nieuw onderzoek door eei an
deren doktor bevolen heeft. Dus stelt
die rechter zich boven den doktor
hy is niet tevreden met zijn verslag,
omdat hij meent dal hot invaliditeits-
percent te hoog geschat werd en
stelt een anderen doktor aan. Het is
te begrijpen, hoer minister, dat der
gelijke feiten niet van aard zijn om
de opgeëischten, die zooveel geloden
hebben, voldoening te schenken.
Een andere zaak z Van begin
Juli begeeft zich een opgeeischte hfi
den dokter, die zijn verslag intus-
schen hoeft neergelegd nochtans
wacht die man nog altijd naar de
uitspraak van den rechter. Hij is
gedurende twee jaren opgeëischt ge
weest, tengevolge waarvan hij vijf
jaar ziek geweest is; heden is hij
nog niet hersteld. Die man heeft en
kel eenmaal 150 frank ontvangen
tot hiertoe wacht hij nog steeds op
zijne maandelijksche vergoedingen
van 50 frank en naar zijn invalidi
teitsbewijs; hij woont op een kamer
tje en, heer minister, geloof me, er
zijn er veel in zijn geval. Deze man
zou gaarne het sommetje on'vangen
waarop hij recht heeft,om een huisje
to bouwen en van do premie te ge
nieten door den minister van nijver
heid on arbeid in uitzicht gesteld,om
alzoo aan een woning to geraken. Te
vergeefs wacht hij en blijft wachton.
Een andere opgeëischte bekomt
voor een jaaroen iuvaliditeitspercont
van 25 t,. h. dit gebeurde op 2 De
cember 1920; zijn toestand verslecht
en hij dient eene nieuwe aanvraag
in, in Januari 1921. Tot hedon is deze
zaak nog niet voorgekomen
en hoeft de opgeëischte zelfs nog
niet de wottige vergoeding ontvan
gen hem toegekend door de
wet van 25 Juli 1921.
Het gaat zoo ver, heer minister,
dat te Aalst de dokters wei
geren nog verslagen op te
maken voor de rechtbank van oor
logsschade omdat deze hunne ver
slagen breken, daar de. rechters hun
geen vertrouwen schenken.
Zoo zien wij de rechtbank van
Dendermonde heel.dikwijls die ver
slagen niet aanneemt, en een andere
dokter benoemt. Welnu,gewoonlijk
is liet invaliditeitspensioen toege
kend door den nieuwen dokter vóel
kleiner. Dat gebeurt by na regel ma
tig. Ik zou u talrijke voorheelden
kunnen geven.
Ik heb hier bij mij een von
nis uitgesproken op den 18
April 1922. Er wordt eone ver
goeding en een pensioen toegekend.
Maar hier schijnt in het vonnis eene
misgreep te zijn begaan door een
rechter. Gewoonlijk kent de'rechter
de vergoeding toe aan kinderen die
geboren zijn vóór het schadelijk feit.
Ziellier oen voorbeeld een opge
eischte X... heeft oen kind geboren
na het schadelijk feitde rechter
kent nochtans eene vergoeding toe
aan dat kind. De Staatscommissaris
gaat niet in beroep de opgeeischte
gaat ook niet in beroep. Dus, het
vonnis moest uitgevoerd worden.
Welnu, in het ministerie onderzoekt
men het feit en men bevindt dat die
man geen vergoeding moest ontvan
gen voor het kind geboren na het
schadelijk feit. Er is meer het mi
nisterie weigerde niet alleen de ver
goeding aan dit kind toe to kennen,
maar ook de vergoeding voor ziekte
en pensioen het ministerie weiger
de zelfs een voorschot te betalen.
De opgeëischte heeft zelfs eene
verklaring geteekend, waarbij hij
van de voordooien van het pensioen
van het kind zou afzien. Men wei
gerde hem nog een voorschot te be
talen. Men oischte dat do rechter op
z^n vonnis zou terugkomen en een
ander vonnis sou vellen. De rechter
zegde: Ik heb gevonnist volgens mijn
geweten ik moen dat het kind ge
boren na het schadelijk feit recht
heeft op de vorgoeding in dit geval
kaïiikop mijn vonnis niet terugko
men. De rechter weigerde dus een
nieuw vonnis uit te spreken.
