De Nationale Federatie der Verminkten van Arbeid en Vrede brengt ter kennis van de minder-validen Totaal «OOR 4 U t fc Si DE KD. S.M. UIT INÖEL- MUNSTER vraagt of een nersoon die één "rand dienst bereikt tij dens een periode van ziekte, aan spraak kan maken od het ge waarborgd weekloon? ANTWOORD In de eerste plaats willen wi.1 aanstippen dat om aanspraak te kunnen maken op het "ewaar- borgd weekloon wegens ziekte het inderdaad noodzakelijk is dat de arbeider zonder onderbreking gedurende ten minste één maand in dienst van dezelfde onderne ming is gebleven. Anderzijds, is er geen enkele bepaling van de wet op de ar beidscontracten die toelaat af te leiden dat net gewaarborgd weekloon niet zou verschuldigd zijn vanaf de dag waarop de ar beider minstens één maand in dienst is van dezelfde onderne ming Omgekeerd blijkt er uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 10-12-1962 duidelijk dat de werkman op het gewaar borgd weekloon recht heeft oo het gedeelte van de in art. 29 beoogde periode, zodra hij <ie an- cienniteitsvoorwaarde vervult. Twee voorbeelden in het Ver slag van de Senaat, de 17de en 18de. zi.in gewijd aan het geval van de werkman die de aneienni- teitsvoorwaarde vervult in de loop van de Deriode van zeven dagen, en de oplossingen voor zien de toekenning van het ge waarborgd weekloon zodra de werkman de nodige anciënniteit heeft. Br bestaat weliswaar een Von nis van de Werkrechtersraad van Charleroi dat oordeelt dat de -p- cienniteit van één maand moet voldaan zijn op het ogenblik dat de arbeidsongeschiktheid aanvat, dus bij het begin van de ziek te. en dat. indien dit niét het geval is. het gewaarborgd week loon niet verschuldigd is. zelfs niet indien de anciënniteit ver kregen wordt tijdens de neriode van zeven dagen. Wij menen echter dat dit vonnis de uit drukkelijke wil van de wetgever miskent en er geen rekening mee dient gehouden te worden De KD. BO. UIT BRUGGE vraagt welke voorwaarden er die nen vervuld te ziin opdat er kinderbijslagen voor wezen, vol gens het stelsel van de loontrek- kenden. kunnen uitbetaald wor den. ANTWOORD Vooreerst moeten wij een on derscheid maken tussen de kin derbijslagen voor wezen aan het cewuon liarcma (t.t.z. zoals voor kinderen die géén wezen zijn) en de kinderbijslagen voor we zen volgens de verhoogde schaal. In principe heeft om het even welke wees van een loontrek kende vader of moeder, na het overlijden van één hunner, recht om verder de kinderbijslagen volgens het gewoon barema te genieten. Enkel is vereist dat op het ogenblik van het overlijden de loontrekkende vader of moe der (dit kan zowel de overledene als de overlevende ouder van de wees ziin), niét de gewoonte had werkelijk minder dan 100 dagen per jaar of minder dan 4 uren per dag voor één of meerdere werkgevers te arbeiden De kinderbijslag aan de ver hoogde schaal is echter verschul digd indien bovendien volgende voorwaarden vervuld zijn 1) de loontrekkende vader of moeder moet op het ogenblik van het overlijden van één hunner krachtens een arbeidscontract te werkgesteld zijn geweest: a) gedurende de helft van de duur zijner beroepsloopbaan, of gedurende 2/3 gedurende laatste vijftien jaar van die beroepsloop baan omiddelijk vóór het over lijden: b) gedurende tenminste 150 dagen op de 365 die het overlij den onmiddelijk voorafgaan: 2) de overlevende ouder mag geen nieuw huwelijk hebben aan gegaan of geen huishouden vor men. t.t.z. niét samenwonen met een persoon van het andere ge slacht. Indien één van beide voor- waarden niét vervuld is. is de kinderbijslag slechts verschul digd aan de gewone schaal. Het is anderzijds wel mogelijk dat ni een periode van samenwonen, te rug aan de verhoogde schaal wordt uitbetaald. DE KD B.A. UIT GENT vraagt hoe het gemeentepersoneel staat tem (opzichte van de Maatschap pelijke Zekerheid, de ziekte en invaliditeit, de kinderbijslag, het pensioen, de arbeidsongevallen en het jaarlijks verlof. ANTWOORD. a) Wat de toestand van het gemeenteperso neel ten overstaan van het stel sel der sociale zekerheid aan gaat. moet dit personeel als volgt onderverdeeld 1. In uitvoering van een ar beidsovereenkomst voor werklie den of bedienden te werk gesteld personeelsleden. Krachtens artikel 2. 