DE AALSTERSE INGANGEN
OF BELUIKEN
Een overblijfsel
van de
19e eeuwse
armoede
van de
arbeidersklasse
iüS s
iqot»!g
X
Tijdens de verlofperiode van vorig jaar
hebben wij in deze krant een reportage
over de oude straatjes van Aalst ge
bracht. De Aalsterse «Ingangen» heb
ben echter met de oude historische
straatjes niets gemeens. Zij zijn pas in
de 19e eeuw ontstaan tijdens de op
komst van de industrie, in het bijzonder
de textielnijverheid. Zij zijn nog de ge
tuige van de schromelijke toestand
waarin het toenmalige proletariaat was
gehuisvest: koertjes waarin gezinnen
met talrijke kinderen een onderkomen
vonden, opeengestapeld, met één wa
terpomp en één enkele gemakstoel (het
«vertrek» zoals dat toen werd ge
noemd) voor allen. De arbeiders leef-
.den vanzelfsprekend niet alleen in deze
«ingangen»men trof hen ook aan in de
kleine huisjes van de meeste autentieke
kleine straatjes en in «rekken» van an
dere straten zoals de Binnenstraat «'t
Klein Begijnhof», de oude Slotstraat,
de Nieuwbeekstraat, de Felix De Hert
straat en zovele andere. De meeste van
deze woningen zijn sindsdien gemo
derniseerd, maar in de «ingangen» zijn
zij doorgaans gebleven wat zij waren.
De Aalsterse «ingangen» beantwoor
den aan de beluiken die men in Gent
nog in grote mate aantreft. In zijn «Aan
de voet van het belfort» heeft Achilles
Mussche deze Vlaamse hel van het 19e
eeuwse proletariaat treffend beschre
ven: «Zij slapen, allen ondereen, aan
het hoofdeind, aan het voeteneind, va
der en moeder met nog een zuigeling
aan de borst, en halfvolwassen jongens
en meisjes met de onrust van hun bege
erten, en het hulpeloze grut van de
wurmen, in één zelfde hondenest van
een brede bak met wat zakken en vod
den er in.Ja zeker, er zijn vele, mil
joenen, ontelbare slaven overal de we
reld rond, waar wordt er niet gezwoegd
en gehongerd en geleden? Maar door
niemand misschien zo zeer als door
onze driehonderdduizend Vlaamse
dagloners in hun kaveten...»
Zijn onze «ingangen» een typisch pro-
dukt van de eerste industriële ontwikke
ling en de daarmede gepaard gaande
armoede van de arbeiders in Aalst, dan
luisteren zij tevens meestal naar de
naam van hun eigenaars. Aldus «In
gang Borremans» in de Windmolen
straat; «Ingang Levionois» rechts van
de Hoogstraat wanneer men uit de
Korte Zoutstraat komt (pok nog «'t IJ
zeren Hekken» genaamd omdat deze
ingang vroeger met een ijzeren hek was
afgesloten); «Ingang Backaert», op de
Moorselbaan rechtover de Doolhof
straat, de Ingangen Jelie, Lauwereys en
De Prez, alle drie tussen de Koolstraat
en het Astridpark (van deze ingangen
werden de meeste woningen afgebro-
- - -• r
-l'v*
ken); «Ingang Bonner» aan de Lede-
baan nabij de Boudewijnlaan; «Ingang
Van Bemten» aan de Val. De Saede-
leerstraat; «Ingang Van Waeyenberg-
he» in de St.-Jobstraat, zo pas zijn de
huisjes afgebroken maar de toegang
onder een gewelf is nog zichtbaar; «In
gang De Nayer» in de St. Jobstraat na
bij de Geraardsbergsestraat; de Ingang
Van Wijnendaele» in de Geraardsberg
sestraat waar zich vroeger ook de «In
gang Molenberg» bevond, de voorma-
Wonen er hier nog in sommige van
deze beluiken autentieke Aalstenaars
die trouwens hun huisje proper en naar
vermogen komfortabel hebben inge
richt, dan zijn de meeste betrokken
door het nieuw proletariaat dat wij in
onze zgn. welvaartsmaatschappij ken
nen, nl. de gastarbeiders, Spanjaarden,
Tunesiërs, Marokanen, enz.
Het is te verwachten dat onze «ingan
gen», getuigen van een bittere uitbui-
«r'
Wjj nowi
Een insprong achteraan de Ingang Levionois.
V,
Een typisch oud huisje in de De Ridderstraat.
'PT S- v .«r v
y «/w/ S
- '"•w/ ï.y 'n
w" -«-x"* w
4F' X 4
arr w
-
-w! - -
•Toegang tot de Ingang Van Waeyenberghe in de St. Jobstraat. De huisjes op deze koer
werden zopas gesloopt.
-t*
Oud huisje in de Stoofstraat.
ting van de arbeidersklasse, geleidelijk
aan zullen verdwijnen. Toch willen wij
er een lans voor breken opdat wat nog
de moeite loont zou worden bewaard,
hersteld en echt bewoonbaar zou wor
den gemaakt.
Zo kan men meteen de herinnering be
waren aan die grote strijd voor ont
voogding die ook en niet in het minst te
Aalst door het textielproletariaat werd
gevoerd aan waarvan Achilles Mussche
getuigde: «De wever is altijd de stoutste
en de taaiste van al onze werklieden
geweest:zuurdesem,hij, van 'tproleta
riaat. Zelf in lompen en flarden ge
kleed, heeft hij van eeuw tot eeuw de
mantel van de koningen geweven en de
ruisende sleep der geschiedenis; zijn
arme handen hebben het altijd geweten
dat er soorten van mensen op aarde
bestaan. Maar meer dan eens hebben
die handen het weefseldat schoon was
van al hun ellende, vertwijfelend van-
eengescheurd -in Vlaanderen meer
dan waar elders.»
BERT VAN HOOR1CK
Ingang Jelie (Koolstraat) met verfraaide woningen.
De Ingang Levionois in de Hoogstraat, ook nog «'t IJzeren Hekken» genaamd.
Oude daken in het Keizerstraatje.
lige «Ingang De Blieck» en in de Ge
raardsbergsestraat ook nog de «Zavel-
put»
De meeste van deze benamingen zijn
ons wat hun oorsprong betreft niet be-
kënd. Ongetwijfeld heeft de «Ingang
Jelie» betrekking op de voormalige en
oorspronkelijke eigenaar van de gewe
zen textielfabriek op de Werf, die in de
volksmond «de fabriek Jelie» werd ge
noemd. De «Ingang De Nayer» staat
ongetwijfeld in verband met de Aals
terse familie De Nayer waarvan een
Charles De Nayer opkoper was en veel
bjj de pastoors rondging om er te kun
nen mee eten. Of deze koer iets te zien
heeft met de weverij Roos - Geerinckx -
De Nayer weten wij niet. Er zit hier dus
wel stof in voor geschiedkundigen die
naar de oorsprong van onze «ingangen»
willen zoeken. Maar wij twijfelen er
niet aan dat er onder onze lezers wel
oude Aalstenaars zijn aan te treffen die
er meer over weten en die er ons iets
willen over mededelen, wat wij hier
dan graag publiceren.