Socialistisch weekblad
"Happart-carrousel"
kan nog slechts één rondje dr
De crisis
van de
vakbeweging
Heeft De Maesschalck wel de
vereiste moraliteit om burgemeester
te worden
Nationaal SP Werkings- en
Politiek Congres
Minister Tobback aarzelt met de benoeming van
enkele burgemeesters in Oost-Vlaanderen
Parlementaire vraag
Jacques Timmermans
■35"?
Aandacht - Aandacht - Aandacht
De regering heeft goede punten gescoord door Nico Droeven
in plaats van José Happart tot burgemeester van Voeren te
doen benoemen.
De stugge houding van de minister van Binnenlandse Zaken,
onze vriend Louis Tobback, zal daar wel niet vreemd aan
zijn.
In de pers dreigde José Happart dan wel om opnieuw
dienstdoende burgemeester te worden (thans eerste schepen)
als de regering of de Voerense Vlaamse schepen Huub Broers
de overeengekomen afspraken niet zouden honoreren.
Uit een parlementaire vraag van onze vriend volksvertegen
woordiger Jacques Timmermans blijkt evenwel dat nog slechts
één rondje van de fameuze "Happart-carrousel" in de toe
komst mogelijk is. Indien José Happart dienstdoende burge
meester wordt, dient hij Nederlands te spreken. Een eenvoudi
ge klacht bij de Raad van State volstaat indien hij dit principe
niet eerbiedigt. Hij zou dan onmiddellijk worden afgezet, met
als normale sanctie een periode van niet-verkiesbaarheid van
twee jaar. Maar gelet op de bijzondere wet voor de gemeenten
met speciaal statuut (waarbij uiteraard Voeren) worden de
schepenen rechtstreeks door de kiezers verkozen, zodat dit
slechts opnieuw mogelijk wordt bij de volgende gemeen
teraadsverkiezingen, dus in 1994.
Kd. Timmermans stelde in dit ver
band recentelijk twee vragen aan
Minister Tobback. De eerste sloeg
op het gevolg van de benoeming
van een schepen tot burgemeester
wat de rangorde betreft specifiek in
de zes Brusselse randgemeenten,
Voeren en Komen-Waasten.
De tweede vraag hield verband met
de gevolgen qua rangorde van de
afzetting van een schepen in een
dergelijke gemeente. Tevens werd
gevraagd naar de aard van de sanc
tie dat een schepen slechts na twee
jaar kan herkozen worden, toe te
passen in het geval van een der
hoger genoemde gemeenten.
De essentie van het antwoord van
de Minister is hierboven reeds
weergegeven maar gezien de be
langrijkheid van het thema gaan wij
er explicieter op in.
Antwoord
Artikel 3 van de wet van 9 augustus
1988 heeft een artikel 2bis in de
gemeentewet ingevoegd waarbij
voor de zes randgemeenten en de
gemeenten Komen-Waasten en
Voeren een regeling voor de ver
kiezing van de schepenen werd in
gevoerd die afwijkt van de regeling
die geldt in de andere gemeenten.
De schepenen worden in die ge
meenten rechtstreeks gekozen door
de vergadering van de gemeen
teraadskiezers.
De toepassing van artikel 2bis kan
een aantal vragen doen rijzen in
geval van benoeming van een sche
pen tot burgemeester of in geval
van afzetting van een schepen.
Indien een gemeenteraadslid aan
wie overeenkomstig artikel 2bis een
mandaat van schepen werd toege
wezen, tot burgemeester wordt be
noemd, dient het mandaat van
schepen aan een ander raadslid te
worden toegewezen. In dit geval
wordt toepassing gemaakt van het
laatste lid van artikel 2bis; het man
daat van schepen wordt toegewe
zen aan een raadslid van dezelfde
lijst als die van de te vervangen
schepen overeenkomstig de bepa
lingen vastgesteld in het vijfde lid
van artikel 2bis, dit is in de volgor
de van verkiezing.
In de veronderstelling dat een eer
ste schepen tot burgemeester wordt
benoemd, rijst de vraag of de ver
vangende schepen de rang inneemt
van de eerste schepen, dan wel of
de tweede schepen eerste wordt, de
derde schepen tweede, enzovoort,
waarbij de vervangende schepen de
allerlaatste rang inneemt.