1, van de besluitwet van 28 december 1944 gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 14 .juli 1961 (Belgisch Staats blad van 12 augustus 1961) Is dit personeel aan het stelsel der so ciale zekerheid onderworpen. 2. Niet in uitvoering van een arbeidsovereenkomst voor werk lieden of bedienden te werk ge stelde personeelsleden. Met. uitsluiting van de vaste beambten zijn deze personeelsle den. de brigadier-veldwachters en de gewestelijke ontvangers inbe grepen. krachtens artikel 1. 1. 3", van de wet van 20 mei 1949 (Belgisch Staatsblad van 12 juni 1949), aan het stelsel der sociale zekerheid onderworpen. 3. Onderwijzend of bestuurlijk lekenpersoneel in dienst van het gemeentelijk onderwijs. Overeenkomstig artikel 2, 5 5, van de besluitwet van 28 decem ber 1944, gewijzigd bij artikel 1 van de wet van 14 juli 1961 (Bel gisch Staatsblad van 12 augus- t is 1981) wordt de toepassing van het stelsel der sociale zekerheid op dit personeel afhankelijk ge steld van de uitvaardiging van een koninklijk besluit, dat de voorwaarden en modaliteiten van toepassing moet vaststellen. Daar bedoeld koninklijk besluit nog niet uitgevaardigd is. valt dit personeel voorlopig nog niet onder toepassing van het stelsel der sociale zekerheid. Samenvattend mag men dus zeggen dat het gemeenteperso neel aan de besluitwet van 28 december 1944, betreffende de so ciale zekerheid der arbeiders, on derworpen is, met uitsluiting van de vaste beambten en van het onderwijzend of bestuurlijk le kenpersoneel in dienst van het gemeentelijk onderwijs, b) De ziekte en invaliditeit. De wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte en invaliditeitsverzekering is van toepassing op de leden van het gemeentepersoneel die onder de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de sociale zekerheid vallen (artikel 21. 1°), hetzij krachtens artikel 2, 1. van deze besluitwet zelf (zie punt a. 1, hierboven), hetzij krachtens arti kel 1, 1, 3°, van de wet van 20 mei 1949 waarbij de toepas- siiiR van Wet stelsel der ma.a.t- schappelijke zekerheid wordt uit gebreid tot sommige arbeiders door de openbare besturen te werk gesteld. (Belgisch Staats blad van 12 juni 1949 (zie punt a, 2, hierboven). Deze werkne mers genieten dus al de bij voor melde wet bepaalde voordelen. Bij toepassing van artikel 22 3", van voormelde wet van 9 augustus 1963 zal het recht op geneeskundige verzorging voor zien bij dezelfde wet. bij konink lijk besluit kunnen uitgebreid worden tot de dragers van een publiek ambt afhankelijk van de gemeenten, en die niet aan de rijksmaatschappelijke zekerheid zijn onderworpen (o.a. de vaste gemeentebeambten)de uitvoe ring van deze maatregel wordt per i april 1965 overwogen. c) De kinderbijslag. Bi.i artikel 18 van de georden de wetten betreffende de kinder bijslag voor werknemers wordt bepaald, dat de gemeenten, da openbare instellingen die ervan afhangen en de verenigingen van gemeenten van rechtswege wor den aangesloten bij het Bijzon der Kinderbijslagfonds voor de gemeenten, openbare instel lingen die ervan afhangen en de verenigingen van gemeenten, opgericht bij koninklijk besluit van 31 december 1951, Volgens hetzelfde artikel zijn het bedrag en de toekenning.s- voorwaaxden van de door dat fonds