ati HET V.S.O. EN HET STREVEN NAAR MAATSCHAPPIJ-VERNIEUWING DE PLURALISTISCHE SCHOOL: NIET «TEGENMAAR «MET ELKAAR LEREN LEVEN 3 GRONDBELEID öifT VERZORGD DOOR DE CENTRALE VOOR SOCIALISTISCH CULTUURBELEID f» 1 f; a f- V' i i üVïr? LD HET PLURALISTISCH ALTERNATIEF 3. HET PROBLEEM VAN DE DURE BOUWGROND 4. MOGELIJKE ROL VAN DE GEMEENTELIJKE EN HOGERE OVERHEDEN VAN DE BOEKENMARKT... PIERRE MENDES FRANS, La vérité guidait leurs pas, Verzameling Témoins Gallimard, Parijs, 1975, 342 F. '14, w HET V.S.O. WORDT BESTREDEN DOOR DE CONSERVATIEVE ELITE Er zijn voor- en tegenstanders van het vernieuwd secundair onderwijs (VSO). Socialisten, progressief denkende mensen, kunnen niet anders dan de ba sisprincipes van het VSO onderschrij ven. Conservatieven verzetten zich te gen het vernieuwd secundair onder wijs, ze wensen voor hun kinderen een elite-opvoeding, zij aanvaarden niet dat ernstige pogingen worden gedaan om kinderen uit sociaal-culturele of eco nomisch minder gunstige milieus op te tillen en hun handicaps weg te werken, zij wensen niet dat een kritische oplei ding wordt verstrekt, in plaats van een eng encyclopedisch leren, een vorming tot mensen die de bestaande maat schappij zouden kunnen contesteren. VERNIEUWING Het VSO is de hervorming waarbij ge tracht wordt de doelstellingen; de mid delen en de elementen van de democra tisering van het onderwijs te verwezen lijken: het verdagen van de studiekeuze en de begeleiding van de leerlingen; het streven naar individueel gericht onderwijs; het ophalen van de sociaal-culturele achterstanden; het verschaffen van een kritische, geactualiseerde vorming en het bevor deren van de kennis en de waardering voor de democratie; het bekomen van een grotere inter penetratie van de verschillende onder wijssoorten en dè volledige gelijk waardigheid van alle secundaire stu diën. een betere voorbereiding tot het ho ger onderwijs. «go f* De culturele democratie houdt het recht in een permanente vorming te ontvangen waarin het onderwijs slechts een stadium is. (ideologisch congres). De vernieuwing van het secundair on derwijs zal in het bijzonder de universi taire studiemogelijkheden van de Vlaamse jongeren verhogen, die voor heen, gezien de scheiding van de on derwijsvormen en vooral door de te weinig ambitieuze studiekeuze, pro portioneel oververtegenwoordigd wa ren in het technisch en vooral in het beroepsonderwijs, onderwijsvormen praktisch zonder universitaire toe komst, oververtegenwoordigend in die afdelingen middelbaar onderwijs die minder dan de andere afdelingen uni versitaire toekomst bieden. Zo ook zal de herstructurering van het secundair onderwijs de essentiële bijdrage leve ren tot de emancipatie van de vrouw, gezien in de ganse vernieuwde onder wijsstructuur de beide geslachten even zeer aan bod komen. Het is bewezen dat dit gebrek aan scho ling de hoofdoorzaak is van de ach teruitstelling van de vrouw in hef beroepsleven. DE CROO VOERT EEN A-SOCIALE POLITIEK Ingevolge de door de Nederlandstalige Minister van Nationale Opvoeding ge nomen beslissingen blijft voor het Rijksonderwijs in Vlaanderen enkel de naam VSO behouden. Vertrekkend van de negatieve verklaringen vanwege de Minister is het vandaag overgeslagen op de feiten, op de afbraak. Het neder- landstalig Rijksonderwijs wordt op nieuw in de traditionele structuren en geplogenheden gewrongen. Er wordt teruggegaan naar een systeem van afdelingen zoals die vroeger in het traditioneel onderwijs bestonden. Het algemeen vormend en het technisch onderwijs worden opnieuw geschei den. Kortom, een paar kleinigheden niet te na gesproken, bevinden we ons terug in de, voor alle EEG landen voor bijgestreefde, situatie van 1968. In het oorspronkelijk concept van het VSO was voorzien dat de studievorde ring van de leerlingen een element zou zijn dat ingewerkt was in de