Wat was er het gevolg van
Do opgeëischte kon geei. enkel^cen-
titm ontvangen do rechter wilde
zyn vonnis niet veranderen. Welnu,
ik vraag hoe die opgeëischte zijne
vergoeding zal kunnen krijgen?
Ziehier eon brief van den 16 Octo
ber uit het ministerie gekomen
Naar aanleiding van het bezwaar
u hebt ingediend op naam van den
heer Polidoor De Troch, gehuisvest
te Aalst, heb ik de eer u te laten we
ten, dat ik nog de afschriften niet
ontvangen heb van het verbeterd
vonnis welke men aan de rechtbank
heeft gevraagd.
«Ik verzoek deze laatste ze mij bij
dringendheid te doen geworden en
zoodra ik ze zal in mijn bezit hebben
zal het noodigo gedaan worden om
de hem wettelijk toekomende som
men te doen vereffenen
Andere opgeëischten beklagen
zich terecht over het feit dat hunne
zaken zoo lang duren. Ik hel) hier
een aantal vonnissen die vergoedin-
gen van 150 fr. aan opgeëischten
toekonnen welnu, die mannen heb
ben tot nu toe hunne verdere ver
goeding niet bekomen. Met wat goe
den wil zou men zulks kunnen ver
anderen on de vonnissen uitvoeren.
Ik heb hier een aantal vonnissen
uitgesproken in de jaren 1930 en
1921 hot i,s onnoodig u al die datums
aan te halen, maar al die vonnissen
duiden juist de maanden aan die de
betrokkene personen in de marte
laarskampen hebben; doorgebracht,
dus als men in het ministerie eon be
ambte wil aanstellen, om al die von
nissen te doen uitvoeren, al die man
nen zouden niot zoo lang naar hun
geld moeten wachten, gezien men
do vergoeding van 50 frank per
maand in het ministerie ambtshalve
kan toekennen.
Aldus zou men de rechtbanken
ontlasten, dan zou men, in een woord,
op korten tijd veel en nuttig werk
verrichten.
Nu een woord over eene
andere zaak. Er is te Aalst een
vader die is mij komen zijn beklag
maken over het volgende feitZijn
zoon was gehuwd wanneer hij door
de Duitschors opgeëischt werd. Hij
had geen kinderen.Zijne vrouw heeft
zich gedurende de bezetting zeer
slecht gedragen. Zij zag naar haren
man niet om en wanneer er een pak
je eten of kleorgood naar haren man
gezonden werd, was het de vader die
liet deed.
De vader denkt dat het pensioen
dat moet toegekend worden niet
aan de onwaardige vrouw terecht
mag komen, maar wel aan hem,voor
wier, do zoon zou gewerkt hebben,
wanneer hij te huis terug zou geko
men zyn.
Een burger komt ook klagen om
dat hem de verhooging van pensioen
niet is toegekend geworden waarop
hij recht meent te hebben. Aan dien
burger is eene schadevergoeding
tosgekond goweest van 75 t. h. en
zij vonnis kent hem een ponsioen
toe in overeenstemming van 2,000 fr.
per jaar. Later werd dit pensioen
door de nieuwe wet verhoogd tot
3,600 frank en hij ontvangt maar in
concurentie van 2,800 fr. Waarom
Uit het ministerie ontving die bur
ger, die erover geklaagd had, na 21
Augustus 1922 hot volgende ant
woord
In antwoord aan uw schrijven
van 19 Juni, heb ik de oer u te doen
opmerken, dat de uitspraak van het
vonnis geveld don 1 Mei é920 door
do rechtbank van oorlogschade te
Dendermonde, geenszins besluit dat
do invaliditeit waaraan go onderhe
vig zi.it» de oorzaak niet is van een
vaderlandscho daad.
