Museumbeleid in socialistisch perspectief
Museum
bewaarplaats
van antikwiteiten?
Socialistisch
museumbeleid,
bestaat dat?
Museum en
vormingswerk
Een nieuw aspect:
museum als
recreatieoord
Besluit
Acupunctuur, «De kunst van de prik?»
cultuurbeleid
Bijdrage tot een socialistisch
Ronse-Kluisbergen
Oudenaarde
Herzele
Zottegem
Ninove
B.M. Geraardsbergen:
AALST
Chris Vancoppenolle
8 - 29 januari 1982 - Voor Allen»
Het woord museum (van het Griek
se «Museion» zetel der muzen)
wordt in verklarende woordenboe
ken steeds omschreven als een in
stituut dat een verzameling cultu
reel belangrijke voorwerpen bij
voortduring in het openbaar uit
stalt.
Het voornaamste doel is verzame
ling en bewaring van (kunstvoor
werpen, wetenschappelijk onder
zoek en documentatie. Daarnaast,
maar nog steeds veel minder, komt
ook de ontwikkeling van het pu
bliek aan bod.
Musea zijn ontstaan uit de schatka
mers van kerkelijke en wereldlijke
autoriteiten en uit de zgn. raritei
tenkabinetten van eertijdse kunst
liefhebbers. Pas sedert het midden
der 18de eeuw kan men over musea
in de huidige betekenis spreken,
toen, voortvloeiend uit de opvattin
gen der verlichting, voor het pu
bliek toegankelijke verzamelingen
werden ingericht.
Vrijwel elke stad of grotere ge
meente (zelfs kleine gemeenten
zoals o.a. Velzeke: Gallo-Romeins
museum of Bellem: Grammensmu
seum) heeft thans een museum, of
het nu gaat om een kunsthistorisch,
of om een specifiek thematisch
(bvb. arbeidsbeweging, Vlaamse
strijd, een bepaalde historische fi
guur) of gewijd is aan regionale
geschiedenis of folklore.
Onze tijd deed een belangrijke ver
schuiving in de doelstellingen ont
staan.
Sedert de 2de wereldoorlog wordt
gepoogd de collectievorming on
dergeschikt te maken aan de the
matische uitbeelding. Ook tracht
men soms een historische sfeer te
scheppen door het samenstellen
van interieurs (de zgn. «stijlka
mers») met nabootsing van archi
tectuur of het reconstrueren van de
werkruimte (bvb. van ambachtslie
den en van bepaalde literaire of
politieke figuren). Tegenwoordig
wordt eveneens getracht gebouw en
inhoud op elkaar af te stemmen
door de inrichting zo flexibel moge
lijk te maken, de verzamelingen
steeds aantrekkelijker en gemakke
lijker toegankelijk te maken voor
een zo groot en zo ruim mogelijk
publiek en door een nieuwe wijze
van presentatie van het tentoonge
stelde door middel van akoestische
of optische effecten (bvb. boven
licht voor schilderijen, zijlicht of
vrije inval voor beeldhouwkunst
kunstverlichting in vitrines voor
voorwerpen).
De Belgische Museumvereniging
heeft in een actieprogramma voor
een nieuwe museumpolitiek in 1975
beklemtoond dat onder invloed van
de veranderde maatschappelijke
factoren een duidelijke verbreding
en verdieping ten aanzien van de
taken van het museum zich op
dringt. In deze optiek moet ook het
inschakelen van een educatieve cel
bij een aantal Belgische musea ge
zien worden. Helaas is dat slechts
voor een minderheid het geval; in
Vlaanderen hoop en al een vijftal,
een aantal initiatieven van het Be
stuur voor jeugdvorming (met na
me het inrichten van jeugdateliers
voor kreatieve expressie) en be
paalde BTK-projecten met educa
tief doel, maar «sans lendemain»,
buiten beschouwing gelaten.