algemene begeleiding der leerlingen en in een progressieve oriëntering. Dus niet een soort van verdict, maar een werkelijk opvoedend en opbouwend beginsel. Vandaag worden opnieuw examens in gevoerd onder de vorm van «summa- tieve» evaluatie. Erger is dat er meer geëxamineerd wordt dan vroeger. Een degelijk uitgewerkt plan van scho lengemeenschappen, dat een rationali satieplan was, en dat was uitgewerkt om de leerlingen de volledige vrije keuze te laten tussen een volledig aantal studierichtingen in eigen streek werd verlaten en vervangen door een onwet telijke, pedagogisch onverantwoorde en administratief onuitvoerbare creatie van nieuwe scholen. Voor het Rijksonderwijs in Vlaanderen kan deze voorgenomen afbraakpolitiek nefast zijn gezien noch de leerlingen, noch de leerkrachten, noch de ouders verder enig houvast hebben. Wij worden in de huidige situatie ge confronteerd met een uitwendig plura listische onderwijsorganisatie. Ver schillende onderwijsnetten bestaan naast elkaar met gelijkaardige moge lijkheden voor hun ontwikkeling. Het meervoudige in de onderwijsorga nisatie vooropstellen als principe bete kent dat men de samenleving op het plan van haar culturele en ethische ontwikkeling essentieel aanvoelt als een zich naast elkaar bevinden van sterk gescheiden ideologische groepen en dat men deze scheiding aanvaardt. De BSP wenst geen verschillende on- derwijsnetten naast elkaar doch één enkele pluralistische, open school. Aldaar zijn er leraars en studenten van alle opvattingen, ze volgen een alge meen programma waarbij geen onder scheid van levensopvatting wordt ge maakt. Het doel van de pluralistische school zal erin bestaan te streven naar levensvormen en naar maatschappij structuren die de dialoog, de verstand houding, het begrip en de eerbied voor elkaar in de hand zullen werken. Volgens onze opvatting vormt de plura listische school geen bijkomend on derwij snet. Ze zal de organisatie van haar onderwijs steunen op een reële coëducatie en vervangt gelijktijdig de huidige neutrale en confessionele scho len. Het vrij onderwijs wenst niet mee te werken aan het totstandkomen van de pluralistische school. Op korte termijn is het dan ook aange wezen de bestaande school zoveel mogelijk de eigenschappen te bezorgen die wij wensen voor de open gemeen schapsschool. De essentiële wijziging aan de neutrale school aan te brengen is de transformatie van de school met neu traal karakter naar een school waar de volledige vrije inzet van alle leerkrach ten gewaarborgd is. Daarenboven dient ernaar gestreefd te komen tot een be heer dat uitsluitend uitgeoefend wordt door verdedigers van dit onderwijs, tot een continuïteit in het onderwijsbeleid en een ruim initiatiefrecht voor de in stellingen. De vraag stelt zich: is dit streefdoel te bereiken? Zal het te berei ken zijn in het kader van de culturele autonomie waar, wat Vlaanderen be treft, de invloed van het katholieke be volkingsdeel proportioneel groter zal zijn dan vandaag in dit land. EEN VROUW DIE EEN «HOGE PLAATS» BEKLEEDT Het is bewezen dat het gebrek aan scholing de hoofdoorzaak is van de achteruitstelling van de vrouw in het beroepsleven. Beslist de gemeenschap dat die landbouwgrond een andere be stemming krijgt, dan heeft men als ei genaar nog niet het recht de meer waarde die daaruit voortvloeit op zak te steken. Een van de meest gevoelige plekken in het raam van het grond- en huisves tingsbeleid is zeker de prijs der gron den. Volgens Prof. Hendrickx steeg tussen 1962 en 1967 de index der klein handelsprijzen jaarlijks met 3%; de bouwgrondprijzen stegen in dezelfde periode jaarlijks met 6Naast deze gemiddelde cijfers mogen de (soms fantastische) plaatselijke schommelin gen met betrekking tot gronden die op- Vervolg van blz. 1 timaal in aanmerking komen voor be bouwing niet uit het oog verloren