BINNENLAND
De SP geeft een gele kaart aan het
Strategisch plan voor Sportend Vlaanderen
van minister Luc Martens
4 28 november 1997 - "Voor Allen"
Naar aanleiding van de dis
cussie in het Vlaams Parle
ment over het reeds lang aan
gekondigde Strategisch Plan
voor het Sportend Vlaanderen,
wijst de SP op een aantal be
langrijke klemtonen, die voor
haar in het toekomstig Vlaams
Sportbeleid MOETEN terug
te vinden zijn.
Volgens Vlaams volksverte
genwoordiger A. Van Nieuw-
kerke moet duidelijk rekening
worden gehouden met een
reeks significante resultaten
van de consumentenenquêtes
uit het behoefteonderzoek. Hij
wijst daarbij op de volgende
vaststellingen:
- meer dan de helft van de
niet-sporters wenst wel aan
sport te doen, maar vindt
blijkbaar in het geregeld aan
bod zijn gading niet;
- 1/3 van hen wil dat doen in
clubverband en het overgrote
deel van hen wenst te sporten
in recreatief verband;
- er is bij de consumenten een
hoge graad van tevredenheid
over de door het Bloso geor
ganiseerde activiteiten (sport
kampen, evenementen,...)
- de sport consument ver
wacht veel van de gemeenten
als aanspreekpunt, maar is he
laas niet tevreden over de in
formatieverstrekking en pro
motie van dat bestuursniveau.
De SP is van oordeel dat het
kwantitatief en kwalitatief be
vorderen van de sportpartici-
patie de basisdoelstelling van
het sportbeleid moet zijn.
Een overheidsoptreden blijft
dus nodig in de sportsector,
via een gecoördineerd en
geïntegreerd sportbeleid, met
1. eenheid van uitvoering op
Vlaams niveau. Het Bloso
is hier het uitvoeringsins
trument van alle beleidsini
tiatieven rond sport, tot
wiens bevoegdheid binnen
de Vlaamse regering ze ook
behoren. De SP wenst dat
er een einde komt aan de
parallelle circuits en gelds
tromen die vanuit de
Vlaamse overheid worden
georganiseerd, soms zelfs
zonder enige parlementaire
controle. Het werken via
weinig doorzichtige kana
len zoals de v.z.w. Topsport
Vlaanderen 2002 of aan
verwante v.z.w.'s, moet
worden stopgezet.
2. een geïntegreerd beleid
over de verschillende be-
stuursniveau's heen. Dit
vereist een duidelijke taak
verdeling en afspraken tus
sen de bestuursniveau's,
met respect voor ieders qu-
tonomie en zonder rigide
vastlegging van de spelre
gels in een decreet. Hier is
het subsidariteitsprincipe
op zijn plaats, maar dan
wel in zijn juiste en strikte
betekenis.
In beide gevallen moet het
Bloso een duidelijke regie
functie vervullen. Voor de SP
blijft sportpromotie de be
langrijkste opdracht van elk
sportbeleid, ook op Vlaams
niveau. Ook het Bloso moet
dus in belangrijke mate een
'doe-instelling' blijven, ver
antwoordelijk voor het uitwer
ken en realiseren van grote
sportpromotiecampagnes, in
clusief landelijke acties en
evenementen. Geen enkele
sportadministratie mag ver
worden tot een zuivere onder
steunende en geldverdelende
instelling.
Dit is geen pleidooi voor het
behoud van de huidige toe
stand, een hertekening van het
sportlandschap is dringend
nodig. Wel geeft de SP duide
lijk aan binnen welk kader dit
moet gebeuren.
Wat de toekomst van de Blo-
so-centra betreft, blijft de SP
erbij dat deze discussie is ge
lanceerd op budgettaire gron
den, waarbij sommigen de
hoop koesteren via een afslan
king geld vrij te maken voor
de subsidiëring van hen dier
bare organisaties. De SP is
geen vragende partij voor een
dergelijke operatie. Volgens
A. Van Nieuwkerke moet bij
het uittekenen van het toe
komstig infrastructuur van het
Bloso rekening worden ge
houden met een aantal voor de
SP-belangrijke principes. Er
dient te worden uitgegaan van
een evenwichtige spreiding
over de verschillende provin
cies. Dit kan worden gereali
seerd via de uitbouw van min
stens 1 groot, polyvalent cen
trum per provincie, aangevuld
met meer gespecialiseerde
centra volgens de noden. Deze
centra moeten zo worden uit
gebouwd dat zij een grote
supralokale rol kunnen spelen
in het realiseren van hun ba
sisopdrachten (kaderoplei
ding, trainingen en stages van
topatleten en beloftevolle jon
geren en sportpromotie via
schoolsportdagen, sportkam
pen, sportpromotieacties en
grote evenementen). Er moet
bij een dergelijke operatie ook
een sluitende oplossing voor
de personeelsproblematiek
worden aangereikt. Op dat
punt is de voorliggende tekst
van de minister ontoereikend.