Niettegenstaande de onbetwistbare
inspanningen die geleverd zijn
baart het echter geenszins verwon
dering dat vandaag over de plaats
van het museum in ons milieu nog
steeds zeer stereotype voorstellin
gen bestaan die bijna steeds neer
komen op «een plaats waar de tijd
stilstaat». Het is logisch dat een
instelling die een dergelijk etiket
opgeplakt heeft gekregen, heel wat
moeite zal hebben om het over haar
gevormde clichébeeld om te bui
gen. Geen wonder dan ook dat
ongeveer 50% van de Belgen nooit
een museum betreden. Drempel
vrees, onverschilligheid of ligt de
oorzaak bij het museum? Welke de
oorzaak ook zij, er dient dringend
aan het museumbeleid gesleuteld te
worden. De socialisten kunnen
daarbij een fundamentele bijdrage
leveren.
De overheden, en in mindere mate
de museumdirecties, hebben in het
verleden in grote lijnen een beleid
gevoerd in het licht van de volgen
de prioriteitsrangorde: verzamelen,
conserveren, bestuderen en op
voeden.
De eerste drie werkzaamheden,
met daarnaast ook het katalogeren
en beschrijven, evenals de vaak
kille of muffe sfeer waarin dat alles
gebeurt, leiden ertoe dat de buiten
staanders zich weinig aangesproken
voelen tot nadere kennisname. In
dit geval is het antwoord op de
vraag «Zijn de musea niet geconci
pieerd door en voor een weten
schappelijke, sociale en culturele
elite?» uiteraard positief. Hoewel
niemand de wetenschappelijke rol
van de musea betwist, moet nu
echter van hen verwacht worden
dat ze hun taak ruimer gaan zien en
daadwerkelijk optreden op het al
gemeen sociaal en culturele vlak.
De socialistische partij is pas laat
tot een coherent cultureel beleid
gekomen, een nawee van het vroe
gere «brood- en biefstukkensocia-
lisme».
Museumpolitiek is daarbij dan nog
ongetwijfeld het meest stiefmoe
derlijk behandelde deelaspect.
Ook nu nog wordt de impact onder
gewaardeerd. Slechts een paar
mensen als Elie Bradt en Luc De-
nys hebben recent getracht iets te
forceren. Maar wellicht zijn bvb. de
oprichting van het Archief en Mu
seum der Socialistische Arbeiders
beweging (AMSAB) te Gent en het
opzetten van tentoonstellingen als
«Toen het leven nog een kortston
dig verblijf in de textielfabriek
was...» en rond industriële archeo
logie mijlpalen voor een groter so
cialistisch engagement op dit ter
rein. Als socialisten moeten wij er
principieel van uit gaan dat de gan
se bevolking recht heeft op de be
langstelling van de musea, vermits
elke inwoner financieel bijdraagt
tot hun instandhouding, werking en
uitbouw. Er is echter nog een twee
de belangrijke factor. In een veran
derde tijd van cultuurbeleving en
maatschappelijke betrokkenheid
mag het museum niet meer zoals
voorheen een geïsoleerde rol spe
len (met name door de enge bete
kenis van verzamelen, bewaren en
wetenschappelijk onderzoek ten
opzichte van de samenleving in
haar totaliteit), maar scherp moe
ten reageren op en bij andere com
municatiemiddelen, instellingen,
centra en media voor gedachten-
wisseling en meningsvorming
(school, bibliotheek, archief, cultu
reel centrum, althans hoofdza
kelijk toegespitst op visueel gebied.
Zijn permanente vormingsprojec
ten en culturele animatie niet de
middelen om de tot hiertoe meestal
passieve rol van het museum te
doorbreken? Zijn permanente vor
mingsprojecten en culturele anima
tie niet de middelen om van een
museum een open instelling te ma
ken die beantwoordt aan de nieuwe
noden van de samenleving? De ma
nier waarop die nieuwe aanpak in
dienst kan staan van de socialisti
sche ideologie is echter een afzon
derlijke discussie en bijlage waard.
