Museumbeleid in socialistisch perspectief Museum bewaarplaats van antikwiteiten? Socialistisch museumbeleid, bestaat dat? Museum en vormingswerk Een nieuw aspect: museum als recreatieoord Besluit Acupunctuur, «De kunst van de prik?» cultuurbeleid Bijdrage tot een socialistisch Ronse-Kluisbergen Oudenaarde Herzele Zottegem Ninove B.M. Geraardsbergen: AALST Chris Vancoppenolle 8 - 29 januari 1982 - Voor Allen» Het woord museum (van het Griek se «Museion» zetel der muzen) wordt in verklarende woordenboe ken steeds omschreven als een in stituut dat een verzameling cultu reel belangrijke voorwerpen bij voortduring in het openbaar uit stalt. Het voornaamste doel is verzame ling en bewaring van (kunstvoor werpen, wetenschappelijk onder zoek en documentatie. Daarnaast, maar nog steeds veel minder, komt ook de ontwikkeling van het pu bliek aan bod. Musea zijn ontstaan uit de schatka mers van kerkelijke en wereldlijke autoriteiten en uit de zgn. raritei tenkabinetten van eertijdse kunst liefhebbers. Pas sedert het midden der 18de eeuw kan men over musea in de huidige betekenis spreken, toen, voortvloeiend uit de opvattin gen der verlichting, voor het pu bliek toegankelijke verzamelingen werden ingericht. Vrijwel elke stad of grotere ge meente (zelfs kleine gemeenten zoals o.a. Velzeke: Gallo-Romeins museum of Bellem: Grammensmu seum) heeft thans een museum, of het nu gaat om een kunsthistorisch, of om een specifiek thematisch (bvb. arbeidsbeweging, Vlaamse strijd, een bepaalde historische fi guur) of gewijd is aan regionale geschiedenis of folklore. Onze tijd deed een belangrijke ver schuiving in de doelstellingen ont staan. Sedert de 2de wereldoorlog wordt gepoogd de collectievorming on dergeschikt te maken aan de the matische uitbeelding. Ook tracht men soms een historische sfeer te scheppen door het samenstellen van interieurs (de zgn. «stijlka mers») met nabootsing van archi tectuur of het reconstrueren van de werkruimte (bvb. van ambachtslie den en van bepaalde literaire of politieke figuren). Tegenwoordig wordt eveneens getracht gebouw en inhoud op elkaar af te stemmen door de inrichting zo flexibel moge lijk te maken, de verzamelingen steeds aantrekkelijker en gemakke lijker toegankelijk te maken voor een zo groot en zo ruim mogelijk publiek en door een nieuwe wijze van presentatie van het tentoonge stelde door middel van akoestische of optische effecten (bvb. boven licht voor schilderijen, zijlicht of vrije inval voor beeldhouwkunst kunstverlichting in vitrines voor voorwerpen). De Belgische Museumvereniging heeft in een actieprogramma voor een nieuwe museumpolitiek in 1975 beklemtoond dat onder invloed van de veranderde maatschappelijke factoren een duidelijke verbreding en verdieping ten aanzien van de taken van het museum zich op dringt. In deze optiek moet ook het inschakelen van een educatieve cel bij een aantal Belgische musea ge zien worden. Helaas is dat slechts voor een minderheid het geval; in Vlaanderen hoop en al een vijftal, een aantal initiatieven van het Be stuur voor jeugdvorming (met na me het inrichten van jeugdateliers voor kreatieve expressie) en be paalde BTK-projecten met educa tief doel, maar «sans lendemain», buiten beschouwing gelaten. Niettegenstaande de onbetwistbare inspanningen die geleverd zijn baart het echter geenszins verwon dering dat vandaag over de plaats van het museum in ons milieu nog steeds zeer stereotype voorstellin gen bestaan die bijna