Maar men moet nog aan veel meer denken voor de vele boetiekjes moet C A vroeg of laat de dood
betekenen En ook de textiel-industrie, die al zo veel te verduren heeft, krijgt weer eens een slag
in het gezicht
C A is het grootste kledingmagazijn
van geheel Europa. Haar omzet werd
in 1970 geschat op 5,8 miljard gul
den, waardoor ze in de rij van de
grootste Nederlandse ondernemingen
op de vijfde plaats zou komen, na de
mamoetkoncerns Shell, Philips,
Unilever en Akzo.
Officieel is haar omzet niet bekend,
want C A houdt haar bedrijfsgege
vens angstvallig geheim. De ongeveer
34.000 mensen, die er werken, weten
totaal niets af van de resultaten van
de onderneming.
C A is eigendom van één familie,
de familie Brenninkmeier. Clemens
en August Brenninkmeier waren de
grondleggers, toen ze in 1840 hun
eerste winkel in Sneek openden.
Sindsdien hebben de Brenninkmeiers
C A weten uit te breiden tot het
machtig koncern dat het nu is.
Zo heeft deze familie met hun zaken
een vermogen vergaard dat ruwweg
geschat wordt op 3 tot 4 miljard gul
den. De kleding heeft de Brennink
meiers beslist dus geen windeieren ge
legd.
De positie die C A in Europa in
neemt is indrukwekkend. Tot voor
kort had ze 208 filialen 81 in Duits
land, 58 in Nederland, 49 in Groot-
Brittannië, 10 in België en 10 in de
USA. Dit aantal heeft zich intussen
sterk uitgebreid.
Hoe belangrijk C A wel is, blijkt uit
volgende cijfers. Van elke 4 mark die
een Duitser aan kleding uitgeeft, gaat
er 1 naar C A.
Van elke 100 gulden die een Neder
lander dagelijks uitgeeft, verdwijnt
1 gulden in de zakken van de Bren
ninkmeiers.
Het gouden devies van deze familie
trust is goedkoper zijn dan je kon-
kurrenten. Om dit te bereiken houdt
C A er praktijken op na die alleen
een geweldig grote onderneming zich
kan permitteren.
Zo zijn de de winstmarges betrekke
lijk klein (2 3 procent) een agres
sieve verkooppolitiek is een ander
middel om de produkten zo goed
koop mogelijk te houden.
C A eist van haar leveranciers zo
laag mogelijke prijzen en de korst
mogelijke levertijden van alle onder
nemingen in de kledingsektor. Nieu
we kollekties moeten soms binnen de
week in de winkels liggen. Blijkt een
bepaalde kollektie na enkele dagen
niet aan te slaan, dan wordt deze
doorverkocht aan de konkurrent. Om
een order tegen zo laag mogelijke
prijzen te kunnen plaatsen, wordt
door C A dikwijls gebruik gemaakt
van ondernemingen die niet al te best
draaien. Deze ondernemers zijn maar
al te graag bereid een (vaak grote)
order van C A te accepteren, zelfs
wanneer ze met een zeer lage of hele
maal geen winst genoegen moeten
nemen. Via opvoeren van de produk-
tie van hun arbeiders kunnen ze dan
proberen hun geringe voordeel tot
het uiterste op te voeren.
Sinds enkele jaren heeft C A een
ander middel gevonden om zijn pro
dukten zo goedkoop mogelijk te hou
den, nl. door orders te plaatsen in de
lage-lonen-landen. Zo komt bijvoor
beeld de ,,lntermode"-kollektie uit
Polen. Ook uit andere Oost-Europese
en Zuid-Oost-Aziatische landen, zoals
Zuid-Korea, Taiwan en Hongkong
importeert C A grote hoeveelheden
goedkope kleding.
Deze goedkope kleding kan voor een
grootwarenhuis een bijzonder winst
gevende aangelegenheid zijn.
Zo is bijvoorbeeld uit de VS bekend
dat warenhuizen op kleding uit de
lage-loon-landen een aanmerkelijk
hoger winstpercentage kunnen beha
len dan op soortgelijke produkten die
in de VS zelf worden geproduceerd,
terwijl de verkoopprijs desondanks
iets lager kan worden gehouden. Het
verschil in prijs is echter meestal te
gering om de konsument werkelijk
van enig nut te zijn. Het bekende
Amerikaanse zakenblad „Fortune"
kon dan ook in oktober 1970 schrij
ven „het is de detaillist, niet de kon
sument die het meeste voordeel van
goedkope importen schijnt te krij
gen".
Als vierde reden waarom de Brennink
meiers erin slagen hun produkten zo
goedkoop mogelijk te houden, kan
genoemd worden het feit, dat onge
veer 20 procent van de totale C A
verkopen in eigen ateliers wordt ver
vaardigd. Deze produktie vindt plaats
onder de naam Canda International
en omvat 11 bedrijven in West-Duits-
land, 7 in Nederland, 4 in Engeland
en 1 in Noord-lerland. In totaal zijn
ongeveer 6.500 mensen bij Canda
werkzaam.
De machtspositie die C A binnen
de kledingsektor van West-Europa
inneemt, moet beslist niet worden
onderschat. Ze neemt een zodanig
groot aandeel van de totale kleding-
verkopen voor haar rekening dat de
konkurrentie voortdurend attent
moet zijn op veranderingen die zich
bij C A voltrekken, wil zij niet
onder de voet worden gelopen. De
in- en verkooppolitiek van C A
heeft dus niet alleen direkt, maar ook
indirekt een grote invloed op de si
tuatie in de West-Europese kleding
industrie. Wanneer b.v. C A in toe
nemende mate goedkope kleding uit
lage-lonen-landen importeert, dan
kunnen enkele kledinghuizen en in-
koopkombinaties hierbij niet achter
blijven. Grootwarenhuizen als C A
zijn dus op deze manier mede verant
woordelijk voor de slechte situatie
van de kledingindustrie.
Maar dat zal de familie Brenninkmeier
een zorg zijn