toe te kennen kinder-, ge boorte- en gezinsvakantiebijslag ten minste even voordelig als die van de bijslagen welke door het Rijk aan zijn personeelsleden verleend worden. In verband met de bijdragen verschuldigd door de gemeente moet een onderscheid worden ge maakt tussen het tijdelijk perso neel en het vast personeel. Voor het tijdelijk personeel, zijn inzake kinderbijslag de bij dragen bepaald bij de wetgeving betreffende de maatschappelijke zekerheid verschuldigd, voor iiet niet sociaal verzekeringsplichtige personeel wordt de bijdrage be paald bij het koninklijk besluit van 4 januari 1963 (Belgisch Staatsblad van 19 januari 1963) gewijzigd bij het koninklijk be sluit van 28 december 1964 (Bel gisch Staatsblad van 31 decem ber 1964) d) De pensioenwetgeving. De personeelsleden van de ge meente met vaste benoeming gé nieten de wetgeving betreffende het gemeentepewcpeel De personeelsleden van de ge meente die tijdelijk benoemd zijn zelfs zo zij een betrekking van bestendige aard waarnemen, zijn integendeel onderworpen aan de regeling voor maatschappelijke zekerheid. Ingericht door de be sluitwet van 28 december 1944 of door de wet van 28 mei 1949 en kunnen dientengevolge voor hun gepresteerde diensten genie ten van de rust- en overlevings pensioenregeling voor arbeiders of voor bedienden, naar gelang hun kwalificatie. e) De arbeidsongevallenwetge ving. De wet betreffende de vergoe ding der schade voortspruitende uit de arbeidsongevallen is niet van toepassing op het gemeente personeel van het ogenblik dat dit laatste een statutair stelsel geniet. f) de geordende wetten betref fende het jaarlijks verlof der loonarbeiders: Op het tijdelijk werklieden- en bediendenpersoneel van de ge meente dat onder het stelsel van het orbeids- of bediendencontract door de gemeente te werk gesteld is zijn bedoelde wetten ongetwij feld toepasselijk (artikel 1); de werklieden ontvangen derhalve hetzelfde wettelijk vakantiegeld als hun collega's uit de privé- sector van het vakantiefoiids (in cas-i de Rijkskas voor jaarlijks verlof) en de bedienden van hun werkgever (in casu de gemeente). Er mag praktisch aangenomen worden dat ze eveneens toepas selijk zijn op het niet-vast werk lieden personeel van de gemeente dat onder statutair stelsel ar beidt. omdat de gemeenten en hun ambten onder reglementair stelsel, met uitsluiting van de vaste ambten, onder de sociale zekerheid in 't algemeen vallen krachtens de wet van 20 mei 1949 (zie andermaal punt a, 2, hiervo- ren) en de gemeenten ook dc va- kantiebijdrage in het raam van de globale sociale zekerheidsbij drage aan de R.M.Z verschul digd zijn voor het desbetreffend personeel (art. 1, 1 en 3. van dezelfde wet, dit laatste para graaf a contrario). Het tijdelijk bcdici idcnpcJOO- neel (werklieden en bedienden), statutaire rechtspositie bevindt, t.o.v. met gemeentebestuur even als al het vast gemeenteperso neel (werkliden en bedienden), valt alleszins buiten de werkings sfeer der voornoemde geordende wetten omdat er geen arbeids overeenkomst (zelfs niet in rui me zin van het woord) aanwezig i: en geen enkele wet in de uit breiding van de vakantieregeling uit de privésector tot deze cate gorieën van gemeentebeambten voorzien heeft. Aan R.B. uit Dendermonde: Ge lieve ons volgende bijkomende inlichtingen te verstrekken om een beter beeld te hebben over uw loopbaan. 1) welke datum van indienst treding en uitdiensttreding ko men er voor op de pensioenkaart van 1927? 2) welke was uw zelfstandig beroep voor de periode 1928 tot 1930? 