steeds neer komen op «een plaats waar de tijd stilstaat». Het is logisch dat een instelling die een dergelijk etiket opgeplakt heeft gekregen, heel wat moeite zal hebben om het over haar gevormde clichébeeld om te bui gen. Geen wonder dan ook dat ongeveer 50% van de Belgen nooit een museum betreden. Drempel vrees, onverschilligheid of ligt de oorzaak bij het museum? Welke de oorzaak ook zij, er dient dringend aan het museumbeleid gesleuteld te worden. De socialisten kunnen daarbij een fundamentele bijdrage leveren. De overheden, en in mindere mate de museumdirecties, hebben in het verleden in grote lijnen een beleid gevoerd in het licht van de volgen de prioriteitsrangorde: verzamelen, conserveren, bestuderen en op voeden. De eerste drie werkzaamheden, met daarnaast ook het katalogeren en beschrijven, evenals de vaak kille of muffe sfeer waarin dat alles gebeurt, leiden ertoe dat de buiten staanders zich weinig aangesproken voelen tot nadere kennisname. In dit geval is het antwoord op de vraag «Zijn de musea niet geconci pieerd door en voor een weten schappelijke, sociale en culturele elite?» uiteraard positief. Hoewel niemand de wetenschappelijke rol van de musea betwist, moet nu echter van hen verwacht worden dat ze hun taak ruimer gaan zien en daadwerkelijk optreden op het al gemeen sociaal en culturele vlak. De socialistische partij is pas laat tot een coherent cultureel beleid gekomen, een nawee van het vroe gere «brood- en biefstukkensocia- lisme». Museumpolitiek is daarbij dan nog ongetwijfeld het meest stiefmoe derlijk behandelde deelaspect. Ook nu nog wordt de impact onder gewaardeerd. Slechts een paar mensen als Elie Bradt en Luc De- nys hebben recent getracht iets te forceren. Maar wellicht zijn bvb. de oprichting van het Archief en Mu seum der Socialistische Arbeiders beweging (AMSAB) te Gent en het opzetten van tentoonstellingen als «Toen het leven nog een kortston dig verblijf in de textielfabriek was...» en rond industriële archeo logie mijlpalen voor een groter so cialistisch engagement op dit ter rein. Als socialisten moeten wij er principieel van uit gaan dat de gan se bevolking recht heeft op de be langstelling van de musea, vermits elke inwoner financieel bijdraagt tot hun instandhouding, werking en uitbouw. Er is echter nog een twee de belangrijke factor. In een veran derde tijd van cultuurbeleving en maatschappelijke betrokkenheid mag het museum niet meer zoals voorheen een geïsoleerde rol spe len (met name door de enge bete kenis van verzamelen, bewaren en wetenschappelijk onderzoek ten opzichte van de samenleving in haar totaliteit), maar scherp moe ten reageren op en bij andere com municatiemiddelen, instellingen, centra en media voor gedachten- wisseling en meningsvorming (school, bibliotheek, archief, cultu reel centrum, althans hoofdza kelijk toegespitst op visueel gebied. Zijn permanente vormingsprojec ten en culturele animatie niet de middelen om de tot hiertoe meestal passieve rol van het museum te doorbreken? Zijn permanente vor mingsprojecten en culturele anima tie niet de middelen om van een museum een open instelling te ma ken die beantwoordt aan de nieuwe noden van de samenleving? De ma nier waarop die nieuwe aanpak in dienst kan staan van de socialisti sche ideologie is echter een afzon derlijke discussie en bijlage waard. De functionele betrekkingen tussen museum en vormingswerk zijn voorlopig nog te incidenteel. Dit vindt mede zijn oorzaak