De Burgemeester der Stad Aalst
In uitvoering van het artikel 3 11. c/ van het Koninklijk besluit van
10 Maart 1919 en ingevolge den brief van den Voorzitter der Commissie
van 28 April 1919, brengt ter kennis aan de Militianen der Stad Aalst,
der klas 1914, dat bovengenoemde Commissie op de hiernavermelde
dagen zal vergaderen ten Stadhuize van Aalst, Militiezaal, telkens
om 9 ure voormiddag, om in uitvoering van hoofdstuk IV par. X en
volgende der nieuwe Militiewet, uitspraak te doen over de vragen van
vrijstelling ingediend door de Militianen der klassen 1912, 1913 en 1914
en om over te gaan tot het lichamelijk onderzoek van diegenen zelfder
klasse die nog militieverplichtingen te vervullen hebben.
De Militianen worden verzocht drager te zijn hunner
stukken en zich in eenen behoorlijken staat van reinheid te bevinden.
Zij worden insgelijks verwittigd, dat zij geene schriftelijke uitnoodigin-
gen zullen ontvangen.
Degenen die verzuimen voor de Wervingscommissie te
nen, worden inaevolae de wet aestraft met eene geldboete van
Fr. 26 tot 200 Fr.
Aldus afgekondigd en aangeplakt, te Aalst den 30 April 1919.
De Burgemeester,
F. DE HERT.
Wervingscommissie.
Op MAANDAG 5 MEI 1919, de klassen 1912, 1913 en degene van 1914
wier naam begint met de letter A tot en met BE.
Op DIJNSDAG 6 MEI 1919, Militianen der klas 1914 wier naam begint
met BO tot einde.