Dezelfde vraag rijst wanneer in de
loop van de legislatuur een schepen
wegens overlijden of afzetting dient
te worden vervangen.
De rang van de schepen wordt
bepaald door de volgorde van de
toewijzing van het mandaat (artikel
Zaterdag 14 januari 1989 om 10 uur
ACOD-gebouw, Fontainasplein te Brussel
Deelnemingskaar ten kunnen bekomen worden bij
federaal secretaris Chris Vancoppenolle, tel. 0531
70.51.51 of054133.00.00; eventueel af te halen op het SPI
CSC-secretariaat, Houtmarkt 1 te Aalst.
2bis, zesde lid).
De eerste toewijzingen van het
mandaat van schepen gebeuren op
basis van de verkiezingsuitslag, na
de in het tweede tot en met het
vierde lid van artikel 2bis omschre
ven verrichtingen.
Het mandaat wordt daarbij toege
wezen aan de tot raadslid gekozen
kandidaten in de volgorde van hun
verkiezing. Op dat ogenlik staat
vast wie eerste, tweede, enzovoort,
schepen is.
Wanneer zich nu een vervanging
van een schepen opdringt, dient het
mandaat opnieuw te worden toege
wezen, en dit overeenkomstig het
laatste lid van artikel 2bis. Aange
zien aan dit raadslid het mandaat
van schepen het laatst wordt toege
wezen, schuiven de andere schepe
nen die volgden op de te vervangen
schepen een rang op en neemt de
vervangende schepen de laatste
rang in.
Er zijn geen argumenten voor de
stelling dat de vervangende sche
pen de rang inneemt van de te
vervangen schepen. Al gebeurt de
toewijzing van mandaten in de acht
gemeenten anders dan in de andere
gemeenten en al worden de manda
ten binnen dezelfde lijst verdeeld,
de rangorde wordt toegewezen aan
raadsleden en niet aan lijsten. Dit
vloeit voort uit de bepalingen vol
gens welke het mandaat wordt toe
gewezen aan de tot raadslid geko
zen kandidaten in de volgorde van
hun verkiezing, waardoor tevens de
rangorde van schepen wordt be
paald. De rangorde van de schepen
blijft dan ook een strikt persoonlijk
prerogatief dat door de vervange
nde schepen niet kan worden over
genomen.
Het bovenstaande stemt trouwens
overeen met hetgeen van toepas
sing is in de andere gemeenten. In
deze gemeenten wordt de rangorde
van een schepen bepaald door de
volgorde van de stemmingen, dit is
de orde waarin de schepenen wer
den verkozen tijdens hun jongste
verkiezing. De laatst verkozen
schepen neemt bijgevolg de rang in
na degene die voor hem tot schepen
werd verkozen. Bij overlijden van
Vervolg op blz. 4
De economische crisis en de hoge werkloosheid leidden in de
meeste Westeuropese landen tot een verzwakking van de
vakbonden. Aan te stippen valt dat dit verschijnsel zich het
minst in België liet voelen. De rechts geïnspireerde media en de
conservatieve kringen maakten van de "crisis van de vakbewe
ging" hun geliefkoosd thema. De conservatieve thesis dat de
vakbonden als massa-organisaties hebben afgedaan stoelt op
volgende stellingen:
- de vakbonden geven geen antwoord op de dringende sociale
kwesties voortspruitende uit de modernisering van de eco
nomie;
het vakbondsbeleid is niet meer geloofwaardig. Slechts
kleine delen van de arbeidersklasse stellen nog vertrouwen
in de vakbond.