in het feïti dat in het vormingswerk de moge lijkheden die de musea in toene mende mate op educatief gebied kunnen bieden, nog te weinig be kend zijn. Van de noodzaak aan permanente vorming (her- of bij scholing) na de normale onderwijs periode is elkeen wel overtuigd. In feite is dit een vaste cultuurpolitie ke optie, net zoals de evolutie naar een nieuwe onderwijsmethodiek (cfr. inspanningen van Willy Cale- waert qua VSO en VLO). De na druk ligt hierbij op de zelf werkzaamheid van de leerlingen, hetzij individueel hetzij in groeps verband (maken van werkstukken, interdisciplinair projectonderwijs). Het mag duidelijk zijn, dat daarbij het museum en het archief, naast de openbare bibliotheek uiteraard, belangrijke elementen zijn. De hoger aangehaalde cultuurpoli tieke principes kunnen echter slechts gestalte en toekomst krijgen indien zij vanuit de basis vorm krijgen. Wat betreft het aspect museum, dit wordt specifiek geremd door twee factoren: 1) Het traditionele museum is niet ingesteld op een massale opvang van jongeren en volwassenen die om een of andere vorm (ge woon, wederkerend of perma nent) van onderwijs vragen, ge steld al dat de financiële midde len beschikbaar waren. 2) Het traditionele museum be reikt, ondanks alle aanzetten tot externe democratisering, be paalde sociale groepen niet, ten zij de inhoud van het museum (aard en presentatie van de ge boden zaken en informatie) wordt herzien, hetgeen voorlo pig door de bevoegde diensten nog zeker niet steeds als hoogste prioriteit wordt beschouwd. In Nederland is er daarentegen sinds een vijftal jaren een ont wikkeling binnen de diverse mu sea naar het gericht werken, d.m.v. speciale kwalitatief ver antwoorde programma's, met verschillende publieksgroepen: niet enkel scholen, maar ook huisvrouwen, werkende jonge ren, bejaarden en gehandicap ten. Ons lijkt dat deze aanpak ook door de Vlaamse socialisten dient gepropageerd te worden. We kunnen er daarbij van uit gaan dat er in het socialistisch vormings werk principieel naar wordt ge streefd de mens zijn eigen moge lijkheden in de samenleving beter te leren verstaan en hem mogelijk heden in handen te geven die sa menleving en de veranderingen die er zich afspelen, beter te leren begrijpen en kritisch te beoordelen. Bij dit opzet moet men uit gaan van specifieke maatschappelijke pro blemen, essentieel van belang op de situatie en de ontwikkeling van de arbeidersklasse, maar dan ge plaatst in een zo breed mogelijke oriëntatie. Hoewel musea zich door de aard van hun collecties bewust richten op deelgebieden van de sa menleving, zullen ze juist vanuit die gespecialiseerde kennis die ze in de deelgebieden hebben opgedaan een gerichte bijdrage kunnen leveren in het totale vormingsproces. We zijn er ons van bewust dat sommige punten van deze bijdrage tamelijk theoretisch zijn. Nochtans zijn er duidelijk m.b.t. musea en vor mingswerk een aantal concrete za ken op relatief korte termijn te verwezenlijken. 1) Publiek gerichte functie Het museum moet een ontmoe tingsplaats worden waar mensen in contact kunnen komen met uitingen van menselijke cultuur uit eigen tijd, uit het verleden of uit de niet-Westerse wereld. Via de confrontatie met de ob- jecte die te beschouwen zijn als de materiële neerslag van deze cultuuruitingen, komen de be zoekers in contact met de men sen die in heden of verleden deze voorwerpen gemaakt heb ben of voor wie deze levende realiteit waren. 