Wij laten hier het tweede gedeelte
volgen van de rede uitgesproken
do or Senator De Stobbeleir in de
Senaatzitting van 8 Augustus 1950
ter gelegenheid van de bespreking
van het Ministerie van Financiën
voor het dienstjaar 1950.
Voor een herziening der aicoholwet.
In verband met deze kwestie steun ik op een
geordende en gereglementeerde verkoopsvrij
heid van de alcohol. De Staat kan de verkoop
van alcohol in de herberg-,hotel- en restaurant
bedrijven onderwerpen aan een bijzonder te
betalen toelating, die ongeveer zou overeenko
men met de voorgestelde af te schaffen speciale
openingstaks. Die toelating zou te verkrijgen
zijn bij de ontvanger van de rechtstreekse
belastingen. Eventueel zouden de gemeenten,
ten einde het verlies van de 100 opcentimes
op de openingstaks in te lopen, op de ver
koopsvergunning 100 opcentimes mogen hef
fen, voor zoverre de gemeentelijke financiële
toestand het vereist.
Niet alle herbergen zouden van dat voor
recht moeten genieten. De procureur des
Konings en de Confederatie zouden, de ene
op gebied van zedelijkheid, de andere op
gebied van stielkennis, hun advies in een te
bepalen tijd moeten te kennen geven In die
herziening van de wet van 29 Augustus 1919
en in de heraanpassing van het wetsvoorstel
van 1938, neergelegd door de zeer achtbare
hereneerste-minister Spaak (socialist) Pholien,
minister van justitie (te dien tijde katholiek,
thans C.V.P.), en Max-Leo Gérard, minister
van financiën (liberaal), ligt voor de Staat een
bron van inkomsten en tevens het herstellen
van een grote onrechtvaardigheid die maar al
te lang heeft geduurd.
Gezien de drie partijen akkoord waren over
het regeringsvoorstel van 1938, meen ik dat
op die manier een einde zal worden gesteld
aan het schandaal der huiszoekingen en de
wetgevende macht over eerlijke elementaire
en rationele elementen zal beschikken om
het alcoholmisbruik te keer te gaan.
Op die manier zal ook een einde worden
gesteld aan sommige onbegrijpelijke afwijkin
gen, zoals het gebeurde bij de verbroedering
van de rijkswacht te Luik, die onder het ere
voorzitterschap staat van colonel Godfroid, ik
weet niet of het niet de huidige generaal van
onze rijkswacht is, en alwaar een feest werd
ingericht waarvan de uitnodiging vermeldde
Tombola, ingang en dienst gratis. Koud
buffet en drankgelegenheden van eerste kwa
liteit aan de eenheidsprijs van 7 frank, met
uitzonderlijke opheffing van de wet op de
alcohol (derogation exceptionnelle a la loi sur
l'alcool).
Ik zal dan ook de eer hebben in een vol
gende vergadering een wetsvoorstel tot wijzi
ging van het regime van de alcohol op het
bureau van de Senaat neer te leggen.
Voor onze Belgische Brouv/erijen.
Ik wens ook een woord te zeggen over de
manier waarop een van onze specifiek Belgi
sche nijverheden door de Staat op fiscaal
gebied wordt behandeld ik bedoel de brou
werijen. De Belgische regering heeft, vooral
in het kader van Benelux, onze Belgische
brouwerijen ten zeerste benadeeld.
Enerzijds werd een gemiddelde ontlasting
toegestaan van 0,75 frank per kilo, storting aan
de brouwerijen van het groothertogdom
Luxemburg, welke deze op de index 2 99
plaatst (de Belgen staan aan 3.45), in tegen
spraak met de economische Belgisch-Luxem
burgse overeenkomst, die de gelijkheid van
de accijnzen in België en Luxemburg bepaalt.
Anderzijds werd een buitengewoon voor
deel toegekend aan één enkele Hollandse
brouwerij, die meerdere exploitatiezetels bezit.
Vreemde brouwerijen komen in ons land
dus zeer gemakkelijk concurreren met onze
Belgische brouwerijen.
Naar mijn bescheiden oordeel zijn aan die
toestanden voor ons land talrijke nadelen ver
bonden
1° De stortingen van onze Belgische brou
werijen verminderen, en als wij de cijfers van
de vorige jaren, en vooral van de vooroor
logse periode, in vergelijking willen brengen,
dan stellen wij een gevoelige vermindering
vast. Er werden door onze Belgische brou
wers grote krachtinspanningen gedaan om de
installaties te moderniseren, en daarvoor wer
den grote kapitalen belegd. We moeten dur
ven zeggen dat de kwaliteit van onze Belgische
bieren niet is verminderd, wel integendeel, en
dat strekt deze nationale industrie tot eer
2° Onze Belgische brouwerijen zijn, gezien
de te hoge accijnsrechten in verhouding met
de Beneluxlanden, in de onmogelijkheid te
concurreren in de vreemde landen. Wij ver
liezen door de ongelijkheid van de te betalen
rechten onze plaats in het buitenland, waarop
wij nochtans recht hebben. Immers, de kwali
teit van onze Belgische bieren wordt ten
zeerste geprezen door de buitenlanders die
ons land bezoeken. Niet de kwaliteit verdrijft
ons uit de vreemde landen, maar de te hoge
lasten, die onze prijzen te zeer opdrijven.Onze
brouwers zijn in hun nationale fierheid ge
krenkt, omdat zij hun bieren in de vreemde
landen niet kunnen verkopen en minderwaar
dige vreemde kwaliteiten, omdat zij uit den
vreemde komen, hier een deel van het ver
bruik wegnemen
3° De buitenlandse concurrentie in ons
land en de onmogelijkheid om zelf naar het