wor den. Deze stijgingen nemen meestal onaanvaardbare afmetingen aan. Daarbij komt dat het proportineel aan deel van de grond in het totaal kosten- pakket van het bouwen steeds groter wordt. Uit het verslag van de Nationale Landbouwmaatschappij blijkt dat tij dens de periode van 1966-1970 het aandeel van de grondprijs in de totale bouwprijs met 9 steeg. Voor de so ciale woningbouw wordt de grondprijs een steeds belangrijker kostenelement. Een ander probleem van het grondbe leid dat eveneens de huisvesting raakt, is het probleem van de afgelegen in plantingen en van de daarmede samen hangende tussenzones. Hoe dichter bij het centrum hoe duurder De nog resterende open ruimten dienen door een sociaal grondbeleid beschermd te worden tegen de schandalige grondspeculatie. de grondprijs. Van daar de tendens bij kandidaat-bouwers en promotors van sociale woningbouw om verafgelegen terreinen op te zoeken. Deze afgelegen inplantingen sluiten over het algemeen niet aan bij de bestaande bebouwde zo ne, zodat er tussen de nieuwe wijken en de bebouwde kom een open ruimte vrijkomt, een tussenzone. De kenmerken van deze tussenzones zijn volgens Prof. Hendrickx: de dualiteit in de functie van de bodem. De grond behoudt de functie die hij bezat voor de inplanting van de nieuwe wijk (b.v. landbouw), maar lonkt reeds naar een nieuwe functie (handel, woningbouw, enz...); de bestaande functies kunnen zich in weinig gunstige voorwaarden reali seren (de landbouw zal in haar uitoefe ning belemmerd worden); een snelle prijsstijging van de gron den. De inplanting van de nieuwe resi dentiele wijk heeft als direct gevolg dat grondprijzen in deze zone hun kontakt gaan verliezen met bijvoorbeeld de geldende landbouwprijzen; een toename van de kostprijs van het transport en van de openbare water voorzieningen (nieuwe zones immers ver afgelegen). Het grondbeleid dient die factoren te elimineren die dergelijke verafgelegen inplantingen bevorderen. De oorzaak van de hoge bouwgrond prijs is niet zozeer een tekort aan bouw grond, integendeel: er is overvloed aan bouwgrond, maar hij komt niet op de markt. De speculatieve berekeningen van de grondeigenaars vervalsen het evenwicht van de klassieke vraag- en aanbodtheorie; dit evenwicht wordt op een veel te hoog niveau bereikt gezien het werkelijke aanbod niet met het mo gelijke aanbod overeenstemt. De bestaande bouwpercelen moeten vrijkomen en ter beschikking worden gesteld van kandidaat-bouwers. Van het aantal percelen gelegen in verkave lingen waarvoor sedert 1962 vergun ningen werden afgeleverd is minder dan 20% bebouwd. Dit verrechtvaardigt meteen een steeds verdergaand regulerend overheidsop treden ten einde de grond zijn juiste bestemming niet te onthouden. Grond beleid vanwege de gemeenschap houdt in dit wettelijk in handen te nemen. Bouwrijpe percelen grond mogen niet langer blijven liggen om er later de meerwaarde van op te strijken. Iedere meter grond moet zinnig bruikbaar zijn voor de gemeenschap. De gemeenten dienen door aanwijzing en ontsluiting van nieuwe bouwzones, het aanbod van bouwgrond bestendig te vermeerderen en aldus het opdrijven van de prijzen tegen te werken. De gronden die in de ontwerpen van gewestplannen voor sociale woning bouw zijn voorzien, dienen, teneinde speculatie tegen te gaan, tijdig ontei gend door erkende bouwmaatschap pijen of door plaatselijke of regionale overheden. Het grondwervingsrecht der gemeenten en het voorkooprecht moeten worden uitgebreid. Met het oog op een brede spreiding van de eigendom zijn de ge meenten verplicht de gronden te ver krijgen, voor zover zij niet voor open baar nut bestemd zijn of nodig zijn voor Met het boek van de staatsman Pierre Mendès France bevinden wij ons te midden van een reeks gelegenheidstoe spraken die als gemeenschappelijke ka raktertrek hebben dat zij