2) Structuur en activiteiten Een functionele inrichting van het museumgebouw, een aange paste keuze van thema's, een goede selectie van objecten en toelichtend materiaal en een op het peil van de bezoekers afge stemde begeleiding moeten er toe bijdragen dat het bedoeld contact met de medemens tast baarder wordt. Speciale activi teiten als demonstraties, film voorstellingen, concerten, maar ook vormen van zelfwerkzaam heid en creatieve; expressie (bvb. de jeugdateliers van het Bestuur van Jeugdvorming) kunnen de intensiteit van dat contact nog vergroten. 3) Educatieve medewerkers Van de overheid verwachten wij dat het educatieve werk als een volwaardige museumtaak zou erkend worden, aangezien deze taak in het nieuwe beleid min stens even belangrijk is als deze van het personeel belast met conservering en studie. Niette genstaande er reeds een aantal grotere musea over een speciale educatieve sectie beschikken dient in talrijke middelgrote en kleine instellingen al het werk gedaan te worden door niet eens behorend bezoldigde krachten. Nochtans zouden vooral lokale heemkundige en folkloristische- musea, waar het wetenschappe lijk onderzoek tot een minimum beperkt kan blijven volle aan dacht kunnen schenken aan educatieve doelstellingen. Op lossingen voor aangepaste dien sten en een speciaal statuut, als ook een nieuwe aanwerving voor museaal educatieve krach ten moeten uitgewerkt worden. De recreatieve functie van een mu seum, hoewel nog tamelijk nieuw, heeft veel gemeen met de educatie ve functie. Ze kunnen beschouwd worden als eikaars toegangspoort. Via een recreatieve kan men in een educatieve situatie terecht komen, terwijl omgekeerd het meemaken van een educatief programma kan leiden tot nieuwe behoeften op re creatief gebied. Beide aspecten zijn in het kader van het totale mu seumbeleid van wezenlijk belang. Bij dit recreatief aspect dienen vol gende punten in het oog gehouden worden: 1) Een duidelijke publiciteit over ligging, akkomodatie en vooral over hetgeen in het museum zelf te zien en te beleven valt. 2) Idem zoals voor educatief as pect: een atractieve en vooral overzichtelijke presentatie, aan sluiting bij de belangstellings sfeer van de bezoekers, en mo gelijkheid tot opvang van deze bezoekers waarbij niet alleen gedacht wordt aan een geschre ven, gesproken of in beeld ge brachte toelichting op het ge ëxposeerde, maar ook aan de organisatie van speciale activi teiten (zie hoger). 3) Voorzieningen waardoor het publiek enerzijds de weg naar het museum gemakkelijk kan vinden (wegwijzers, platte grond bij de lokale VW's) en anderzijds voorzieningen bin nen de muren van het museum, waardoor de bezoeker er zich op zijn gemak voelt. Vanuit socialistisch oogpunt dient het museum in de eerste plaats een cultureel-politiek in strument te zijn in de permanen te opvoeding van alle leden van de maatschappij onafgezien van Week-enddiensten 30 en 31 ja nuari 1982; Raevens Marine, tel. 055/ 21.68.88 Vanderhaegen Edith, tel. 055/ 21.22.00 Avonddiensten 1 tot 5 februari 1982: 1.2.82: Willems Marie-Germai- ne, tel. 055/21.40.10 en Glo- rieux Pascale, tel. 055/21.71.13. 2.2.82: Willems Marie-Germai- ne, tel. 055/21.40.10 en Glo- rieux Pascale, tel. 055/21.71.13. 3.2.82: Willems Marie-Germai- ne, tel. 055/21.40.10 en Glo- rieux Pascale. tel. 055/21.71.13. 4.2.82: Willems Marie-Germai- ne, tel. 055/21.40.10 en Glo- rieux Pascale, tel. 055/21.71.13. 