BINNENLAND
Herman De Loor pleit in Vlaams Parlement
voor verlenging verlaagd BTW-tarief voor de
bouw van sociale en bescheiden woningen
4 31 oktober 1997 - "Voor Allen"
Zoals men weet voerde de fe
derale regering op 1 januari
1996 een verlaagd BTW-ta
rief in (12% in plaats van
21%) bij de bouw van een be
scheiden woning met een op
pervlakte van 190 m2 voor
een huis en 100 m2 voor een
appartement.
Het tarief van 12% is slechts
van toepassing op een schijf
van 2.000.000 F (exclusief
BTW) van de kostprijs van
een woning en dit tot 31 de
cember 1997.
Het BTW-tarief voor de so
ciale woningbouw werd te
ruggebracht tot 6%. De fede
rale regering besliste onlangs
deze maatregel niet te verlen
gen. hoewel het Vlaams Par
lement op 30 april 1997 bij
unanimiteit een resolutie
goedkeurde waarbij gevraagd
werd dit verlaagd BTW-tarief
verder te zetten na 31 decem
ber 1997.
In het Vlaams Parlement in
terpelleerden vorige week alle
politieke fracties minister
president Luc Van Den Bran-
de over deze beslissing van de
federale regering (de BTW is
immers een federale materie).
Het was Herman die het
standpunt van de SP verant
woordde.
Hierna geven we een samen
vatting van zijn interpellatie.
BTW-verlaging kost
geld aan schatkast
Niemand zal tegenspreken dat
de BTW-verlaging de schat
kist de voorbije 2 jaar onge
twijfeld heel wat centen heeft
gekost. Hoeveel het terugver
dieneffect zal zijn geweest is
wellicht moeilijk te becijfe
ren. Daarover kan men veel
filosoferen en discussiëren,
maar dat deze maatregel er
sommige mensen zal toe aan
gezet hebben te bouwen is
een feit dat niet kan worden
ontkend.
Vandaar dat wij graag hadden
gezien dat deze BTW-verla
ging ook na 1 januari 1998
verder van toepassing zou
blijven, hoewel wij duidelijk
wisten dat zij slechts voor een
beperkte periode van 2 jaar,
t.t.z. van 1 januari 1996 tot 31
december 1997 was inge
voerd.
Maar zoals dit met alles het
geval is, als men iets toekent
of bekomt,wordt vooraf dui
delijk afgesproken dat het
maar tijdelijk is, ontstaat toch
de illusie en het verlangen om
dit verder te behouden.
Het is met deze BTW-maatre-
gel niet anders, hoewel er heel
wat argumenten zijn die plei
ten voor het behoud ervan.
Tewerkstellingseffect
Op een ogenblik dat zowel de
federale als de Vlaamse rege
ring de tewerkstelling als to
tale prioriteit naar voor schui
ven, zou het te betreuren val
len dat door deze B.T.W.-ver-
hoging de tewerkstelling in de
bouwnijverheid, die nog
steeds een arbeidsintensieve
sector is, daarvan een nefaste
invloed zou ondergaan. Het
volksgezegde "Als de bouw
goed gaat, gaat alles goed"
blijft vandaag de dag nog
steeds overeind.
Vandaar, dat wij met klem
vragen om nogmaals bij de
federale regering aan te drin
gen om deze B.T.W.-verla-
ging ook na 1 januari 1998
verder van toepassing te laten,
al mag het voor ons zelfs se
lectiever.
Voor ons hoeven inderdaad
tweede verblijven, villaatjes
en appartementen aan de kust
of elders bestemd voor verhu
ring, van deze BTW-verla
ging niet te genieten.
Voor ons zijn het enkel socia
le en bescheiden woningen,
die voldoen aan de vooropge
stelde oppervlakte en voor zo
ver dit om de eerste of enige
woning gaat, die op dit gunst
tarief aanspraak moeten kun
nen maken.
Een BTW-verlaging als deze,
moet immers ook een sociale
maatregel inhouden, zoals on
ze resolutie van 30 april ten
andere ook aanstipte.
Met deze correctie aan de be
staande reglementering, be
staat er wellicht meer kans, de
federale regering over de
streep te trekken en de ge-
deemltelijke verlenging van
het lager BTW-tarief te beko
men. De mindere BTW-ont-
vangst voor de schatkist zal
hierdoor immers gevoelig
worden gereduceerd.
De federale regering zou
thans hebben beslist de kre
dieten voor een verlaagd
BTW-tarief voor te behouden
voor justitie (plus 6 miljard)
voor gezondheidszorg (plus 8
miljard) en voor een verlaging
van de sociale lasten, teneinde
de tewerkstelling aan te zwen
gelen.
