Do Vrienden der kleine Burgers
wereldcongres le Ualle, is een jood. Het boofd
der Oostenrijkiche socialisten, de citoyen Adler,
die zijne partij op het Congres Tan Halle verte
genwoordigde, is een jood.
Singer en Adler zijn bovendien meermalen
mülionnair. De socialisten beweren dat rijkdom
diefstal is. Hoe hebben de Joden die ben aan
voeren zich verrijkt
Ja zeker, konfrater Vooruit, Het Polk zal
met al zijne krachten bet verschaffen aanmoe
digen van goedkoope levensmiddelen, van klee
deren en van andere waren aan het volk Sn
openlijk neg Waarom niet?
De kleine burgers moeten zich vereeoigen in
handel- en vakvereenigingen, willen zij tegen
het samenwerkend kapitaal der grooten ea legen
de samenwerk'ng der kleinen kunnen weer
staan. T is met het volk niet dat zij bijzonderlijk
leven en moeten leven. 'T is met de klanten der
hoogerc standen. De plicht van die hoogere
slanden is van de neringdoende burgers en de
ambachtsmannen te bevoordeeligen. Doen zij het
niet,zij en zij alleen,zullen de oorzaak wezen van
het verdwijnen der kleine burgerij.
Oaze leus is Helpt elkander
GASTHUISNONNEN.
De Socialisten nemen de minste gelegenheid le
baat om al wal hoog en verheven is le bevuilen
en hatelijk te maken.
Zoo laag zijn zij gezonken, dal zy de edelste
wezens op de schaamtelooste wijze aanvallen en
beleedigen, hunne pen in de modder doopen om
den grofsten laster naar de reinste zielen te slin
geren.
Wie is eerbiedwaardiger, wie edelmoediger
dan de nederige ziekediensters uit hel hospitaal
Het meerendeel vao hen had in de wereld kun
nen pralen en schitteren vele waren rijk, jong
en schoonen ziel, alles leggen ze af, zij offeren
alles op om de arme zieken le gaan troosten eik
verzorgen,
Van 's morgeuds tol 'i avonds ziet men die
liefdezuster in de zalen vol ellenden en kwalen
van bed tot bed rondgahD, om de zieken, die
voor haar vreemdelingen zijn, als hare eigene
broeders en zusters op te passen. Met hoeveel ge
duld kan ze gapsche nachten bij de sponde van
eenen stervende waken, om aan zijnen minsten
wenscb le voldoen boe voorzichtig licht z j hem
op, schikt zijn hoofdkussen goed, legt het dek
sel in orde opdat hem toch mets onlbrekc zij
verzorgt hem als eeoe moeder het met haar eigen
kind doel. Ja, dal het met ware dat men er van
zijne familie gescheiden ligt, maar is cr wel één
zieke die in zijn huis meer zorg en troost ont
vangt
Ziet dieu tngel daar roudgaan voor cikceo
heeft ze een glimlach en een goed woord, voor
eiken kranke heul en hoop bet vuilste
werk, de walgelijkste ziekten, waar elkeen van
wegvlucht, het gevaar, zelf door de besmet
telijke kwaal aaDgetast te worden, niets kan baar
weerhouden, 't zij nacht of dag, zondag of week
dag, jaar in jaar uit, haar liefdewerk met onver
schrokken moed, met de nederigste zelfopoffering
te volbrengen.
En welk is het loon dat ze voor zulken
beldenarbeid verwacht Feesten en vermake
lij kbeden heelt ze zich onizegtvan alle aardscbe
goederen heefl zij zich beroofd. Met eene engel
achtige verduldigheid onderstaat ze de grofste
brlecdifiiogcn van sommige onraeoschen welke
zij verzorgt, en die, uit baat voor 't kleed dal ze
draagt, uit baal tegen den godsdienst die zij lief
heeft, hare hulp mei godslasteringen aanvaarden,
hare eerbaarheid bespollen en dien weldoenden
engel zelfs in 't aangezicbi spouwen.
En hoe wreekt zij zich Droef en zacht, komt
ze onverschrokken dien laaghartige ondankbare
voort verplegen en voort helpen alsof hij haar
nooit iets misdeed in haar gebed smeekt zij den
Oppergeoeesheer om vergiffenis,om redding vöor
haren zieke.
En die heldinnen worden door Vooruit uitge
scholden cn beleedigd; die grootmoedige en nede
rige dochters welke uit liefde voor den werkman
bun joDgleven opofferen, noemt hij t boerinnen
schijnheiligendie beschaamd zijn om
moeder te worden. schuldelooze wezens,
wier menschenliefde bij niet lijden kan, in
't slijk rondsleuren, ziedaar zijaen moed, zijne
eerlijkheid, zijne menschenliefde.
