Provinciaal Bestuur van Oost-Vlaanderen.
De Gouverneur
brengt ter kennis van het publiek dat het opperbevel der verbondene legers tot
de verbondene legers volgende onderrichtingen heeft gericht
Naar luid van par. 6 van het wapenstilstandsverdrag, moesten de krijgs-
inrichtingen, -proviandeering en -materiaal welke de duitsche legers bij hunnen
aftocht niet kunnen medenemen hebben, afgeleverd worden aan de bezettende
legers. Bij gevolg, wordt alle verkoop, alle afstand, ten welken titel het ook
weze, gedaan door de duitsche militaire krijgsoverheden, na den 11 november
1918, aanzien door de bevelvoerende overheid der verbondenen, als nietig en
als niet bestaande.
De houder zal verwittigd worden zonder uitstel, dat de voorwerpen welke
hij in zijn bezit houdt, het eigendom zijn van het bezettende leger ingevolge het
verdrag van 11° november; Het is onverschillig of de voorwerpen aangekocht
werden door hem aan de duitsche overheid, of dat hij ze in bezit heeft genomen
onder begunstiging van den aftocht.
De Generalenleger bevelhebbers, na advies van de huishoudelijke afdeelingen,
zullen beslissen of het materiaal eenvoudig moet teruggenomen worden van den
bezitter ofwel, of deze mag gemachtigd worden het regelmatig aan te koopen.
mits eenen vast te stellen prijs.
In dit laatste geval, zal de bezitter verplicht zijn onmiddellijk de vastge-
stelde som te betalen of de voorwerpen welke hij op onregelmatige wijze in bezit
heeft genomen terug te geven.
Gent, den 5 Maart 1919.
Bde KERCHOVE d'EXAERDE.
Gent, druk. F. R. Buyck gebr., Steendam, 59.
Gouvernement Provincial de la Flandre-Orientale.
Le Gouver
porte la connaissance du public que le commandement en chef des Armées alliées
a adressé aux armées alliées les instructions suivantes
Aux termes du par. 6 de la convention d'armistice, les installations, les
appro visionnement et le matériel militair es que les armées Allemandes n'ont pu
emporter au cours de leur retraite devaient être livrés aux armées d'occupation.
En conséquence toute vente, toute cession, a quelque titre que ce soit, de maté-
riel de cette nature, faite par les autorités militaires allemandes, après le
«11 novembre 1918, est considérée par le commandement allié comme nulle et
non avenue.
Le détenteur sera averti sans délai que les objets qu'il détient sont la pro-
priété de l'armée d 'occupation en vertu de la convention du 11 novembre, que les
objets aient été achetés par lui aux autorités allemandes ou qu 'il s en soit
emparé a la faveur de la retraite, la proeédure sera la même.
Les Généraux commandants d 'armée, après avis des sections économiques,
décideront si le matériel doit être repris purement et simplement au détenteur
ou s'il convient d 'autoriser celui-ci a l'acquérir régulièrement moyennant un prix
d'achat déterminé.
Dans cette dernière éventualité le détenteur sera mis en demeure de payer
immédiatement la somme fixée ou de restituer les objets dont il a pris pos-
session d'une manière irrégulière.
Gand, le 5 Mars 1919.
B°* de KERCHOVE d'EXAERDE.
Gand, impr. F. R. Buyck frères, rue St-Georges, 59. 3484-547