In vakbondskringen drong zich aldus de vraag op in hoeverre
dit conservatief betoog strookt met de werkelijkheid. Om daar
het antwoord op te krijgen organiseerde het A.B.V.V. een
wetenschappelijke enquête. Gelijklopend ontvingen we van de
Duitse vakbond, de D.G.B., het "Researchprojekt van de
HANS-BOCKLER-STIFTUNG"
In tegenstelling tot de conservatieve thesis tonen deze studies
aan dat de werknemers in grote mate een positieve mening
hebben over de werking van de syndicale vertegenwoordigers
op de onderneming. Qua de modernisering van de bedrijven
verwachten de werknemers dat hun vakbond het patronaat
ertoe zal verplichten, bij de invoering van de nieuwe technie
ken, rekening te houden met de inzichten van de betrokken
arbeiders en bedienden. Wel blijkt uit de enquêtes dat de
werknemers de noodzaak van de modernisering van het
bedrijf inzien maar vinden dat de sociale gevolgen ervan
(vooral inzake tewerkstelling) moeten beheerst worden. Daar
voor rekenen ze op de vakbond.
Samengevat kan men stellen dat bij de arbeiders en de
bedienden de behoefte aanwezig is naar goed werkende
syndikale delegaties op de bedrijven en naar sterke vakbonden
die niet afkerig staan tegenover de technologische evolutie
maar deze wel beheersen. Ze verwachten dat hun vakbond een
antwoord biedt op de probleemsituaties (de werkloosheiddie
de invoering van de nieuwe technieken veroorzaken.
De conservatieve redenering dat de arbeidersklasse zich van de
vakbond afwendt is aldus onwaar. Wel komt de dringende
noodzaak tot uiting, en dat geldt ook voor ons A.B.V.V.,
meer aandacht te besteden aan de dagelijkse vakbondswerking
op de ondernemingen en, macro-economisch, de modernise
ring van de bedrijven te beheersen met daarbij een bijzondere
bezorgdheid voor de tewerkstelling.
Naast deze twee prioriteiten die tot uiting komen in de
geciteerde vakbondsstudies, zijn het individueel dienstbetoon,
de zorg voor de begeleiding van onze werklozen, de vorming
van de vakbondsmilitanten en de organisatie van de vakbond
op het gemeentelijk vlak absolute opdrachten voor het
A.B.V.V.
Om al deze opdrachten en taken te kunnen vervullen moet de
vakbond kunnen rekenen op de inzet van vele socialistische
militanten.
We mogen het niet uit het oog verliezen: socialistische strijd
(voor de omvorming van het kapitalisme) is niet mogelijk
zonder een sterk A.B.V. V.
Herman Van Herzeele
Op 21 december 1988 deelde Louis
Tobback, Minister van Binnenland
se Zaken in de Kamer van Volks
vertegenwoordigers mee dat van de
589 burgemeesters die in België
dienen te worden benoemd, er
reeds 402 gevallen afgehandeld wa
ren door zijn kabinet.
Het lag blijkbaar duidelijk in zijn
bedoeling een maximum aan ge
meenten in de beste omstandighe
den van wal te laten steken in 1989.
Op dat ogenblik gingen 56 dossiers
naar de Raad van State, 52 berust
ten bij de administratie, een 37-tal
tot slot hield hij persoonlijk nog in
beraad, omdat er bij de gouver
neurs of bij hem zelf bezwaren
bestonden.
Op 31 december 1988 waren er
uiteindelijk nog 116 gemeenten
zonder burgemeester. 473 burger
vaders waren reeds benoemd.
In 60 gemeenten werd na de verkie
zingen van 9 oktober 1988 en na de
uitspraak van de Bestendige Depu
tatie beroep aangetekend bij de
Raad van State.
In 16 gemeenten gebeurde de voor
dracht zelf vooralsnog niet om een
of andere reden.
In 40 gemeenten is er wel een
voordracht, maar wordt de beslis
sing in beraad gehouden. Dit is
onder andere het geval wanneer er
twee voordrachten bestaan of waar
de koalities ondertussen wijzigin
gen hebben ondergaan.
In nog andere gevallen is er een
gerechtelijk of administratief on
derzoek aan de gang.
Hoe dan ook, nu reeds staat het
volgens Minister Tobback als een
paal boven water dat een aantal
voordrachten zullen sneuvelen om
dat de voorgedragen kandidaten
gewoonweg niet over de nodige
morele kapaciteiten beschikken om
het ambt van burgemeester uit te
oefenen.
Een burgemeester moet
kwaliteiten hebben...
De benoeming van een burgemees
ter steunt in de eerste plaats op de
zorg om het beheer van de gemeen
te te waarborgen.