De functionele betrekkingen tussen
museum en vormingswerk zijn
voorlopig nog te incidenteel. Dit
vindt mede zijn oorzaak in het feïti
dat in het vormingswerk de moge
lijkheden die de musea in toene
mende mate op educatief gebied
kunnen bieden, nog te weinig be
kend zijn. Van de noodzaak aan
permanente vorming (her- of bij
scholing) na de normale onderwijs
periode is elkeen wel overtuigd. In
feite is dit een vaste cultuurpolitie
ke optie, net zoals de evolutie naar
een nieuwe onderwijsmethodiek
(cfr. inspanningen van Willy Cale-
waert qua VSO en VLO). De na
druk ligt hierbij op de zelf
werkzaamheid van de leerlingen,
hetzij individueel hetzij in groeps
verband (maken van werkstukken,
interdisciplinair projectonderwijs).
Het mag duidelijk zijn, dat daarbij
het museum en het archief, naast
de openbare bibliotheek uiteraard,
belangrijke elementen zijn.
De hoger aangehaalde cultuurpoli
tieke principes kunnen echter
slechts gestalte en toekomst krijgen
indien zij vanuit de basis vorm
krijgen.
Wat betreft het aspect museum, dit
wordt specifiek geremd door twee
factoren:
1) Het traditionele museum is niet
ingesteld op een massale opvang
van jongeren en volwassenen
die om een of andere vorm (ge
woon, wederkerend of perma
nent) van onderwijs vragen, ge
steld al dat de financiële midde
len beschikbaar waren.
2) Het traditionele museum be
reikt, ondanks alle aanzetten tot
externe democratisering, be
paalde sociale groepen niet, ten
zij de inhoud van het museum
(aard en presentatie van de ge
boden zaken en informatie)
wordt herzien, hetgeen voorlo
pig door de bevoegde diensten
nog zeker niet steeds als hoogste
prioriteit wordt beschouwd. In
Nederland is er daarentegen
sinds een vijftal jaren een ont
wikkeling binnen de diverse mu
sea naar het gericht werken,
d.m.v. speciale kwalitatief ver
antwoorde programma's, met
verschillende publieksgroepen:
niet enkel scholen, maar ook
huisvrouwen, werkende jonge
ren, bejaarden en gehandicap
ten. Ons lijkt dat deze aanpak
ook door de Vlaamse socialisten
dient gepropageerd te worden.
We kunnen er daarbij van uit gaan
dat er in het socialistisch vormings
werk principieel naar wordt ge
streefd de mens zijn eigen moge
lijkheden in de samenleving beter
te leren verstaan en hem mogelijk
heden in handen te geven die sa
menleving en de veranderingen die
er zich afspelen, beter te leren
begrijpen en kritisch te beoordelen.
Bij dit opzet moet men uit gaan van
specifieke maatschappelijke pro
blemen, essentieel van belang op
de situatie en de ontwikkeling van
de arbeidersklasse, maar dan ge
plaatst in een zo breed mogelijke
oriëntatie. Hoewel musea zich door
de aard van hun collecties bewust
richten op deelgebieden van de sa
menleving, zullen ze juist vanuit die
gespecialiseerde kennis die ze in de
deelgebieden hebben opgedaan een
gerichte bijdrage kunnen leveren in
het totale vormingsproces. We zijn
er ons van bewust dat sommige
punten van deze bijdrage tamelijk
theoretisch zijn. Nochtans zijn er
duidelijk m.b.t. musea en vor
mingswerk een aantal concrete za
ken op relatief korte termijn te
verwezenlijken.
1) Publiek gerichte functie
Het museum moet een ontmoe
tingsplaats worden waar mensen
in contact kunnen komen met
uitingen van menselijke cultuur
uit eigen tijd, uit het verleden of
uit de niet-Westerse wereld.
Via de confrontatie met de ob-
jecte die te beschouwen zijn als
de materiële neerslag van deze
cultuuruitingen, komen de be
zoekers in contact met de men
sen die in heden of verleden
deze voorwerpen gemaakt heb
ben of voor wie deze levende
realiteit waren.
2) Structuur en activiteiten
Een functionele inrichting van
het museumgebouw, een aange
paste keuze van thema's, een
goede selectie van objecten en
toelichtend materiaal en een op
het peil van de bezoekers afge
stemde begeleiding moeten er
toe bijdragen dat het bedoeld
contact met de medemens tast
baarder wordt. Speciale activi
teiten als demonstraties, film
voorstellingen, concerten, maar
ook vormen van zelfwerkzaam
heid en creatieve; expressie
(bvb. de jeugdateliers van het
Bestuur van Jeugdvorming)
kunnen de intensiteit van dat
contact nog vergroten.