5.2.82: Vandergheynst Eliane, tel. 055/21.63.98 en Glorieux Pascale, tel. 055/21.71.13. W.E. 30/31/1/82 De Smet M., 055/31.46.88 Maebe M.. 055/31.39.81 W.E. 7-8/2/82 Van der Heyden B., 091/ 83 51 25 De Wiest R., 055/31.44.98. Brakel Zaterdag 30.1.82: Verpl. Van den Berghe B., tel. 091/60.41.98 Verpl. Daneels R., tel. 091/ 60.03.84 Avonddienst 30.1.82: Verpl. Daneels R., Tel. 091/ 60.03.84 Zondag 31.1.82: Verpl. Van den Berghe B., tel. 091/60.41.98 Verpl. Daneels R., tel. 091/ 60.03.84 Avonddienst 31.1.82: Verpl. Van den Berghe, tel. 091/60.41.98. Maandag 1.2.82: Verpl. V. Demenschbrugge, tel. 055/42.13.23. Dinsdag 2.2.82: Verpl. Serlippens M., tel. 055/ 42.20.17 Woensdag 3.2.82: Verpl. Lafort M., tel. 055/ 42.28.39 Donderdag 4.2.82: Verpl. De Muyter L., tel. 055/ 49.84.91. Vrijdag 5.2.82: Verpl. V. Den Berghe, tel. 091/ 60.41.98. Week-end van 30-31/1/82: Dag- en avonddienst: Oscoop Cecile, tel. 054/50.10.50. Dagdienst 30/1/82: De Vadder Renelle, tel. 053/62.52.46. Dagdienst 31/1/82: De Pelsmae- cker Magda, tel. 053/77.13.59. Weekend en avonddienst, van 30/1 tot 31/1/1982: Stalpaert Nadine, Slijpstraat 5 A, Zottegem - tel. 091/60.30.78. Avonddienst van 1/2 tot 7/2/ 1982: De Winter Erna, Bruul 10 A, Zwalm - Tel. 055/49.82.13. Week-end van 30 en 31 januari: Verpleegster Leyman Lieve, tel. 33.08.54 Verpleegster Droesbeke Patri cia (voormiddag 30/1), tel. 50.04.04. Avonddienst van 1 februari tot en met 7 februari: Verpleegster Droesbeke Patri cia, tel. 50.04.04. Week-end 1.2 tot 7.2 en avond dienst: verpleegster Sienaert, tel.: 054/41.54.48 Weekenddienst Zaterdag 30.1.1982 zondag 31.1.1982 Dagdienst: De Croock Bea, tel. 053- 77.16.33 Heyman Celeste, tel. 053- 21.70.46 hun sociale herkomst. Maar welke inspanningen er ook geleverd worden om de mu sea meer publiek gericht te ma ken, toch zal een volledig de mocratiseringsproces uitblijven indien in andere culturele secto ren (onderwijs, culturele centra, radio en televisie, enz.) niet de zelfde doeleinden worden nage streefd. Wie acupunctuur zegt, denkt automatisch aan het China van Mao. De sensationele naaldgeneeskunde heeft tot nu toe flink gefungeerd als het propagandamiddel bij uitstek voor het rode kontinent. Sensationeel alleszins, denken we maar aan de wereldverspreide film en tv-beelden van open-hartoperaties zonder toepassing van de klassieke verdoving (anesthe sie). Maar acupunctuur is meer dan dat. Acupunctuur acus naald, pungere steken) is een geneeswijze die door naaldenaanprikking van nauwkeurig vastgestelde huidpunten ziekten en stoornissen van organen verbetert en opheft. Meer dan 5000 jaar geleden bestond acupunctuur reeds als onderdeel van een oude volksgeneeskunde. Volgens eer. legende is deze geneesmethode ontdekt door een soldaat die, getroffen door een pijl, genas van een ziekte waaraan hij jaren had geleden. Geleidelijk aan werd acupunctuur zich baserend op ervaring, uitgebouwd. In het begin werden er naalden van hout, been en graten gebezigd. Later werden deze vervangen door porceleinen, keramieken en uiteindelijk door metalen naalden. De laatste eeuwen geraakte deze «volksgeneeskunde» in verdrukking t.o.v. de ingevoerde westerse geneeskunde. Onder Mao-Tse-Toeng werd ze gerehabiliteerd. Het China van Mao leerde zijn «dokters op blote voeten» de algemene principes van acupunctuur, maar vooral gaf het aan de volkse naaldengeneeskunde een wetenschappelijke basis, werkte een synthese uit tussen westerse natuurwetenschappelijke geneeskunde en acupunctuur. En pas in 