AFSPRAAK INSPRAAK
Volgens de principes van het VSO, moet de school
van de jongere een persoonlijkheid maken in dienst
van de gemeenschap.
Wlaar die persoonlijkheid mag niet zo sterk wor
den, dat ze die gemeenschap wel eens zou kunnen
veranderen Het associatief beheer geeft de leer
lingen inspraak, en volgens het cabinet P. Vermey-
len (1968) „bepaalde vormen van medebeheer",
samen met ouders, leerkrachten en „sociale"
partners (ra ra, wat is dat
IVIaar concrete voorstellen, als
binnen blijven tijdens de pauzes
al dan niet roken
alternatieve schoolfeesten
the-dansants
buitenschools middagmalen
bruikbare toiletten
worden afgewezen door meneer de directeur. Op
school is men bang van conflicten en problemen.
Het leren wordt erdoor belemmerd.
Dus is alles voor ze geregeld. De leerling en massa
wordt in dienst gesteld van de bestaande (rotte) ge
meenschap laat die persoonlijkheidsvorming er
maar af. 't Is eigenlijk een beetje zoals in de poli
tiek info-avonden georganiseerd door het ge
meentebestuur, waar ge uw gedacht eens moogt
zeggen, en als het er op aankomt, zijn uw ideeën
wel goed, maar technisch onmogelijk (er is geen
geld of zo).
Vele leerlingen zijn zo afgestompt dat ze niet
meer samen naar een oplossing kunnen zoeken.
Voor de meesten is het grootste probleem hoe ze
zo onopvallend en gemakkelijk mogelijk in de vol
gende klas komen. Of hoe ze met flauwe grappen
de verveling kunnen overleven.
„Democratie" betekent niet, eens gaan stemmen
voor de gemeenteraad of leerlingenraad, het wil
zeggen aktief deelnemen aan het bestuur zoeken
waar de macht zit en die macht kapothakken en
verdelen over de honderden leerlingen van de
school. Voor de Aalsterse schooljeugd vast het
overdenken waard, nu de poorten van de studiefa-
briek weer opengaan.
Welke daden blijven nu nog over na die tien jaren
van planmakerij
In het schooljaar 1970-1971 (minister P. Vermey-
len) beginnen drie rijksscholen het VSO en nu
heeft iedere rijksschool zowat zijn middenschool,
en ook de vrije scholen kunnen starten, maar die
zitten nog met het probleem van het gemengd on
derwijs de middenschool is immers voor iedereen,
voor jongens én meisjes.
1. De middenschool is meestal ondergebracht in
de gebouwen van de vroegere school. Dat wil
zeggen in een atheneum, een handels- of tech
nische school. En dus gaan de „betere" leer
lingen naar de middenschool van het athe
neum, waar ze later voortstuderen, en de rest
naar de vakschool, net als vroeger.
2. De Croo, een grote vernieuwer in onderwijs
zaken, heeft de toetsen wat examenachtiger
gemaakt (grote eindtoets) en - voor besparin
gen - de splitsingsnormen wat verhoogd.
3. De leraar is nog altijd baas in zijn klas, en
ouderwetse lesgevers veranderen niet van dag
op dag. Een moderne leraar zal wel niet ge
wacht hebben op het VSO om de leerlingen
in groepjes zelf te laten werken maar naar
taailabo's en meer lokalen kan men fluiten
er is hiervoor geen geld.
kunnen is belangrijk, de leerlingen moeten le
ren leren...
Ze moesten 't zelf proberen, en daarvoor wor
den de klassen vlugger gesplitst (daarmee kun
nen de doppende werkkrachten aan het werk)
en ze krijgen het nodige gerei taallabo's, dia's,
films, plak- en knipspullen...