Zo moet de kandidaat dan ook een
aantal kwaliteiten bezitten die af te
leiden zijn uit een goed bestuur van
de gemeente.
Geen wonder dat dan ook rekening
gehouden wordt met de adviezen
van de diverse bevoegde instanties
zoals de gouverneur, de procureur-
generaal en met stukken van be
paalde dossiers vóór de burge
meester al dan niet benoemd
wordt.
...te Zottegem het geval
Tot de 40 hierboven genoemde ge
meenten waar een onderzoek in
verband met de voorgedragen bur
gemeestersfiguur lopend is, be
hoort ook de Egmontstede. Wel
licht interesseert het niet alleen de
Zottegemnaren in het bijzonder,
maar het ruimere publiek in het
algemeen te vernemen welke feiten
De Maesschalck, die na de recente
gemeenteraadsverkiezingen door
de verliezende partijen van V.O.P.
(P.V.V.-V.U.) en C.V.P. als nieu
we burgervader werd voorgedra
gen, ten laste worden gelegd.
Meer bepaald verzocht het sche
pencollege in zitting van 26 septem
ber 1988 (dus vóór de verkiezingen
nog) de gouverneur een tuchtmaat
regel uit te spreken lastens de ho-
gergenoemde die toen schepen van
Sport, Middenstand, Feestelijkhe
den en Toerisme was, dit wegens
verregaande machtsoverschrijding
en onwettige handelingen.
Laakbare feiten
Op 19 januari 1987 besliste het
Zottegemse Kollege van Burge
meester en Schepenen dat alle be
stellingen van 50.000 fr. en meer
haar dienden voorgelegd te worden
vooraleer tot de bestelling kan wor
den overgegaan.
Desondanks oordeelde de toenma
lige schepen De Maesschalck het
recht volledig in eigen handen te
mogen nemen door achteraf op
eigen houtje aan een bepaalde fir
ma twee opdrachten toe te kennen.
Meer bepaald gebeurde dit een eer
ste maal op 27 mei 1987.
Toen gaf de genoemde schepen een
opdracht zonder de goedkeuring te
vragen van het Kollege van Burge
meester en Schepenen. Ziehier de
voorgeschiedenis.
Na een mededeling van de heer
direkteur van de v.z.w. Stedelijke
Sport en Rekreatie, betreffende
een waterinsijpeling in de zwem-
ruimte van het stedelijk overdekt
zwembad, waarvoor het Schepen
kollege een raming en bestek door
de stedelijke ingenieur had laten
opmaken had schepen De Maes
schalck eigenhandig beslist een
aannemer aan te stellen, de firma
E. De Roover, die de herstelling
uitvoerde en hiervoor dan ook op
2 mei 1988 een faktuur ten bedrage
van 113.490 fr. indiende (wat de
onwettige opdracht van 27 mei 1987
verklaart). Een tweede laakbaar
feit deed zich een jaartje later voor.
Op het stadhuis liep plots van de
zelfde aanpemer een faktuur dd.
1 juni 1988 ten bedrage van
130.215,5 fr. binnen. Deze keer
ging het om aanpassingswerken aan
de riolering van de cafetaria van het
stedelijk zwembad.
Ook deze werken hadden nooit het
voorwerp uitgemaakt van enige op
dracht vanwege het Zottegemse
Kollege van Burgemeester en Sche
penen.
Alweer had schepen De Maes
schalck eigenhandig de opdracht
toevertrouwd en hierdoor de wet
overtreden op de overheidsop
drachten voor aanneming van wer
ken, leveringen en diensten. Deze
wet voorziet immers dat meerdere
ondernemingen de kans moeten
krijgen een prijsofferte in te dienen
Vervolg op blz. 4
Redaktie - Administratie -
Publiciteit:
Houtmarkt 1. 9300 AALST
Tel. 053/70.51.51
Postrekeningnr. 870-0002726-73
Maandabonnement: 50 fr.
Jaarabonnement: 600 fr.
Verantwoordelijke uitgever:
Renó Stabel, Houtmarkt 1,
9300 Aalst
Vrijdag 6 januari 1989
51* jaargang nr. 1
1W