3) Educatieve medewerkers
Van de overheid verwachten wij
dat het educatieve werk als een
volwaardige museumtaak zou
erkend worden, aangezien deze
taak in het nieuwe beleid min
stens even belangrijk is als deze
van het personeel belast met
conservering en studie. Niette
genstaande er reeds een aantal
grotere musea over een speciale
educatieve sectie beschikken
dient in talrijke middelgrote en
kleine instellingen al het werk
gedaan te worden door niet eens
behorend bezoldigde krachten.
Nochtans zouden vooral lokale
heemkundige en folkloristische-
musea, waar het wetenschappe
lijk onderzoek tot een minimum
beperkt kan blijven volle aan
dacht kunnen schenken aan
educatieve doelstellingen. Op
lossingen voor aangepaste dien
sten en een speciaal statuut, als
ook een nieuwe aanwerving
voor museaal educatieve krach
ten moeten uitgewerkt worden.
De recreatieve functie van een mu
seum, hoewel nog tamelijk nieuw,
heeft veel gemeen met de educatie
ve functie. Ze kunnen beschouwd
worden als eikaars toegangspoort.
Via een recreatieve kan men in een
educatieve situatie terecht komen,
terwijl omgekeerd het meemaken
van een educatief programma kan
leiden tot nieuwe behoeften op re
creatief gebied. Beide aspecten zijn
in het kader van het totale mu
seumbeleid van wezenlijk belang.
Bij dit recreatief aspect dienen vol
gende punten in het oog gehouden
worden:
1) Een duidelijke publiciteit over
ligging, akkomodatie en vooral
over hetgeen in het museum zelf
te zien en te beleven valt.
2) Idem zoals voor educatief as
pect: een atractieve en vooral
overzichtelijke presentatie, aan
sluiting bij de belangstellings
sfeer van de bezoekers, en mo
gelijkheid tot opvang van deze
bezoekers waarbij niet alleen
gedacht wordt aan een geschre
ven, gesproken of in beeld ge
brachte toelichting op het ge
ëxposeerde, maar ook aan de
organisatie van speciale activi
teiten (zie hoger).
3) Voorzieningen waardoor het
publiek enerzijds de weg naar
het museum gemakkelijk kan
vinden (wegwijzers, platte
grond bij de lokale VW's) en
anderzijds voorzieningen bin
nen de muren van het museum,
waardoor de bezoeker er zich op
zijn gemak voelt.
Vanuit socialistisch oogpunt
dient het museum in de eerste
plaats een cultureel-politiek in
strument te zijn in de permanen
te opvoeding van alle leden van
de maatschappij onafgezien van
Week-enddiensten 30 en 31 ja
nuari 1982;
Raevens Marine, tel. 055/
21.68.88
Vanderhaegen Edith, tel. 055/
21.22.00
Avonddiensten 1 tot 5 februari
1982:
1.2.82: Willems Marie-Germai-
ne, tel. 055/21.40.10 en Glo-
rieux Pascale, tel. 055/21.71.13.
2.2.82: Willems Marie-Germai-
ne, tel. 055/21.40.10 en Glo-
rieux Pascale, tel. 055/21.71.13.
3.2.82: Willems Marie-Germai-
ne, tel. 055/21.40.10 en Glo-
rieux Pascale. tel. 055/21.71.13.
4.2.82: Willems Marie-Germai-
ne, tel. 055/21.40.10 en Glo-
rieux Pascale, tel. 055/21.71.13.
5.2.82: Vandergheynst Eliane,
tel. 055/21.63.98 en Glorieux
Pascale, tel. 055/21.71.13.
W.E. 30/31/1/82
De Smet M., 055/31.46.88
Maebe M.. 055/31.39.81
W.E. 7-8/2/82
Van der Heyden B., 091/
83 51 25
De Wiest R., 055/31.44.98.