Voor 't welzijn van den zieken werkman
wenschtc hij dat eenige roode maagden met
Louise Michel zeker als overste, de zelfverloo
chenende gasthuisnonnen kwamen vervangen.
Eq dan, dan ware 't alles in orde, dan ware
zijnen zin volbracht en zou men den lijdenden
wroeter in plaats van zoete woorden van troost
en hoop, hun haaien nijdvoor zijnenevenmeDsch
in 't hart jagen in plaats van zorgen cn oppas
zou men hem den roomt'! voorlezen en de roode
muls op 't hoofd zetten.
Ja maar wee dan ook voogden werkman.wee
de lijders die in hunne handen vallen. Goddank,
die njd is nog ver af.
Kostkoopers 't huis.
Toon is zeventien jaar. Hij is op 'neo post gezet
van zijn veertien. Op die driejaar beeft hij genoeg
kunnen leeren, om iels wal, somwijlen nogal
veel, le mogen verdienen.
Gij, vader en moeder, gij begint eenigszins te
genieten van hel werk van uwen zoon. 'l Koml
zoet binnen in 't huishouden, 't Kan er nog al af
Ihans van een stuk kleeren te koopen er komt
wat meer boter op 't brood, en op de patalers
wordt er iets anders gcgolen als de gewone zoo
magere arlekijnsous
'tZil ne goeien worden, ojzen zoon zegt
mueder.
Als hij op wilt letten, zegt vader, geraakt hij
vast in zijn ambachthij heeft handeling van
werk en zijnen kop staat op geeDe spil.
Die menschen zijn gelukkig. Ze leven op de
toekomst.
I Toon is gezel voor zijn jarenplezierig en
leutig, gelijk 't betaamt voor een eerste jonkheid.
Nekwezelaar »,neen,zulle! nen drummer
noch min. Maar braaf en eerbiedig voor zijne
ouders.
'a Zondags naar een gelezen miskenin de
weck» een krui«ken of twee, en daarmée met nen
slag.n nen sprong naar zijn werk.
N' n waren werkmansjougen.
prêe van alle acht dagen, al klimt ze
niet aoogisgenoegzaam om veel plezier le maken;
en in dezen laalsten lijd beeft bij zelf een stuk
gereedschap kunnen koopen, op den hoop
toe, waar bij al lang op loerde.
Toon is metaalbewerker, op 'nen grooten ate
lier- Hij werkt in het Arsenaal »,zegt zijn vader,
mei een zeker welbehagen.
Nu, dat geeft er toch niets aan aan ons verhaal,
waar de joogen werkt. En 't is ons ceoder waar
hel is en of hij fabriekwerker, spianer of hout
bewerker zij, in plaats van metaalbewerker, dal
komt overeen, want wat we vertellen gebeurt
overal.
0p zekeren avond, komt hij Daar buis mei 'nen
Vooruit in zijne banden.
Vader, de meester van onze werkploeg heeft
mij gevraagd of gij geen deel zoudt kunnen
maken van Vooruit. Er zijn daar veel voor-
deelen aan vast, zoo voor t'huishoudeo als voor
mij zelf.
Hij zegt dat hij een goêoog heeft in mij, en
dat hij mij zal aan een ander bank zetten,
waar ik meer zal verdienen.
Dan kan ik 's avonds al eens meegaan naar
den Turnkring met de gezellen. Ze zijn er
bijkans alle maal in.
't Is goed, jongen, 'k zal er eens op peizen.
Geef mij den Vooruit bier; 'k zal hem dan later
wel lezen.
Vader schijnt kalm cn onverschillig. Toon kan
niet bemerken, dat er nochtans iets heel anders
woelt als gerustheid in 'I harte van den eerlijken
werkman.
Moeder ia in de gebuurte.
Als ze 'l buis komt, spreken ze er over. En lang.
Toon is achtiien jaren. Hij wint twee franken
meer per week.
Hij is in den Turnkriog, en is ingeschreven
voor den volgenden Lotnlingskring...
'I Is 'nen feilen jongen.
Van lijd tot tijd brengt hij een boekaken
mée uit den Propagande club. Hij leest, en hij
studeert.
'Nen werkman die studeert, en leest, en denkt,
krijgt breede gedachten Daarbij de werkskens
De Indiaan zag hem een oogenblik verwon
derd aan en herhaalde loen
M'jn broeder zal morgen sterven.
Ik heb u zeer goed verslaan, hoofdman
hernam de Canadees, op zijd beurt glimlachend,
en ik vraag u nog eens denkt gij dat
Laat mijn broeder rondzien zeide de
Sacbem met veel beteekend gebaar.
Bah! hervatte Vrij-Kogel onverschillig,
ik zie wel dat alle anslalteo gemaakt zijn, en
met de meesle zorg ook, maar wat bewijst du
ik beu nog niet dood, zou ik deDken.