uitblinken door hun originaliteit, hun treffende en rake schetsen die torenhoog boven de gebruikelijke clichétaal uitsteken. De noemer, die bij de keuze der historische figuren werd in acht genomen, is de reeks gemeenschappelijke kenmerken. De vefantwoordelijkheidszin, het mi sprijzen van leugen en demagogie, het lopen van risico's waarbij miljoenen mensenlevens op het spel staan. P.M.F. evoceert aldus zeer uiteenlo pende persoonlijkheden als Jaurès, Zo la, Herriot, Blum, Briand, Ferry, Churchill, De Gaulle. Alle hadden een dergelijk impact op de politieke gebeur tenissen, op geschiedenis en de instel lingen, dat zij niet meer weg te denken zijn uit de hedendaagse toestanden. Wat dan de geciteerde Franse politici bezielt, juist zoals P.M.F., radicaal - socialist en socialist, is het onwrikbare geloof in de democratie en de Repu bliek. De reeks portretten wordt vooraf ge gaan door een kort essay getiteld: «L'Homme d'Etat et le Pouvoir». Hierin schetst P.M.F. dat de inhoud en de betekenis van republiek en democra tie in Frankrijk steeds uitgehold en ver valst werden ten bate van de heersende klasse. De Staat werd gebruikt tegen de gemeenschap, zodat gauchisten in sim plistische redeneringen wettelijke ver kiezingen brandmerken als verraad. Militairen gaan dan sterke staatsvor men aanprijzen als de meest directe en actiefste vorm van participatie. Het gaullisme heeft in 1958 aldus de macht geconcentreerd in handen van autori taire machthebbers die de oppositie au tomatisch ontkrachten, én het kiessys teem én de grondwet zodanig naar hun hand hebben gezet dat de linkse partijen niet meer evenredig kunnen vertegen woordigd worden in het Parlement. P.M.F. zet echter zijn politieke kern gedachten op een derwijze eenvoudige manier uiteen, dat ons meteen duidelijk wordt welke concepten hij uit zijn eigen rijkgevulde loopbaan heeft gedisti- leerd. Staatssecretaris tijdens het Front Populaire van Léon Blum, slachtoffer van de collaborateur Pétain, weerstan- der, premier in 1954 werd hij niet meer herkozen. Hij bleef echter een fervent tegenstander van De Gaulle en de Ve Republiek sinds het eerste uur. In die biografieën vinden we een tref fend document voor al wie kennis wil maken met de basisgedachten van het staatsburgerschap in de ware betekenis van het woord. De Republiek zonder pathos, the old glory voorgesteld in haar authentieke identiteit heeft vol gens P.M.F. nog heel wat te bieden. Merkwaardig is de fundamentele recht zinnigheid van de politicus, de strijder, de vrijdenker, die na een lange loop baan verder schrijdt, ontleedt, zelfs zijn tegenstanders weet te waarderen. Bo ven alles blijft hij bezield met een repu blikeins, democratisch socialisme. Hierachter schuilt de oude Franse radi cale traditie die dikwijls faalde, maar ook haar grote realisaties wist tot stand te brengen: de republikeinse instellin gen, de scheiding van kerk en staat, het lekenonderwijs, de afrekening met de ultra's van rechts, syndicalisme... P.M.F. ziet echter de realisatie van deze voornoemde idealen in een lange onverzoenlijke strijd. Hij staaft zijn oordeel aan de Russische en de Chinese revoluties, aan het Volksfront van 1936. Al deze belangrijke sociale to pics, met de eraan verbonden varië rende omstandigheden, met hun eigen karakter hebben niet altijd beantwoord Pierre Mendès France: «De linkse par tijen zijn in gebreke indien zij bureaucra tiseren en de kloof tussen de jeugd en de arbeidersklasse niet overbruggen.» aan de verwachtingen van de voorop gestelde idealen van de volksmassa's. De auteur meent dat de linksen steeds het initiatief moeten nemen, met ver beelding de toekomst voorbereiden. Dit veronderstelt de permanente instel ling tot interventie, in tegenstelling met de passief afwachtende houding van een steriele oppositie. De luciditeit, het voortdurend