Brakel
Zaterdag 30.1.82:
Verpl. Van den Berghe B., tel.
091/60.41.98
Verpl. Daneels R., tel. 091/
60.03.84
Avonddienst 30.1.82:
Verpl. Daneels R., Tel. 091/
60.03.84
Zondag 31.1.82:
Verpl. Van den Berghe B., tel.
091/60.41.98
Verpl. Daneels R., tel. 091/
60.03.84
Avonddienst 31.1.82:
Verpl. Van den Berghe, tel.
091/60.41.98.
Maandag 1.2.82:
Verpl. V. Demenschbrugge, tel.
055/42.13.23.
Dinsdag 2.2.82:
Verpl. Serlippens M., tel. 055/
42.20.17
Woensdag 3.2.82:
Verpl. Lafort M., tel. 055/
42.28.39
Donderdag 4.2.82:
Verpl. De Muyter L., tel. 055/
49.84.91.
Vrijdag 5.2.82:
Verpl. V. Den Berghe, tel. 091/
60.41.98.
Week-end van 30-31/1/82:
Dag- en avonddienst: Oscoop
Cecile, tel. 054/50.10.50.
Dagdienst 30/1/82: De Vadder
Renelle, tel. 053/62.52.46.
Dagdienst 31/1/82: De Pelsmae-
cker Magda, tel. 053/77.13.59.
Weekend en avonddienst, van
30/1 tot 31/1/1982:
Stalpaert Nadine, Slijpstraat 5
A, Zottegem - tel. 091/60.30.78.
Avonddienst van 1/2 tot 7/2/
1982:
De Winter Erna, Bruul 10 A,
Zwalm - Tel. 055/49.82.13.
Week-end van 30 en 31 januari:
Verpleegster Leyman Lieve, tel.
33.08.54
Verpleegster Droesbeke Patri
cia (voormiddag 30/1), tel.
50.04.04.
Avonddienst van 1 februari tot
en met 7 februari:
Verpleegster Droesbeke Patri
cia, tel. 50.04.04.
Week-end 1.2 tot 7.2 en avond
dienst: verpleegster Sienaert,
tel.: 054/41.54.48
Weekenddienst
Zaterdag 30.1.1982 zondag
31.1.1982
Dagdienst:
De Croock Bea, tel. 053-
77.16.33
Heyman Celeste, tel. 053-
21.70.46
hun sociale herkomst.
Maar welke inspanningen er
ook geleverd worden om de mu
sea meer publiek gericht te ma
ken, toch zal een volledig de
mocratiseringsproces uitblijven
indien in andere culturele secto
ren (onderwijs, culturele centra,
radio en televisie, enz.) niet de
zelfde doeleinden worden nage
streefd.
Wie acupunctuur zegt, denkt automatisch aan het China van Mao. De
sensationele naaldgeneeskunde heeft tot nu toe flink gefungeerd als het
propagandamiddel bij uitstek voor het rode kontinent. Sensationeel
alleszins, denken we maar aan de wereldverspreide film en tv-beelden van
open-hartoperaties zonder toepassing van de klassieke verdoving (anesthe
sie). Maar acupunctuur is meer dan dat. Acupunctuur acus naald,
pungere steken) is een geneeswijze die door naaldenaanprikking van
nauwkeurig vastgestelde huidpunten ziekten en stoornissen van organen
verbetert en opheft.
Meer dan 5000 jaar geleden bestond acupunctuur reeds als onderdeel van
een oude volksgeneeskunde. Volgens eer. legende is deze geneesmethode
ontdekt door een soldaat die, getroffen door een pijl, genas van een ziekte
waaraan hij jaren had geleden. Geleidelijk aan werd acupunctuur zich
baserend op ervaring, uitgebouwd. In het begin werden er naalden van
hout, been en graten gebezigd. Later werden deze vervangen door
porceleinen, keramieken en uiteindelijk door metalen naalden.