Maar mijn broeder zal het weldra zijn.
Dat zullen wij morgen zien, antwoordde
Vrij-Kogel, de schouders ophalend.
Terwijl hij het opperhoofd bedremmeld liet
slaan, vlijde hij zich onder een boom neder en
sliep weldra in.
De jager sliep zoo vast, dat de Indianen den
volgende morgen mei het krieken van den dag
moeite hadden hem wakker te maken.
De Canadees opende de oogen, geeuwde een
paar keeren zoo sterk alsof hij zijoe kaken uit
elkander dacht le rekken, en stoad bedaard op.
De Roodhuiden geleidden hem Daar hel folter
paal, waaraan hij stevig vast werd gebonden.
Wel vroeg hem Natah-Otann norsch, hoe
zou mijn broeder er tnans over denken
Wel, zei Vrij-Kogel met die meesterlijke
vaslbcid die zich nmiincr verloochende, gelooft
gij dan dat ik reeds dood ben
Neen, maar mijn broeder zal bet binnen een
uur zijd.
Bah hervatte de CaDadees onversaagd,
s binnen een uur kan er nog zooveel gebeuren.
Natab-Otann deinsde terug van verbazing over
het onverschrokken gelaat van zijnen gevangene-
die men hem Ier hand stelt, komen van groole
geleerden't zijn de werken der «hedendaagsche
weienschap. Al de kopstukken der partij,
hebben het zoover gebracht, alleenlijk door hel
lezen van Marckx, Lassalle, Bakomine, Vogt.enz.
Immers,zijn de Socialisten die 't monopo-
lium gewonnen hebben der wetenschap- De
breede gedachten komen uit hun brein gelijk
't brood uit hunnen model-oven.
De breede gedachten beginnen ook bij Toon
op le wellen gelijk den dag dip opkomt.De
godsdiensten worden aanzien als private dingen.
De kinderen moeten onderhouden worden op
de kosteo der maatschappij, enz., enz.
Dompers papen koewachters» al
dezen die anders durven denken.
Toon wordt langzamerhand sterker en slerker
in de moderne wetenschappen ea in de
huishoudelijke berekeningen.
'I Is lotdag.
Vader en moeder willen mée naar het Stadhuis.
Toon, zi j tgij gereed, jongen. Kom, wij gaan...
zie dat gij 'nen goeien numero trekt
Toon komt traagzaam van boven.
Hij steekt in 't nieuw. Het klecdcrmagazijo
van Vooruit heeft gewerkt voor hem, naar dc
laatste snöe. Wéeral iets dat men aan die dwaze
en beerscbzuchtige neenngdoende burgerij, niei
meer te jonnen beeft
Wel, 'k zal wel alleen gaan. Daarbij ze ver-
wacbteo mij inden Lolelingskring. Wij moeten
protesteeren tegep de Bloedwel. Dat kan nie-
mand anders als de Vooruitmannen.
En weg is bij.
Vaderen moeder bekijken elkander. Veel ple
zier hebben ze toch niet, zij hebben op twee jaar
al dikwijls moeten krappen.
Onzen zoon is veel veranderd,' zegt vader.
't zal beteren als er hij bem uillrckt, 't zijn maar
jongelingsslagen durft moeder bijkans niel
zeggen.
De Vooruil, er zijn zooveel voordeden
aan vast, zoowel voor het huishouden als voor
onzen jongen zelf!
Zoo peizen ze alle twee.
Toon heeft n'en goeien numero getrokken.
Naar buis heefl hij nog niet geweest.
De ouders hooren bet zeggen van vreemden.
Eq 's avonds op den meeling terwijl Toon
op eene tafel slaat te c peroreeren, komt zijn
vader binnen.
'1 Is de eerste maal dathij hem ziet sedert dezen
morgeod. Proficiat
De werkman die de moderne wetenschappen
bezit, heeft zulke breede gedachten, dat zijnen
geest den kleinen huiskring niet meer omvat. Hij
vergeet zijn vader cn moeder, geheel zijn huis
houdenen in zijne breede gcdachlcn ziel h'j
voor hem niet anders meer verscbijocn als de
maatschappij van de toekomst.
Arme Oudersgij zijt er wel mcé
Acht dagen nadien Iaat de goede zoon aan zijn
Maar na eenige stappen gedaan le hebben bezoD
bij Ziehen keerde naar Vrij Kogel lerug.
Laat mijn broeder hooren, zeide bij, het
is een vriend die tot hem spreekt.
Spreek op, hoofdman, ik ben geheel oor.
i Mijn broeder is een sterk man, z'ja hart is
groot. hervatte Natab-Otann hij is een ont
zaglijk krijgsheld.
G>j kuHtcr zelf wel iels van w elen, met waar
hoofdman? antwoordde de Canadees.
Met moeite bedwong de Sachem een gevoel
van ontevredenheid.