1958 werd acupunctuur als vorm van verdoving bij heelkundige ingrepen gebruikt. Een weetje misschien: China heeft geenszins het monopolie van de acupunctuur. In het oude India, het oude Egypte, het middeleeuwse Japan, bij de Bantoes en de Eskimo's vinden we reeds zeer vroeg geschriften en aanwijzingen op het gebruik van naalden en de kennis van acupunctuur. Er bestaan verschillende soorten van acupunctuur. Voor wat betreft de klassieke acupunctuur hebben wij er reeds op gewezen dat deze meer inhoudt dan een verdovingsmethode. Het aanwenden van deze naaldenge neeskunde bij operatieve ingrepen is slechts één klein facet, nog maar pas ontdekt. Acupunctuur moet als een onderdeel gezien worden in een geheel van filosofische leefregels. Het gebruik van naalden, moxa en polsdiagnose werd steeds toegepast samen met voedingsrichtlijnen, lichaamsritmiek, massage (sjiatsoe en do-in) en ademtherapie. Er wordt van een geheel ander mensbeeld uitgegaan dan in de westerse geneeskunde: een komisch mensbeeld en een energetisch ziektebeeld liggen aan de basis van de acupunctuurregels. Niet de orgaanpatologie maar het energiepatroon is van doorslaggevend belang. En zoals steeds in het alternatieve circuit van de gezondheidszorg, probeert men met acupunctuur niet alleen de ziekte te genezen, maar vooral ook ziekte te voorkomen. Acupunctuur berust op het eenvoudig principe dat er tussen bepaalde punten op de huid en de functie van inwendige organen een wederkerige betrekking bestaat. Deze punten liggen gerangschikt op juistgesitueerde hoofdlijnen, de meridianen. Alle meridianen zijn symmetrisch gerang schikt, d.w.z. dat zowel linker- als rechterhelft van het lichaam evenveel acupunctuurpunten hebben. In totaal zijn er éénenzeventig meridianen, waarvan twaalf hoofdmeridianen, twaalf nevenmeridianen enz. Momen teel tellen we reeds meer dan duizend punten die kunnen aangeprikt worden. Dit aantal is zeker niet vaststaand, de ervaring zal in de toekomst zeker nog enkele prikpunten bijleveren. Acupunctuurpunten kunnen op twee manieren gebruikt worden: namelijk voor de diagnose en voor de therapie. Wat de diagnostiek betreft kan een specifiek pijnlijke plaats, welke korrespondeert met een inwendig orgaan, een ziektetoestand van dit orgaan aanduiden. Terapeutisch zijn de punten van belang in verband met het toe- of afvoeren van energie. Bij elke ingreep worden meestal meerdere punten aangeprikt. Over het algemeen wordt een induktietijd van minimum twintig minuten gerespekteerd. Door het prikken probeert men de Yin-Yang-energiehuis- houding te beïnvloeden. Wij weten dat een mens ziek wordt van zodra dit energie-evenwicht verstoord wordt. Ziekten worden dan genezen door energie toe te voegen of weg te laten vloeien door middel van naalden te prikken in acupunctuurpunten. Deze naalden worden al dan niet onder stimulatie van vijftien tot zestig minuten ter plaatse gelaten. Deze stimulatie gebeurt manueel, elektrisch en/of vooral door moxa-branding (toevoeging van warmte-energie). Naast naaldenprikken en branden van moxa, wordt ook massage (dó-in en sjiatsoe) toegepast als therapeutisch middel. In sommige gevallen, zoals punten dichtbij de ogen en in de omgeving van bloedvaten, is de acupuncturist hoofdzakelijk aangewezen op massage, vanwege het gevaar bij het gebruik van naalden. Een acupunctuurbehandeling bestaat uit verschillende zittingen, bv. x malen per week of per maand. De duur van terapie en kansen op