Dat zijn ontegensprekelijk de
partementen en sectoren die
naar de toekomst toe meer
aandacht en meer financiële
middelen verdienen, maar
niet in de weg mogen staan
om het verlaagde BTW-tarief
van 6 en 12% ook na 1 januari
1998 onder supplementaire
selectieve voorwaarden van
toepassing te houden. Na al
deze overwegingen en dit
pleidooi vroeg Herman De
Loor, antwoord op volgende
vraag en deed hij een niet on
belangrijke suggestie:
- werd door de Vlaamse rege
ring uitvoering gegeven aan
de resolutie van 30 april
1997? Zo ja, op welke wijze
is dit gebeurd en welke was
het antwoord van de bevoegde
federale minister?
- mocht later toch blijken dat
de federale regering op haar
getroffen beslissing niet te
rugkeert, dan suggereren wij
de Vlaamse regering om ge
lijksoortige maatregelen (an
dere dan BTW-maatregelen
uiteraard want daarvoor zijn
wij niet bevoegd) te nemen,
opdat meerdere jonge Vlaam
se gezinnen met een beschei
den inkomen verder meer
kansen krijgen om een wo
ning te bouwen op de sociale
privé-woningmarkt.
Wij denken hierbij aan een
systeem van rentesubsidies of
een verzekering tegen inko
mensverlies.
Velen durven immers de stap
niet zetten omwille van hun
onstabiele werksituatie. Mis
schien is dit nu de gelegen
heid om hier spoed aan te ge
ven en daar de nodige finan
ciële middelen voor uit te
trekken.
Antwoord van
minister-president
Van den Brande
In zijn antwoord stipte Luc
Van den brande aan dat ook al
is het Vlaams Parlement niet
bevoegd in deze materie, we
wel belang hebben bij deze
federale beslissing.
Gehoor gevend aan die reso
lutie hebben we op 31 juli een
brief geschreven aan minister
Maystadt bevoegd voor Fi
nanciën waarin we hem heb
ben gewezen op de gevolgen
voor Vlaanderen van deze fe
derale maatregel.
We hebben vorige week in de
schoot van de Vlaamse rege
ring deze kwestie opnieuw
besproken en onze vraag te
genover de federale eerste mi
nister Dehaene herhaald en
erop gewezen dat het verstan
dig zou zijn om de huidige tij
delijke maatregel ten minste
selectief te verlengen.
Op de vraag of er overleg is
geweest, moet ik ontkennend
antwoorden. De federale re
gering heeft onafhankelijk en
zonder overleg te plegen be
slist, wat haar goed recht is.
Uiteindelijk beschikken wij
ook over enkele exclusieve
bevoegdheden, waarover we
niet met de federale regering
wensen te overleggen.
Toen de maatregel werd inge
voerd, is er wel overleg
gweest over bepaalde modali
teiten.
De kern van dit alles is dat
Vlaanderen belang heeft bij
deze maatregel en dat het
daarom verstandig zou zijn
van de federale regering om
deze tijdelijke maatregel ten
minste selectief te verlengen.
Op de vraag van Herman De
Loor of de Vlaamse regering
compenserende initiatieven
zal nemen, indien de BTW-
maatregel niet wordt ver
lengd, antwoordde Minister
president Luc Van den Brande
dat het gevaarlijk is om voor
alles wat de federale regering
nalaat te doen, voor onze re
kening compensaties uit te
werken, als we zelf geen extra
middelen krijgen. Dat kan im
mers leiden tot ontsporingen.
Het zelfde probleem stelt zich
ook voor andere kwestie, zo
als bijvoorbeeld het econo
misch beleid: zo kunnen we
wel beslissen welke infrast
ructuur onze havens nodig
hebben maar niet hoe de ha
vens bestuurd en geëxploi
teerd moeten worden.
Dat valt immers onder de wet
geving inzake de gemeenten
en dat is nog altijd een federa
le bevoegdheid. De Vlaamse
overheid moet zoeken hoe we
een samenhangend beleid
kunnen voeren met de be
voegdheden waarover we be
schikken. Zonder extra mid
delen kunnen we ons echter
niet in de plaats stellen van de
federale regering, besloot Luc
Van den Brande.
Hoop op resultaat
Ook in de Kamer werd inmid
dels gedebatteerd en aange
drongen op een verlenging
van de BTW-verlaging na 1
januari 1998.
Laat ons hopen dat de federa
le regering erin slaagt deze
maatregel op een sociale en
selectieve basis te verlengen
en er de nodige compenseren
de gelden voor vindt in de be
groting van volgend jaar.