in vraag stellen van de ei gen objectieven, de inzet om de waar heid te benaderen, confronteert ons met de eigen Belgische toestanden. Merkwaardig is het besluit, waar P.M.F. een status quaestionis voor zichzelf opmaakt. Hij werd teleurges teld door de gebeurtenissen na de Be vrijding van het na-oorlogse Frankrijk, dat mensen en geld verspilde aan zin loze dekolonisatieoorlogen. Het Volks front van 1936, 1944 en de contestatie- golf van mei 1968 zijn voor P.M.F. lichtpunten hij meent met blijvend optimisme dat mens en maatschappij voortschrijden en diepgaande struc tuurhervormingen toch zullen slagen. Wanneer hij 1789 vergelijkt met de ac tuele toestanden dan ontwaart hij een reeks positieve verworvenheden en in grijpende mutaties ondanks drama's en grove vergissingen. De linkse partijen zijn evenwel in gebreke indien zij bu reaucratiseren en de kloof tussen de jeugd en de arbeidersklasse niet over bruggen. Het is de taak van de linksen te arbeiden aan de toekomst en con structief te plannen. De conservatieven kan men enkel ontkrachten door de stra tegie te plannen, de bewustwordingsac tie voor te bereiden en alternatieven die aan de toekomst beantwoorden uit te werken, hierbij uitgaande van de be staande werkelijke toëstanden. In het laatste kwart van de 20e eeuw bieden laksheid, eindeloze compromissen, middelmatigheid en electoraal oppor tunisme geen oplossingen voor de af braak van de hinderpalen die de op bouw van een socialistische maat schappij in de weg staan. Die beredeneerde kennis omtrent de besproken politici zien we langzaam evolueren bij P.M.F. doorheen de rake karakterschetsen' van zijn politieke voorgangers. De taal is buitengewoon verzorgd," het geheel uiteraard vlot leesbaar en derwijze voorgesteld dat hij die met de voorbije en actuele linkse Franse politieke gedachten kennis wil maken, niet zal ontgoocheld worden. Maurice Van de Steen een aangepaste voorraad-politiek. De gemeenschap dient de voordelen te halen uit stijging van grondprijzen naar aanleiding van bepaalde werken zoals wegeniswerken of naar aanleiding van een bestemmingswijziging. Immers, de grondspeculatie heeft vooral invloed op de grondprijzen op het ogenblik dat de gronden van bestemming verande ren. Zo noteerde men in 1967 een prijs per m2 voor de bouwgrond die 10 maal de prijs was van de bosgronden. Het volstaat dus dat de bestemming van de grond verandert om de prijs ervan zo danig te verhogen dat sociaal onaan vaardbare winsten worden geboekt. Eens een bouwzone bouwrijp gemaakt zou de verkoop van de gronden dienen bevorderd te worden. Aan de verkoop van bouwgronden dient de eis tot bouwen binnen een rede lijke termijn gekopeld te worden ten einde de speculatie tegen te gaan. 5. DE GRONDREGIE Volgens Prof. Suetens (K.U.L.) is de gemeentelijke grondregie een goede vorm van grondbeleid. Een nationale en eventueel een stede lijke grondregie (in het kader van het geherstructureerde Aalst) kan bijdra gen tot een planmatige ontwikkeling van de stad en tot het realiseren van tal van politico-sociale objektieven (b.v. meer sociale verdeling van de gronden, bevordering van de sociale woning bouw, klassenintegratie i.p.v. segraga- tie, integratie van marginalen, als ou den van dagen, gehandicapten en ar men in het normale woonmilieu). De grondregie zal ook toelaten prijsregule- rend op te treden op de bouwgronden- markt, die heden ten dage gekenmerkt wordt door krapte en dus hoge prijzen, niet door een tekort aan bouwgrond maar wel door een tekort aan te koop gestelde bouwgrond (zoals hoger reeds aangetoond). MARTIN HUTSEBAUT Pol. Sekr. BSP Afd. Aalst «-.«..-"'r-»»».*«« 9 a «a »-«- - -*»# f »*«»»•-» - IIIb sa, -•sua. aat De oprukkende bebouwing dient absoluut in bepaalde banen geleid

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Voor Allen | 1976 | | pagina 8