Subsidiëring is voor de SP,
een belangrijk beleidsinstru
ment op voorwaarde dat het
sturend wordt gebruikt. Daar
bij staan kwaliteit en werking
voorop. De SP wenst op dat
vlak een verhoging van de
kwaliteitseisen die zijn vast
gelegd in de uitvoeringsbe
sluiten van het decreet van 5
april 1995 op de sportdien-
sten. Dit decreet blijft voor de
SP de basis van de ondersteu
ning van de lokale en regiona
le besturen. Wel kan het wor
den aangevuld met een luik
rond projectmatige subsidië
ring, bv. in het kader van de
jeugdsport.
A. Van Nieuwkerke stelt dat
er ook dringend een nieuw de
creet moet komen voor de
subsidiëring van de Vlaamse
Spoorwegfederaties, met ook
hier de nadruk op kwaliteit en
werking. Bestaan als federatie
is geen reden op zich om ge
subsidieerd te worden. Dit
moet gepaard gaan met een
echte vermindering van het
aantal federaties (bv. één per
sporttak) en de afschaffing
van alle niet decretaal gerege-
de subsidies.
De SP wenst daarenboven te
wijzen op de leidende rol die
het Bloso via de Vlaamse
Trainersschool moet blijven
spelen op het vlak van kader
vorming.
De SP eist dat de reeds eerder
gestelde eenheid van uitvoe
ring van het Vlaamse sportbe
leid via het Bloso gebeurd. Dit
impliceert natuurlijk ook een
herstructurering van dat Blo
so. De SP eist een dynami
sche, beperkte raad van be
stuur. Deze moet worden te
ruggebracht tot 1/3 van het
huidige aantal. Zeven geënga
geerde specialisten-bestuur
ders moeten deze instelling
kunnen leiden. Dit moet ge
beuren op basis van een be
heerscontract tussen de
Vlaamse Gemeenschap en het
Bloso.
Voor de SP betekent dit wel
dat datzelfde Bloso zelf de
wapens en de structuur kiest
waarmee zij de haar opgeleg
de streefdoelen wil behalen.
In dat verband staat de SP
achter de idee van een dyna
miseren en responsabilieren
van deze instelling, die de vol
gende taken moet uitvoeren.
kwaliteitsbewaking van de
sport
voorbereiding van en toe
zicht op de naleving van regel
geving en decreten
het verzorgen van informa
tie en documentatie i.v.m.
sport
het verzorgen van sportpro
motie:
- de organisatie van landelijke
sportpromotiecampagnes en
evenementen en de landelijke
coördinatie van de initiatieven
van de diverse factoren hierin
- organisatie van sportkam
pen, sportklassen en andere
aktiviteiten
- steun aan de schoolsport
de organisatie van de kader
opleiding: vorming en bij
scholing voor sporttechnische
en bestuurskaders
het begeleiden, coördineren
en stimuleren van activiteiten
van plaatselijke, provinciale
en landelijke verenigingen en
instanties
ondersteuning van openbare
en particuliere initiatieven via
subsidiëring
meewerken an de uitbouw
van een degelijk en coherent
topsportbeleid
uitwerken van het sportluik
binnen de culturele akkoorden
en van de bilaterale sportak-
koorden met het buitenland
het beheer van bestaande en
op te richten eigen sportcentra
begeleiding, ondersteuning
en advies in de bouw en plan
ning van nieuwe infrastruc
tuur
beheer en besteding van de
gelden van het Sportfonds
A. Van Nieuwkerke wijst erop
dat hij trouwens duidelijk
heeft gesteld dat de goedkeu
ring door zijn fractie van de
motie van het Vlaams parle
ment duidelijk is gebeurd on
der de voorwaarde dat de in de
tekst opgesomde taken het mi
nimum minimorum zijn en
geenszins limitatief mogen
gelezen worden. De te pas en
te onpas aangehaalde unani
miteit moet in die zin worden
geïnterpreteerd.
Dat de minister graag zelf
meer impact wil op het eigen
lijke beleid als dusdanig kan
ik begrijpen. Dat daartoe een
beleidsvoorbereidende cel
moet worden uitgebouwd, die
een beperkt aantal taken voor
de minister uitvoert, is lo
gisch. Het moet echter hiertoe
beperkt blijven. Uitvoerende
taken horen hier niet thuis.
Daarenboven kan dit niet lei
den tot het uitbouwen van een
parallelle structuur binnen de
Vlaamse administratie. Een
beleidsvoorbereidende cel
moet binnen het Bloso worden
uitgebouwd, met een duidelijk
omschreven maar zeer be
perkte opdracht naar de minis
ter toe. De SP gaat akkoord
met een dynamisering en re-
sponsabilisering. Zij verwerpt
de in het plan van de minister
voorgestelde parallelle bu
reaucratisering.