Het oog vau mijn broeder is onfeilbaar, en
zijn arm is zeker, hervatte hij.
Zeg toch in eens waar het op ntér komt,
hoofdman, co verlies u zoo niet in uwe Indiaan-
sche wijdloopigheden.
De Sachem meesmuilde.
Vrij-Kogel is alleeD, zeide hij met eene
zachte stem, zijne bul is eenzaam, w aarom
heeft zulk een groot krijgsman geeDe levens
gezellin
De jager zag den spreker aan mei een door
dringenden blik, en antwoordde wat gaat u
dal aan
Natah-Otann vervolgde
liet volk der Zwart-Voeten is machtig, de
jonge vrouwen van den stam der Piekans zijn
schoon.
De Canadees viel hem met drifl in de rede.
iloup op, hoofdman, zeide hij, ondanks
al de omwegen die gij gemaakt hebt, om mij ten
slotte uw zonderling voorstel te doen, had ik bet
reeds geraden. Onthoud u dus van alle verdere
aanbiedingen, z>j zouden lot niets goeds leiden.
JVordt voortgezet.)
den, een zeer kostbaar, bij de Iadianen bijzonder
geliefden in eere gehouden versiersel-Zijn hemd
rok van bisonsvellen met korte mouwen, was
rondom den bals bij wjze van omslag met eeDe
kraag van scharlakenrood laken geboord, en
versierd met eene fraDje van stekelsvarkenspen-
nen de naden van dit'kleed waren met bairen
van menscbcuscbedets geborduurd, en alles met
smalle strooken hermelijnbont afgezet.
Zijne moksens of schoenen, ieder van afzon
derlijke kleur, waren met zeer fijn boorduursel
overladen. Zijn lange schoudermantel uitbisons-
buid bestaande, was aan de binnenzijde met een
menigte figuren beschilderd, die de heldenfeiten
van den jongen krijgsman moesten te kennen
geven.
Natah-Otann had in zijne rechterband als een
waaier een geheelen arendsvleugel, en aan den
pols van dezelfde baDd hing in een alrop de
zweep met korten steel en laDgen slag, die den
Indianen der prairiën bijzonder eigen is aan een
schouderband droeg bij zijn boog en een koker
vao tijgervel, met pijlen gevuld aan zijn gordel
sliogerde zijn weitasch, zijn kruithoorn, zijn
jachtmes en zijn koppenkloover. Aan zijn lm-»
kerheup hing zijn scbild. Zijn geweer lag dwars
over den hals vau hel paard, dal geen ander zadel
bad dan een prachtig pantervel-
De aanblik van dezen wildeQ (elg der w ouden,
wiens mantel en lange vederhos in den wind
golfden, en die gezeten was op een strijdros
schier even ontembaar als hij zelf,had iels scnrik-
vei wekkend» en te gelijk iets groolsch.
Natab-Otann was de eerste sachem van zijn
stam.
Hij wenkte den jager om een paard Ic bestij
gen, dal een zijner krijgsmakkers bij den teugel
hield, en de gansche troep richtte zich in galop
naar het Indiaoenkamp.
Nalah-Olann jaagde in deze oogenblikken op
bisons in de vlakte der Missouri. Sedert twee
maanden bad bij met honderd vijftig uilgelezen
knlgslieden de dorpen van zijn stam verlaten.
Gedurende de tocht werd er geen woord gewis
seld.
Hel opperhoofd scheen zich met zijnen gevan
gene volstrekt niel te bemoeien. Deze, ofschoon
oogenschijnlijk vrij en in bet bezit van een
uitmuntend paard, poogde geen enkele maal
te ontvluchten. Een enkele vluchtige blik was
genoeg geweest om zijne positie te overzien, en
reeds dadelijk had hij opgemerkt, dat dc In
dianen hem met uit hel oog verlorenzoodat
hij, wanneer hij beproefd had le ontsnappen,
dadelijk weder zou zijn gevangen genomen.
De Piekans hadden hun kamp aan de helling
van een boscbr'jken heuvel opgeslagen.
Gedurende (wee dagen schenen zij hunnen
gevangcoe geheel te vergelen,ca er was niemand
onder hen die hem een woord toesprak.
Tegeo den avond van den tweeden dag wan
delde hij in vrijheid rond, en rookte onbekom
merd zijoe pijp.
Nalab-Olaun (rad naar hem loe.
Is ojijn broeder gereed vroeg hij hem.
Waarioe? was de wedervraag van den
jager, lei wijl h>j stil stond cn eene groote wolk
tabaksdamp uitblies.
Om te sterven, antwoordde het opperhoofd
kortaf.
Volkomen.
G -cd, mijo broeder zal morgen sterven.
Gelooft g>j dat vroeg de jager mei de
grootste koelbloedigheid.