sukses zijn afhankelijk van ziekte en leeftijd van de patiënt. Voor wat de diagnostiek betreft wordt er rekening gehouden met de kleur van het gelaat, doet men aan tongdiagnostiek, past men de klassieke buikdiagnose toe, ook de gelaats- en ogenstudie is ver doorgedreven. Verder geven bepaalde acupunctuurpunten, de zogenoemde «alarmpun- ten» de toestand weer van inwendige organen. Maar het meeste belang wordt gehecht aan de polsdiagnose. Naast een grote dosis kennis, vergt deze polsdiagnose een zeer grote geoefendheid. Stel u voor: aan beide polsen zijn zo'n 300 karakteristieken waar te nemen. Deze vorm van diagnose duurt ongeveer 5 tot 15 minuten. Van wezenlijk belang is dat men de oorzaak van een energiestoornis kan opsporen. En zolang er nog voldoende (Yin-Yang) energie aanwezig is, meent men vrijwel elke ziekte te kunnen genezen. Erfelijke aandoeningen en kanker daarentegen kunnen met acupunctuur niet worden genezen! Een speciaal facet van deze geneeswijze is haar evolutie die ze gemaakt heeft i.v.m. analgesie (pijnloosheid bij bewustzijn), bij operaties. Twintig jaar geleden had men nog een tachtigtal naalden nodig voor een degelijke verdoving. Nu volstaat het met hooguit een tiental naalden in de oorschelp te prikken om eenzelfde effekt te bereiken. Andere acupuncturistische mogelijkheden van meer recente datum zijn: electro-acupunctuur, ooracupunctuur en homeosiniatrie. Acupunctuur helpt niet alleen bij het bereiken van de pijnloosheid gedurende zware operaties, ze neemt ook de pijn van talloze alledaagse kwalen weg. Ze verzacht de ongemakken van ronische ziekten. Ze bevrijdt verslaafden van drugs, alkohol, nicotine en noem maar op. Kortom: acupunctuur geneest. En het is niet omdat wij er geen rationele verklaring voor vinden dat deze geneeswijze moet worden verguisd. Nog steeds is men er niet in gelukt te ontdekken op welke biologische grondslagen acupunctuur berust. Neurofysiologische onderzoeken kunnen vooralsnog geen volledige verklaring geven van alle verschijnselen die zich voordoen bij acupunctuur. Bijvoorbeeld de trage aanloop van het effekt, en de lange naduur. Het zal de lezer duidelijk zijn dat we slechts over een volwaardige acupuncturist kunnen praten, als we met een genezer te maken hebben die ook kennis heeft van de Chinese achtergrondfilosofie en de Yin-Yang evenwichtsopvattingen. Spijtig genoeg konstateren we andermaal dat sommige zorgenverstrekkers in deze vorm van gezondheidszorg weeral eens «de kip met de gouden eieren» zoeken. Eens het universitair diploma van geneeskunde op zak, volgt men in de gauwte enkele week-ends acupunctuur in Amsterdam of aan de Sorbonne en hop... de patiënt mag dan enkele briefjes meer afdokken per konsultatie. Volgens ons is de hulpzoekende er nog slechter vanaf wanneer hij terecht komt bij een would-be-beoefenaar, die acupunctuur herleidt tot een pijnbestrijdingsmethode en zich dus tevreden stelt met een bestrijding van symptomen. Zoals we reeds meldden is deze oude naaldengeneeskunde veel meer dan dat, en dient ze gezien te worden als een totaal-geneeswijze (filosofie, voeding, beweging). Een verwittigd man is er twee waard! Ons advies is: bij twijfel over een bepaalde ziekte, verschillende diagnosen laten stellen en vooral de klassieke universitaire geneeskunde niet totaal overboord gooien... en zich hoeden voor de charlatans! Luc Godefroid

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Voor Allen | 1982 | | pagina 10