De laatste eeuwen geraakte deze «volksgeneeskunde» in verdrukking
t.o.v. de ingevoerde westerse geneeskunde. Onder Mao-Tse-Toeng werd
ze gerehabiliteerd. Het China van Mao leerde zijn «dokters op blote
voeten» de algemene principes van acupunctuur, maar vooral gaf het aan
de volkse naaldengeneeskunde een wetenschappelijke basis, werkte een
synthese uit tussen westerse natuurwetenschappelijke geneeskunde en
acupunctuur. En pas in 1958 werd acupunctuur als vorm van verdoving bij
heelkundige ingrepen gebruikt.
Een weetje misschien: China heeft geenszins het monopolie van de
acupunctuur. In het oude India, het oude Egypte, het middeleeuwse
Japan, bij de Bantoes en de Eskimo's vinden we reeds zeer vroeg
geschriften en aanwijzingen op het gebruik van naalden en de kennis van
acupunctuur.
Er bestaan verschillende soorten van acupunctuur. Voor wat betreft de
klassieke acupunctuur hebben wij er reeds op gewezen dat deze meer
inhoudt dan een verdovingsmethode. Het aanwenden van deze naaldenge
neeskunde bij operatieve ingrepen is slechts één klein facet, nog maar pas
ontdekt.
Acupunctuur moet als een onderdeel gezien worden in een geheel van
filosofische leefregels. Het gebruik van naalden, moxa en polsdiagnose
werd steeds toegepast samen met voedingsrichtlijnen, lichaamsritmiek,
massage (sjiatsoe en do-in) en ademtherapie. Er wordt van een geheel
ander mensbeeld uitgegaan dan in de westerse geneeskunde: een komisch
mensbeeld en een energetisch ziektebeeld liggen aan de basis van de
acupunctuurregels. Niet de orgaanpatologie maar het energiepatroon is
van doorslaggevend belang. En zoals steeds in het alternatieve circuit van
de gezondheidszorg, probeert men met acupunctuur niet alleen de ziekte
te genezen, maar vooral ook ziekte te voorkomen.
Acupunctuur berust op het eenvoudig principe dat er tussen bepaalde
punten op de huid en de functie van inwendige organen een wederkerige
betrekking bestaat. Deze punten liggen gerangschikt op juistgesitueerde
hoofdlijnen, de meridianen. Alle meridianen zijn symmetrisch gerang
schikt, d.w.z. dat zowel linker- als rechterhelft van het lichaam evenveel
acupunctuurpunten hebben. In totaal zijn er éénenzeventig meridianen,
waarvan twaalf hoofdmeridianen, twaalf nevenmeridianen enz. Momen
teel tellen we reeds meer dan duizend punten die kunnen aangeprikt
worden. Dit aantal is zeker niet vaststaand, de ervaring zal in de toekomst
zeker nog enkele prikpunten bijleveren.
Acupunctuurpunten kunnen op twee manieren gebruikt worden: namelijk
voor de diagnose en voor de therapie. Wat de diagnostiek betreft kan een
specifiek pijnlijke plaats, welke korrespondeert met een inwendig orgaan,
een ziektetoestand van dit orgaan aanduiden. Terapeutisch zijn de punten
van belang in verband met het toe- of afvoeren van energie. Bij elke
ingreep worden meestal meerdere punten aangeprikt.
Over het algemeen wordt een induktietijd van minimum twintig minuten
gerespekteerd. Door het prikken probeert men de Yin-Yang-energiehuis-
houding te beïnvloeden. Wij weten dat een mens ziek wordt van zodra dit
energie-evenwicht verstoord wordt. Ziekten worden dan genezen door
energie toe te voegen of weg te laten vloeien door middel van naalden te
prikken in acupunctuurpunten. Deze naalden worden al dan niet onder
stimulatie van vijftien tot zestig minuten ter plaatse gelaten. Deze
stimulatie gebeurt manueel, elektrisch en/of vooral door moxa-branding
(toevoeging van warmte-energie). Naast naaldenprikken en branden van
moxa, wordt ook massage (dó-in en sjiatsoe) toegepast als therapeutisch
middel. In sommige gevallen, zoals punten dichtbij de ogen en in de
omgeving van bloedvaten, is de acupuncturist hoofdzakelijk aangewezen
op massage, vanwege het gevaar bij het gebruik van naalden. Een
acupunctuurbehandeling bestaat uit verschillende zittingen, bv. x malen
per week of per maand. De duur van terapie en kansen op sukses zijn
afhankelijk van ziekte en leeftijd van de patiënt.
