"Voor Allen" - 28 november 1997 - 11 school) van deze vrijwilligers (én van de medewerkers van de clubs en federaties) zou één van de prioriteiten van het be leid moeten zijn. Hiervoor kunnen de subsidiëringsme chanismen worden aangepast en een kwaliteitslabel voor sportclubs ingevoerd. Het topsportbeleid Topsport is het facet van het ganse sportgebeuren dat het grote publiek het meest en het gemakkelijkst beroert. Top sport speelt bovendien een on betwistbare wervingsrol en is daardoor een belangrijk pro motioneel element dat aanzet tot sportbeoefening. Topsport werkt aldus positief op de sportparticipatie. De overheid dient daarom een gunstig kli maat te scheppen waarbinnen de (aankomende) topsport(er) zich verder kan ontwikkelen. In het secundair onderwijs kan de doorstroming van getalen teerde jongeren naar de top sport gestimuleerd worden door het invoeren van top sportstudierichtingen, waarin de jongere, naast zijn/haar volwaardige schoolopleiding, omkaderd en begeleid wordt in samenwerking met de sportfederatie waartoe hij/zij behoort. Hiervoor dienen aan gepaste statuten te worden uit gebouwd, die rekening hou den met de verschillende on derwijssystemen (ASO, TSO en BSO) en met de voor de di verse sporten vereiste intensi teit van trainingsarbeid en sta ges, infrastructuur, begelei ding etc... Er is bovendien' dringend nood aan een eenvormig soci aal statuut voor de topsporter, dat hem of haar een stuk maat schappelijke zekerheid biedt. Op basis van de geldende ar beidswetgeving kan een mo delovereenkomst worden op gesteld, waarbij de club (voor ploegsporten) de federaties (voor de individuele sporten) en de privésector kunnen op treden als werkgever. De in breng van de overheid zou er in kunnen bestaan in dit kader de RSZ-bijdragen te verlagen. Welke topsporters voor deze regeling in aanmerking ko men, kan bepaald worden in overleg met Bloso-BOIC. Het systeem van de 'bedrijfslei dersverzekering' zou voor ve le topsporters toegankelijk moeten zijn. En tot slot kan de overheid zelf tewerkstellings initiatieven nemen (zoals het gesco-project bij Bloso). Om zich te kunnen (blijven) ontwikkelen, moet de top sporter) kunnen beschikken over de nodige infrastructuur, aangepast aan de hoge eisen van de topsport. Subsidies vanwege de overheid kunnen worden aangevuld met privé- middelen. Maar er dient in elk geval over gewaakt te worden dat de sport zelf niet onderge schikt wordt gemaakt aan lou- Is het opdrijven van de resultaten in de topsport nog wel ge zondheidsbevorderend? ter commerciële belangen. De sportcentra van het Bloso die nen in die zin worden uitge bouwd, dat ze met een regio nale spreiding een groot deel van de noden in de topsport kunnen opvangen. De finan ciële overheidsmiddelen voor sport moeten worden aange wend binnen een globaal, doorzichtig en democratisch nimum 1 uur per dag in het basisonderwijs en 3 uren per dag in het secundair onder wijs) maar met een kritische kijk op de inhoud van de les sen .L.O.; deze moeten aan trekkelijk zijn voor jongeren en hen verleiden tot vrijwilli ge actieve sportparticipatie. De leerkrachten L.O. (die in aantal moeten toenemen) krachten, die de leerlingen op sportief vlak begeleiden tij dens de door de aanpassingen vrijgekomen beschikbare tijd. De schoolsportfederatie kan ook meewerken aan een bete re samenwerking tussen scho len en sportclubs via gemeen telijke netoverschrijdende ini tiatieven. Er moet hoe dan ook gewerkt De fysieke conditie van de Jeugd is bedroevend slecht. Sport op school is daarom van levensbelang. sportbeleid en het gecoördi neerde ondersteuningsbeleid dat door Bloso, BOIC en een aantal sponsors wordt gevoerd t.a.v. de topsportwerking van de federaties