BINNENLAND Pensioenstelsels van de openbare sector lange termijnperspectieven over de verhoging van de pensioenlast 4 10 december 1999 - "Voor Allen" Denkbare oplossingen De vorige regering heeft her haaldelijk de stelling verde digd volgens dewelke de beste waarborg voor de toekomstige financiering van de pensioe nen de vermindering, zelfs de afschaffing van de staats schuld is. De gelden, die op deze manier vrijkomen, kun nen worden aangewend voor de financiering van de groei ende pensioenlast. De huidige regering lijkt deze stelling eveneens te onderschrijven. Als de overheidsschuld even wel niet voldoende afneemt om de pensioenlast te kunnen dragen, moeten er maatrege len worden getroffen om déze last in te krimpen. Hierbij een niet-limitatieve opsomming van de mogelijke maatregelen. De plafonds Vooreerst zou men de hierbo ven omschreven maatregelen kunnen versterken het rela tief plafond van 75% van de referentiewedde verlagen, het absoluut plafond verlagen, het plafond voor de cumul van een overlevingspensioen met een rustpensioen nog meer be perken en de solidariteitsbij drage optrekken. Hierbij dient men de aandacht te vestigen op het feit dat de huidige regel inzame cumul overleving-rust in vele gevallen leidt tot de in tegrale schrapping van het overlevingspensioen. Voor wat het absoluut plafond be treft is het van belang te on derstrepen dat er tussen dit be drag en het gewaarborgd mini mum voldoende spanning moet bewaard blijven. De pensioenleeftijd De eenvoudige maatregel om de pensioenlast te verlagen is het optrekken van de pen sioenleeftijd, wat uiteraard in houdt dat het pensioen gedu rende een kortere periode wordt uitbetaald. In de Belgi sche openbare sector zijn er twee belangrijke leeftijden de leeftijd van 65 jaar, dit is de uiterste leeftijd waarbo ven de ambtenaar niet in dienst kan blijven; de leeftijd van 60 jaar; vanaf deze leeftijd kan de ambte naar zijn onmiddellijk of uit gesteld pensioen krijgen. Rekening houdend met de huidige levensverwachting kunnen we ons afvragen of de levensverwachting van 65 jaar, die trouwens al in de algemene wet van 21 juli 1844 voorkwam, nog ge rechtvaardigd is. Aan de leeftijd van 60 jaar raken wordt als een verworven recht beschouwd. Wil men de pensioenleeftijd verlaten, dan zou het gemakkelijker zijn maatregelen te treffen, die de mensen aansporen om langer in dienst te blijven, eerder dan ze te verplichten te blijven. De berekeningselementen Het rustpensioen wordt bere kend op basis van de volgende formule Referentiewedde X pensioen deler (tantième) X diensten en in aanmerking komende pe riodes. Voor elk van deze elementen zijn maatregelen mogelijk, die besparingen opleveren. 1. De referentiewedde De referentiewedde is in prin cipe de gemiddelde wedde van de laatste 5 jaar van de loopbaan. De periode van 5 jaar vervan gen door een periode van 10 jaar of door heel de loopbaan zou heel wat weerstand uitlok ken. Bovendien zou een perio de van 10 jaar in plaats van 5 jaar maar een kleine besparing opleveren. 2. De in aanmerking genomen periodes Voor de berekening van het pensioen wordt rekening ge houden met verschillende diensten en periodes de ei genlijke diensten diensten die werkelijk werden gepres teerd als vastbenoemde of sta giair - periodes van bezoldig de afwezigheid - periodes van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking, - di plomabonificatie. De vooruitziende analyse van EXSYSPEN is gebaseerd op de individuele gegevens (die uiteraard anoniem werd ge maakt) van alle gepensioneer den, van wie de dossiers door de Administratie der Pensioe nen worden beheerd en op de individuele gegevens van alle actieven, die vroeg of laat door de Administratie der Pensioenen een pensioen krij gen toegekend. In het systeem worden de meest uiteenlopende stadia van de loopbaan van een amb tenaar (indienstneming, be vordering, opruststelling) ge analyseerd en systematisch bewaard. Bovendien houdt het systeem rekening met demo grafische (in het bijzonder het sterftecijfer) en sociaal-eco nomische (in hoofdzaak het tewerkstellingsbeleid, de lo nen en de perekwatie) facto ren, waarmee alles in een macro-economisch perspec tief kan geplaatst worden. Het basisscenario vertoont de volgende kenmerken de werkgelegenheid zoals die gedurende het jaar 1993 was, blijkft gedurende heel de periode d.w.z. 1994-2040, constant, op twee uitzonde ringen naeen daling van het aantal beroepsmilitairen en minder onderwijzend per soneel, ingevolge een ver mindering van het aantal schoolplichtigen, te wijten aan een lager geboortecijfer; de wetgeving inzake pen sioenen blijft onveranderd; een algemene baremaherzie- ning van 1,5% om de twee jaar; een integrale perekwatie, wat betekent dat wanneer de lonen worden opgetrokken, de pensioenen in principe automatisch en in dezelfde mate stijgen. Het basisscenario levert de volgende resultaten op het aantal rustpensioenen stijgt van 194.000 tot 398.000 in 2040, wat neer komt op een verdubbeling. Deze stijging is te wijten aan drie factoren - een voortdurende stijging van de levensverwachting; - de aanzienlijke uitbreiding van de openbare diensten in de periode na WOU; - het feit dat de ambtenaren vroeger op pensioen gaan en dus langer het pensioen ge nieten. De omvang van de "patrona- le" bijdrage, dit is de verhou ding tussen de globale uitga ven inzake rustpensioenen en de globale loonmassa, gaat van 32% naar 64% in 2040. Getroffen maatregelen en denkbare oplossingen Genomen maatregelen In een tamelijk recent verle den werden reeds maatregelen getroffen om de financiering van de overheidspensioenen te vrijwaren, o.a. •het rustpensioen is beperkt tot 75% van de referentie wedde, die als basis dient voor de berekening van het pensioen; via de wet van 5 augustus 1978 wordt voor ieder over- heidspensioen een absoluut plafond ingevoerd, maar eveneens voor de cumul van dit pensioen met een ander pensioen; de cumul wordt slechts toe gestaan ten belope van 55% van de maximumwedde van de baremaschaal, gekoppeld aan de laatste graad van de overleden ambtenaar; •de wet van 30 maart 1994 heeft een solidariteitsafhou- ding op alle pensioenen voorzien, afhouding die schommelt tussen 0,5 en 2%.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

Voor Allen | 1999 | | pagina 1