Voor wat de diagnostiek betreft wordt er rekening gehouden met de kleur
van het gelaat, doet men aan tongdiagnostiek, past men de klassieke
buikdiagnose toe, ook de gelaats- en ogenstudie is ver doorgedreven.
Verder geven bepaalde acupunctuurpunten, de zogenoemde «alarmpun-
ten» de toestand weer van inwendige organen. Maar het meeste belang
wordt gehecht aan de polsdiagnose. Naast een grote dosis kennis, vergt
deze polsdiagnose een zeer grote geoefendheid. Stel u voor: aan beide
polsen zijn zo'n 300 karakteristieken waar te nemen. Deze vorm van
diagnose duurt ongeveer 5 tot 15 minuten.
Van wezenlijk belang is dat men de oorzaak van een energiestoornis kan
opsporen. En zolang er nog voldoende (Yin-Yang) energie aanwezig is,
meent men vrijwel elke ziekte te kunnen genezen. Erfelijke aandoeningen
en kanker daarentegen kunnen met acupunctuur niet worden genezen!
Een speciaal facet van deze geneeswijze is haar evolutie die ze gemaakt
heeft i.v.m. analgesie (pijnloosheid bij bewustzijn), bij operaties. Twintig
jaar geleden had men nog een tachtigtal naalden nodig voor een degelijke
verdoving. Nu volstaat het met hooguit een tiental naalden in de oorschelp
te prikken om eenzelfde effekt te bereiken.
Andere acupuncturistische mogelijkheden van meer recente datum zijn:
electro-acupunctuur, ooracupunctuur en homeosiniatrie.
Acupunctuur helpt niet alleen bij het bereiken van de pijnloosheid
gedurende zware operaties, ze neemt ook de pijn van talloze alledaagse
kwalen weg. Ze verzacht de ongemakken van ronische ziekten. Ze bevrijdt
verslaafden van drugs, alkohol, nicotine en noem maar op. Kortom:
acupunctuur geneest. En het is niet omdat wij er geen rationele verklaring
voor vinden dat deze geneeswijze moet worden verguisd. Nog steeds is
men er niet in gelukt te ontdekken op welke biologische grondslagen
acupunctuur berust. Neurofysiologische onderzoeken kunnen vooralsnog
geen volledige verklaring geven van alle verschijnselen die zich voordoen
bij acupunctuur. Bijvoorbeeld de trage aanloop van het effekt, en de lange
naduur.
Het zal de lezer duidelijk zijn dat we slechts over een volwaardige
acupuncturist kunnen praten, als we met een genezer te maken hebben die
ook kennis heeft van de Chinese achtergrondfilosofie en de Yin-Yang
evenwichtsopvattingen. Spijtig genoeg konstateren we andermaal dat
sommige zorgenverstrekkers in deze vorm van gezondheidszorg weeral
eens «de kip met de gouden eieren» zoeken. Eens het universitair diploma
van geneeskunde op zak, volgt men in de gauwte enkele week-ends
acupunctuur in Amsterdam of aan de Sorbonne en hop... de patiënt mag
dan enkele briefjes meer afdokken per konsultatie.
Volgens ons is de hulpzoekende er nog slechter vanaf wanneer hij terecht
komt bij een would-be-beoefenaar, die acupunctuur herleidt tot een
pijnbestrijdingsmethode en zich dus tevreden stelt met een bestrijding van
symptomen. Zoals we reeds meldden is deze oude naaldengeneeskunde
veel meer dan dat, en dient ze gezien te worden als een totaal-geneeswijze
(filosofie, voeding, beweging).
Een verwittigd man is er twee waard! Ons advies is: bij twijfel over een
bepaalde ziekte, verschillende diagnosen laten stellen en vooral de
klassieke universitaire geneeskunde niet totaal overboord gooien... en zich
hoeden voor de charlatans!
Luc Godefroid