3) van juni 1935 tot mei 1949 werkte u bij een handelaar die niet voor u heeft gestort, dus zelfstandig schrijft u. Indien u werkte als arbeider bij die handelaar dan blijft u arbeider, zelfs als uw werkgever niet stortte voor uw pensioen. Voor hot arbeiderspensioen is het niet noodzakelijk dat er pensioenstortingen zijn voor de jaren vóór 1945. De pensioen- dienst zal u dan een bewijs van tewerkstelling vragen. Kunt u dit voorleggen? Zoniet, dan kan nog altijd bet getuigenbewijs van werkmakkers ingeroepen worden. 4) was u krijgsgevangen in Duitsland? Hebt u gewerkt voor een Duit se werkgever in de periode van september 1940 tot juli 1945? 5) gelieve vanaf 1955 uw ver diende bruto-lonen op te geven per jaar. Gelieve eveneens voor wat de periode van werkloosheid betreft, per jaar het aantal da gen genoten werkloosheidsvergoe dingen op te geven. Eenmaal in het bezit van deze inlichtingen, zullen we trachten uw pensioenbedrag te berekenen. VV.M. uit Oostende, geboren in juli 1903, ongehuwde vrouw, was van 1925 tot 1931 zelfstan dig, bediende sedert december 1931 tot heden, zij heeft het werk nog niet stopgezet. 1) Zij vraagt hoeveel haar pen sioen zou bedragen, moest zij het nu aanvrage»? 2) Was van 1925 tot 1931 zelf- standig. komt dit in aanmerking? 3) Komen de stortingen gedaan na de ouderdom van 60 jaar nog in aanmerking voor de pensioen berekening indien geen volledige loopbaan Werd bereikt? (van 1932 tot 1963 31 jaar t.t.z. onvolle dig). 4) Gedurende enkele laren stortte ik persoonlijk voor een hoger pensioen, wordt dit samen gevoegd bil de stortingen gedaan uit hoofde van mijn beroep? 5) Wat wordt bedoeld door de rente die uitbetaalbaar is vanaf het 60e jaar. Ingeva] deze niet uitbetaald wordt, wat gebeurt er met deze bedragen. Reeds in 1963 ontving zij vanwege de NKBP een aanvraag tot het bekomen van een rentebrevet. Slechts in januari jongstleden heeft zij dit dokument ingevuld teruggezon den. zij meent zich te herinneren dat zij de niet-uitbetaling heeft aangevraagd. Was dit verkeerd? Haar bedoeling is het maximum vast te zetten tot de dag waarop zij definitief het werk zal stop zetten. Onder de huidige omstandighe den wenst zij nog een paar jaar verder te werken. Haar verdiende lonen ziin te rug te vinden in de berekening. De bediende lonen werden echter geplafonneerd. Slechts in 1963 en in 1964 werd het plafond over schreden in de berekening wer den d.eae lonen dan ook geplafo- neerd. Antwoord. Stellen wil dus eerst dc referentieperiode vast. Deze loopt van 1926 tot 1962, jaar dat uw 60e verjaardag vooraf gaat. Zij omvat dus 37 jaren. In deze periode zijn er 6 jaren be wezen als zelfstandige en 31 ja ren als bediende. U hebt dus recht op 6/37 als zelfstandige en od 31/37 als bediende. Nemen we voor de berekening van uw pensioen 1 augustus '65 omdat u dan 62 jaar geworden zijt en bijgevolg recht hebt op het verhoogd basisbedrag als zelfstandige (17.400 P. Inplaats van 16.700 P op 61 Jaar. of 16.000 F op 60 jaar). Als zelfstandige zou u dus recht hebben op 6/37 van 17.400 frank 2.822 P per jaar (na tuurlijk mits onderzoek omtrent de bestaansmiddelen.) Als bediende zou u bekomen: 1955 23/37 X 45.980 1/37 X 67.420 X 69% 1956 1/37 X 69.323 X 60% 1957 1/37 X 72.679 X 60% 1958 1/37 X 81.352 X 60% 1959 1/37 X 84.006 X 60% 1960 1/37 X 87.195 X 60% 1961 1/37 X 89.368 X 60% 1962 1/37 X 92.931 X 60% 1,2037 1,1707 1.1348 1,1203 1,1034 1.1034 1,0926 1,0775 Totaal 28.582,16 1.315,97 1.316,02 1337,43 1.477,92 1.507,57 1.560,18 1.563,42 1.623,78 40.304,45 Totaal van zelfstandige plus bediende 2.8.822 40.304 43.126 F Nu bestaat er nog een tweede mogelijkheid om uw pensioen te berekenen, namelijk deze waar bij rekening gehouden wordt met de jaren tewerkstelling na 60 jaar. Het jaar waarin het pen sioen ingaat komt nooit in aan 1955 23/40 X 45.980 1/40 X 67.420 X 60% X 1,2037 1956 1/40 X 69.323 X 60% X 1,1707 1957 1/40 X 72.679 X 60% X 1,1348 1958 1/40 X 81.352 X 60% X 