Het vonnis verklaart dat go, zon
der oorzaak, slachtoffer zijt geweest
van de brutaliteit van Duitsche sol
daten.
In die voorwaarden kon de scha
deloosstelling riiets anders dan op
basis van 2 880 frank'en de rekening
van onze toevoeglijke vergoedingen.
Gelijk het is opgemaakt is het vol
strekt juist.
Ik moet den achtbaren lieer minis
tor doen opmerken dat er in do eer
ste wet geen spraak was van acte
patriotique want al wie een pen
sioen toegekend werd, ontving het
pensioen gerekend op de basis van
2,400 fr. 't Is na het stemmen der
tweede wet, dus na uitsprqak vun
het vonnis, dat men van acte
patriotique kOmt te spreken. Noch
tans die burger wil zich onderwer
pen, maar hij vraagt te mogen be-
wyzen door getuigen, dat hy inder
daad een vaderlandslievend feit heeft
gepleegd.
Ongelukkiglijk, zijn vonnis is ge
veld en hy kan niet meer voor de
rechtbank komen. Ily wordt dus oen
slachtoffer van het feit dat de wet
van Juli 1921 iets voorziet dat de
eerste wet niet voorzag.
Ik denk dat, wanneer wn derge-
ltjke teiten kunnen aanhalon wij
mogen de verzekering geven dat de
achtbare heer minister zal bereid
z;jn ze te onderzookon met de be-
geerte voldoening te geven.
Wij klagen dus over de
traagheid der vonnissen, de
traagheid van uitvoering, de
traagheid der rechtbanken.
Maar indien wij de klachten mo»
ten gelooven van de griilie van do
rechtbank voor oorlogsschade van
Dondcrmondo, zouden or daar ton
minste twee bedienden te kort ziin
om de zaken te bevorderen, om zo
rap genoeg te doen vooruitgaun.
Heer minister het geidt hier de
duizenden en nog duizenden opgo-
eischten, gemartelde werklieden
uitgehongerden, die als geraamten
zuil teruggekeerd en waarvan er ve
len niet meer z(Jn, en die ons hunne
arme weduwen on weeskinderen
hebben gelaten. Do meesten onder
hen zijn,slecht gehuisvest, bewonen
meestal een kamerken, en het afhan
delen van hunne zaak, het spoedig
uitbetalen van hunne rechtmatige
vergoeding, zou hen in de gelegen
heid stellen, aanspraak te maken op
do prime, toegekend aan de 10 000
eerste bouwers van werkmanswo
ningen, en aldus zouden zij in de
gelegenheid zijn hun eune woonst te
verzekeren on zoudon zg zelf nog
bijdragen om den woningnood tl
verminderen.
Ik denk dat, met een paar bedien-
den te geven aan de griilie, vele
burgers kunnen tevreden gesteld
wordon en, daarenboven, dat de
rechtbanken voor oorlogsschade voel
moor werk zoudon alieveron,hetgeen
ons laat voorzien dat hun bestaan
min lang noodzakelijk zal zijn, waar-
veel meer zal bespaard worden dan
nu mot hot besparen van eon naar
bedienden. F
Een laatste woord, iieer mi
nister. Wanneer men oorlogsschade
ontvangt, en men bouwt borop, dan
denk ik wel dat, die heropbouw ge-
scluedende met Staatsgeld, men zich
moet onderwerpen aan do wet bot
is te zeggen dat die eigendommen
moeten worden aanzien als bestaan-
do van voordon «orlog. D.genon die
zich in dat goval bovinden Handelen
dus verkeerd wanneer zijhun buisje
dat vóór den oorlog 18 frank per
maand verhuurd werd, nu verhuren
tegen 75 frank. Me dunkt dat zulks
woeker is.
Ik durf hopen, heorministor.dat
al die gegevens u zullen aansporen
tot een ernstig onderzoek en dat de
ongeeischten, wegens de gedano
klachten, eenig voordeel zullen bo-
komen. (Zeer wel oi> sommige RAN
KEN DER UITERSTE LINKERZIJDE j