kan verder wor den uitgebouwd door de op richting van 'topsportcellen' binnen de federaties. Een integraal jeugd- sportbeleid Recente wetenschappelijke studies hebben de vinger op de wonde gelegd: - De fysieke conditie van de jeugd is bedroevend slecht. - Er is een groot gebrek aan bewegingsactiviteiten en ac tieve sportbeoefening bij jon geren. - Er, is een veel te grote drop out, vooral in de leeftijdscate gorie 12-14 jaar. Nochtans zijn de jongeren wel geïnteresseerd in sport en zijn ze niet per definitie luier dan vroeger. Wel zijn de verwach tingspatronen van de huidige jongeren niet meer van deze van twintig jaar geleden. De georganiseerde sportwereld en de overheid hebben verzuimd hierop een passend antwoord te bieden. Daarom bestaat de uiteindelijke doelstelling van een integraal jeugdsportbeleid in het stimuleren van zoveel mogelijk jongeren tot een ge zonde, actieve sportbeoefe ning. zo mogelijk in georgani seerd verband. De basis van een sportief le ven wordt grotendeels gelegd in schoolverband. Er dient ge ijverd voor voldoende, d.w.z. méér uren L.O. op school (mi- moeten dan ook positieve im pulsen gegeven worden en op treden als enthousiasmerende jeugdsportopleiders. In het al gemeen moet het bewegings leven meer ruimte krijgen in het schoolse milieu, waarbij de lessen L.O. een geïnte greerd onderdeel vormen van een algemene visie op ge zondheidsopvoeding die ook vertaald wordt in de eindter men. Hiervoor zijn souplesse en inventiviteit nodig, o.m. in zake de begin- en eindtijden van de lessen en de pauzes. Dan is het ideale model, het zgn. 'halve dag-systeem' (cf Duitsland) niet meer louter een wensdroom. Door leer krachten L.O. met een onvol ledige leeropdracht in te scha kelen binnen de globale jeugdsportbegeleiding en door andere organisatorische ingre pen door te voeren in het (se cundaire) onderwijssysteem kan ook de doorstroming van op sportief vlak bepaalde jon geren naar het niveau van de topsport verbeterd worden. Via de schoolsportfederatie SVS zou maximaal moeten worden ingespeeld op de voorgestelde aanpassingen van het curriculum. Naast de nu reeds aangeboden inter- scholen-activiteiten, moet ook en vooral meer aandacht be steed worden aan intra-muros, het kwalitatief hoogstaande aanbod, onder bekwame lei ding, van recreatieve sportbe oefening voor alle leerlingen. Er kan hiervoor een beroep gedaan worden op gemoti veerde vrijwilligers en leer- worden aan: - een betere toegankelijkheid van en opvang in de sport clubs, ook voor minder geta lenteerde of niet-kapitaal- krachtige jongeren. - een minder sterke nadruk op de competitiesport en de vroegtijdige specialisatie (die leiden tot drop-out) - een meer op de jeugdgericht sportaanbod, gediversifieerd in functie van de verschillende leeftijdsgroepen - een minder traditionele club structuur De eerste sportverstrekker op overheidsniveau is de ge meente. Daar dient gestreefd te worden naar: - een algemeen sportaanbod voor jongeren, in samenwer king met de scholen, SVS en de lokale clubs - de opvang van en initiatie in het sportgebeuren van die jon geren die niet terecht willen of kunnen bij de clubs - het openstellen van de schoolse infrastructuur (m.i.v. de speelplaatsen) voor sport activiteiten (ook voor de jeugdsportwerking en voor losse initiatieven van buurt- sportwerkers) - een integraal jeugdsportbe- leidsplan dat tot stand komt in overleg met de andere be- stuursniveau's. Tot slot dient ook het beeld dat door de media van de sport wordt gegeven aangepast te worden vermits het momen teel te weinig jongeren (én volwassenen) aanzet tot een actieve sportparticipatie.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Voor Allen | 1997 | | pagina 11