1,1203 1969 1/40 X 84.006 X 60% X 1.1067 1960 1/40 X 87.195 X 60% X 1,1034 1861 t 1/40 X 89.368 X 60% X 1.0026 1962 1/40 X 92.931 X 60% X 1.0775 1963 1/40 X 103.200 X 60% X 1,0548 1964 1/40 X 106.950 X 60% X 1,0126 - 33/40 merking. Zo-dus doet u er goed aan de le januari in pensioen te gaan. alzo komt het vorige jaar nog in aanmerking. Gaat u b.v. op 1 december, dan is dat iaar verloren. In dit geval wordt uw pensioen berekend in 40e. Als zelfstandige zou u beko men: 6/40 van 17.400 2.610 P. 26.438,50 1.217,33 1.217.38 1.237,14 1.367,12 1.394,58 1.443,16 1.464.65 1.502,04 1.632.83 1.624,46 40.539,19 Totaal zelfstandige bediende 2.160 40.539 43.149 F. Dus zoals u ziet 23 P méér per jaar dan in de eerste mogelijk heid. Indien u nog één jaar ver der werkt, dan komt voor het jaar 1965 er nog ongeveer 1.624 F bij enz... U kunt echter maximum 40/40 krijgen, bediende en zelfstandige tezamen. Aangezien één jaar be diende voordeliger is dan één jaar zelfstandige, zullen uw ja ren zelfstandige verminderen naar gelang er bediende jaren bijkomen. Dus ingeval van 35 jaren als bediende, zult u slechts 5 jaren krijgen als zelfstandige. Dit wat liet antwoord betreft op de vragen 1. 2 en 3. Vraag 4. Gedurende enkele jaren hebt u voor een hoger pen sioen gestort, dus hebt u per soonlijke stortingen verricht, hiervoor hebt u dos recht od een rente. Vraag 5. Vanaf uw 60e ver jaardag hebt u recht op een lente, veiworven ingevolge uw pensioenstortingen als bediende. U hebt er dus niet goed aan ge daan door de papieren die u toe gezonden werden in 1963 slechts in januari 1965 terug te sturen. Mijns inziens zult u alleszins de achterstellen ontvangen van uw vervallen rentetermijn. Gelieve eveneens te noteren dat eenmaal dat u op pensioen wenst te gaan. u geen recht meer hebt ob uw rente, tenzij od de rente verwor ven ingevolge de vrijwillige pen sioenstortingen. P.P. Ingevolge de Koninklijke en Ministeriële besluiten van 9 fe bruari 1965, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 13 fe bruari 1965, worden de tegemoet komingen alsmede de staat van behoefte in toepassing bij het Fonds der Gebrekkigen en Ver minkten, met 4 t.h. verhoogd met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 1965. Dezelfde verhoging wordt toe gepast op de vergoedingen uitbe taald door de Steun- en Voor- zorgkas aan de oud-slaclitoffers van de Arbeid, alsmede de staat van behoefte voor arbeidsslacht- offers van 30 t.h. invaliditeit. De uitbetaling van deze ver hoging zal gebeuren met het mandaat der maand maart 1965, terwijl dc achterstallen voor ja nuari en februari 1965 afzonder lijk zullen uitbetaald worden. De beslissing van afwijzing, af schaffing of verminderde tege moetkoming wegens de bestaans middelen voor dc genieters van de dienst der gebrekkigen en verminkten kunnen herzien worden, relfs als deze beslissing na 13 februari 1964 is genomen. Hiervoor volstaat het vóór 13 mei 1965 een ter post aangete kende brief te richten aari de heer Minister van Sociale Voor zorg, Belliartstraat, 54, Brussel I, opdat die herzieningsaanvraag zou uitwerking hebben met terug werkende kracht vanaf 1 janua ri 1965. Voor wat de oud-arbeidsslacht- offers betrelt, die ingevolge deze verhoging aanspraak zouden kun nen maken op een aanvullende of speciale tegemoetkoming van de Steun- en Voorzorgkas, We tenschapstraat, 21, Brussel I, die nen deze ten spoedigste die aan vraag in te dienen, bij genoemde dienst. Voor bijkomende inlichtingen en tussenkomsten kunnen de ge- handikapten zich wenden tot de plaatselijke sekretariaten der NFVAV of rechtstreeks tot het Nationaal Sekretariaat der NFVAV, Keiaerslaan, 13, te Brus sel 1

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Voor Allen | 1965 | | pagina 2